ECLI:NL:RBAMS:2024:4065

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
13-079512-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor tenuitvoerlegging van een straf in het kader van Europees strafrecht

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13-079512-24, een beslissing genomen op een verzoek om aanvullende toestemming voor de tenuitvoerlegging van een straf. Dit verzoek was ingediend door de Procureur des Konings van het Openbaar Ministerie in België op 7 maart 2024, met betrekking tot een persoon die in België gedetineerd is. De overgeleverde persoon, geboren in 1973, heeft verklaard geen bezwaren te hebben tegen de tenuitvoerlegging van de straf die hem is opgelegd door de correctionele rechtbank van [plaats] op 3 oktober 2022. Tijdens een verhoor op 20 maart 2024 heeft hij afstand gedaan van zijn recht op bijstand van een advocaat en verklaard akkoord te gaan met de uitvoering van de resterende gevangenisstraf in België.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld en op basis van een garantie van de Belgische autoriteiten, dat de overgeleverde persoon in een humane omgeving zal worden gedetineerd, geconcludeerd dat het risico op onmenselijke behandeling is weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon in overeenstemming met de fundamentele rechten zal worden behandeld en dat de detentieomstandigheden voldoen aan internationale standaarden. Gezien deze waarborgen heeft de rechtbank besloten het verzoek om toestemming voor de tenuitvoerlegging van de straf toe te wijzen, op grond van artikel 14 van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-079512-24
Datum beslissing: 2 juli 2024
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 25 maart 2024, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor de tenuitvoerlegging van een straf die is opgelegd voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan en waarvoor de betrokkene niet is overgeleverd, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door de Procureur des Konings van het Openbaar Ministerie [plaats] (België) op 7 maart 2024 en betreft:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] (België),
thans gedetineerd in België,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
Hoorrecht
De overgeleverde persoon is 20 maart 2024 door de Lokale politie, [regio] over dit verzoek gehoord. In de uitnodiging staat vermeld dat hij over het volgende zou worden gehoord: "Inlichtingen omtrent het verder uitzitten van de rest van de gevangenisstraf in België nav het vonnis van de correctionele rechtbank van [plaats] van 03.10.2022”. Het proces-verbaal van dat verhoor van 9 april 2024, dat door de overgeleverde persoon ondertekend is, houdt onder meer het volgende in:
“Ik neem kennis van de feiten die U bezighouden.
Ik werd door jullie diensten schriftelijk uitgenodigd, inhoudende de rechten.
Ik doe weloverwogen afstand van bijstand van een advocaat.
Ik neem kennis van het vonnis dd. 03.10.2022 van de correctionele rechtbank van [plaats] . Ik heb dus nog de vervangende gevangenisstraf van 1 jaar, 2 maanden en 7 dagen uit te zitten. Ik heb geen bezwaren tegen dit vonnis en de uitvoering. Ik ben akkoord om de rest van deze gevangenisstraf in België verder uit te zitten.
Meer heb ik niet te verklaren.”
Hoewel de overgeleverde persoon hiermee niet conform het recht van de uitvaardigende lidstaat expliciet afstand heeft gedaan van het specialiteitsbeginsel, en het verhoor bij een niet-rechterlijke autoriteit heeft plaatsgevonden, is materieel voldaan aan de vereisten voor een verzoek tot aanvullende toestemming.
De opgeëiste persoon heeft tijdens dat verhoor immers feitelijk de mogelijkheid gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de straf kenbaar te maken en dus materieel zijn eventuele opmerkingen en bezwaren tegen het verzoek tot toestemming kenbaar te maken, [1] en geeft ondubbelzinnig aan geen bezwaren te hebben tegen de tenuitvoerlegging van de straf.
Detentieomstandigheden
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [2]
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 11 maart 2024, afkomstig van het Diensthoofd bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, te Brussel de volgende detentiegarantie is gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd. 07/03/2024) betreffende de detentieomstandigheden [opgeëiste persoon] (° [geboortedatum] ) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. XX/02/2024, ref. EU.60.F1. 502270/2020) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische autoriteiten verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Hasselt indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [3]
De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de overgeleverde persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de overgeleverde persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan. De overgeleverde persoon was in persoon aanwezig tijdens de procedure die tot de veroordeling van de rechtbank in [plaats] van 3 oktober 2022 heeft geleid.
De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.

2.Beslissing

De rechtbank:
verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor tenuitvoerlegging van de straf voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is genomen op 2 juli 2024 door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier.

Voetnoten

1.HvJ EU 26 oktober 2021, C-428/2 1 PPU en C-429 1 PPU, ECLI:EU:C:202 1:876, punt 63.
3.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.