ECLI:NL:RBAMS:2024:4094

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
13/150449-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door Rechtbank Amsterdam

Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Frankenthal Local Court in Duitsland. Het EAB, dat op 17 april 2024 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 2002, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De behandeling van het EAB vond plaats op 26 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, en een tolk in de Duitse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, maar deze onschuldbewering leidt niet tot weigering van de overlevering. De rechtbank is gebonden aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit en heeft geen aanleiding gezien om van dit uitgangspunt af te wijken.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, aangezien het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld als een zogenoemd lijstfeit, in dit geval georganiseerde of gewapende diefstal. De uitspraak is gedaan door mr. R.A. Sipkens, voorzitter, en mrs. A.J.R.M. Vermolen en M.C. Danel, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. R.R. Eijsten. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/150449-24
Datum uitspraak: 10 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 15 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 april 2024 door
the Frankenthal Local Court(Duitsland, hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 2002,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 juni 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van 11 januari 2024 van
the Frankenthal (Palatinate) Local Court(referentie: 4a Gs 10/24).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
Het is aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om, aan de hand van het recht van die lidstaat, te beoordelen of het strafbare feit waarvoor overlevering wordt verzocht onder de hiervoor genoemde lijst valt. Uitgangspunt is dat de rechtbank aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit is gebonden. [4]
De raadsman heeft aangevoerd dat de omschrijving van de verdenking niet de lading van het hiervoor genoemde lijstfeit dekt. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de rechtbank aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit is gebonden.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon verklaart niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit, anders dan de OLW vereist, niet tijdens het verhoor ter zitting aangetoond.
De onschuldbewering leidt alleen om die reden al niet tot weigering van de overlevering. [5]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Frankenthal Local Court(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en M.C. Danel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Vgl. HvJ EU 6 oktober 2021, C-136/20, ECLI:EU:C:2021:804 (LU (Recouvrement d’amendes de circulation routière)), punt 42.
5.Rechtbank Amsterdam, 19 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4340.