7.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden cocaïne en MDMA. Ook heeft hij twee telefoons voorhanden gehad die bestemd waren voor de handel in harddrugs. Verdachte heeft bekend dat hij deze drugs en telefoons aanwezig had en dat dat ze daadwerkelijk zijn gebruikt en bestemd waren om de handel voor te bereiden of te bevorderen. Daarmee heeft verdachte zich aan twee strafbare feiten schuldig gemaakt. Harddrugs als cocaïne en MDMA zijn niet alleen zeer schadelijk voor de volksgezondheid, maar vooral cocaïne werkt ook verslavend met alle gevolgen van dien voor de maatschappij. De handel in harddrugs gaat bovendien gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en die in Amsterdam in het bijzonder regelmatig tot zeer ernstige incidenten leidt. Verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd en de rechtbank neemt hem dit zeer kwalijk.
Eendaadse samenloop
De rechtbank is, anders dan officier van justitie, van oordeel dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 sprake van eendaadse samenloop. Verdachte had namelijk bij fouillering en in zijn woning harddrugs aanwezig. Verdachte had de bedoeling om harddrugs te verkopen met de gevonden dealertelefoons. Het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen en het treffen van de voorbereidingshandelingen hebben daarmee betrekking op dezelfde verdovende middelen, zijn op dezelfde plaats en tijd geschied en de strafbaarstellingen in artikel 2 onder C van de Opiumwet en artikel 10a van de Opiumwet hebben een vergelijkbare strekking.De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de strafmaat.
Uitgangspunten voor de strafoplegging
De rechtbank hanteert de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunten) die rechtbanken hebben vastgesteld als vertrekpunt voor de strafoplegging. Bij het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid tussen de 150 en 200 gram harddrugs geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken als uitgangspunt. Er zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld voor het treffen van voorbereidingshandelingen van handel in harddrugs.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 29 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren één keer eerder is veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. Gelet op deze recidive, is de rechtbank van oordeel dat afwijking van het hierboven omschreven oriëntatiepunt in het nadeel van verdachte op zijn plek is.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsadvies van 5 januari 2024, opgesteld door [persoon] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Hieruit volgt, kort samengevat, het volgende. Bij bewezenverklaring kan volgens de reclassering worden gesproken van een beginnend delictpatroon. Er zijn verschillende positieve factoren aanwezig in het leven van verdachte. Hij heeft een goede band met zijn familie en er lijkt geen sprake te zijn van negatieve sociale contacten. Er lijkt stabiliteit te zijn op het gebied van huisvesting, dagbesteding en psychosociaal functioneren en er is geen sprake van financiële problematiek of overmatig middelengebruik. Vermoedelijk ligt een financieel motief ten grondslag aan onderhavig feit gezien de aard van het delict. Op basis hiervan schat de reclassering in dat verdachte zelfredzaam is en in staat is bewuste keuzes (inclusief de keuze voor een delictvrij bestaan) te maken en de gevolgen hiervan te overzien. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat. De risico’s op letsel en onttrekking aan voorwaarden worden ingeschat als laag. De reclassering adviseert toepassing van het volwassenenstrafrecht. Verdachte is volgens de reclassering zelfredzaam, er is geen sprake van gebrekkige handelingsvaardigheden over en maakt een indruk conform kalenderleeftijd. Gelet op het voorgaande ziet de reclassering geen aanknopingspunten voor een straf met bijzondere voorwaarden. Met betrekking tot de mogelijke strafmodaliteiten, rapporteert de reclassering dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk zou zijn in verband met het mogelijke verlies van de opleiding van verdachte.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat één van de feiten van de zaak zal worden afgesplitst, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf van 180 uren met aftrek van het voorarrest opleggen. Daarnaast wordt aan hem een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren opgelegd.
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
90,55 euro (omgewisseld van 100 USD, goednummer: 6418201);
115,24 euro (omgewisseld van 100 GBP, goednummer: 6418203);
twee telefoons (goednummers: 6418207 en 6418444);
één kluis (goednummer: 6418210);
330,00 euro (omschrijving: 2023250640, geen goednummer bekend);
31.730,00 euro (geen omschrijving of goednummer bekend);
verschillende hoeveelheden verdovende middelen (goednummers: 6418128 en 6418129, 6418135, 6418144, 6418146, 6418147, 6418149, 6418150, 6418151, 6418186, 6418187, 6418188, 6418189, 6418190, 6418191, 6418194, 6418195, 6418196, 6418197, 641819
[vermoedelijk gaat het hier om een kennelijke verschrijving op de beslaglijst en is het correcte goednummer 6418198], 6418199, 6418200);
tien pillen Diazepam (goednummer: 6418142).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de goederen onder nummers 1, 2 en 8 worden teruggegeven aan verdachte. De goederen onder nummers 3 tot en met 6 dienen te worden verbeurdverklaard. Alle overige goederen (de verdovende middelen onder nummer 7) dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behalve voor zover het ziet op het geldbedrag onder nummers 5 en 6. Daarvan is door de raadsvrouw verzocht dit terug te doen geven aan verdachte.
De voorwerpen onder nummers 3 en 4 behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot de voorwerpen onder nummers 7 en 8 het onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer. Hoewel diazepam niet op één van de lijsten van de Opiumwet staat, gaat het wel om een medicatie die slechts op recept bij een arts te verkrijgen is. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang en zal ook dit goed worden onttrokken aan het verkeer.
Nu geen relatie tussen de onder nummers 1 en 2 genoemde goederen en de bewezenverklaarde feiten kan worden vastgesteld, zullen deze worden teruggegeven aan verdachte.
Het inbeslaggenomen geld onder nummers 5 en 6
Gelet op de beslissing van de rechtbank om feit 3 af te splitsen (zie paragraaf 3.4.4 van dit vonnis) zal de rechtbank iedere beslissing aanhouden ten aanzien van de onder nummer 5 en 6 inbeslaggenomen geldbedragen.