ECLI:NL:RBAMS:2024:4061

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
13-130757-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De officier van justitie had op 17 april 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat op 16 april 2024 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in de Dominicaanse Republiek, werd bijgestaan door zijn raadsman tijdens de zitting op 18 juni 2024. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd en heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn overlevering kan worden toegestaan onder bepaalde voorwaarden.

De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld, waarin werd bevestigd dat de opgeëiste persoon na overlevering in België zal worden behandeld in overeenstemming met de fundamentele rechten en internationale standaarden. De verdediging voerde aan dat de detentieomstandigheden in België zorgwekkend zijn, maar de rechtbank oordeelde dat de individuele garantie voldoende was om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet het risico loopt op onmenselijke behandeling. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van recente incidenten in Belgische gevangenissen, maar concludeerde dat deze niet afdoen aan de verstrekte garanties.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, met inachtneming van de waarborgen die zijn gegeven door de Belgische autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-130757-24
Datum uitspraak: 2 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 17 april 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 april 2024 door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het (brief)adres:
[adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 juni 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.M.J.H. Coumans, advocaat te Duivendrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek uitgevaardigd door G. Franssens, onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen van 16 april 2024, met dossier nr 2024/076 OR G. Franssens; not nr.: AN48.LB.42469-24.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 28, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
opzettelijke brandstichting
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings Antwerpen heeft op 3 mei 2024 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5 §3 van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon].
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [4]
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 8 mei 2024, afkomstig van het Diensthoofd bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, te Brussel de volgende detentiegarantie is gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd. 03/05/2024) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] ([geboortedag]2001) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel ( dd. 16/04/2024, ref. 2024/076) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd dient te worden gezien de zorgelijke detentieomstandigheden in België. De opgeëiste persoon wordt volgens de individuele detentiegarantie gedetineerd in de gevangenis in Antwerpen. Daar is in maart dit jaar nog een ernstig geweldsincident geweest waarbij een gedetineerde gegijzeld en gemarteld is. Begin juni zijn, naar aanleiding van die gijzeling, weer persberichten naar buiten gekomen over de aanhoudende overbevolking en het uitblijven van verbetering in Belgische detentie-instellingen. De individuele detentiegarantie is onvoldoende omdat alleen wordt gesproken over de gevangenis in Antwerpen, terwijl juist daar het leefklimaat niet voldoet aan de Europese maatstaven.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft al een algemeen gevaar aangenomen op vernederende en onmenselijke behandeling in Belgische detentie-instellingen. Dit algemene gevaar kan ondervangen worden met een individuele garantie. De afgegeven individuele detentiegarantie is voldoende en garandeert dat de mensenrechten van de opgeëiste persoon worden gewaarborgd na zijn eventuele overlevering. Zo heeft de rechtbank recentelijk nog geoordeeld dat de overlevering kon worden toegestaan met een gelijkluidende individuele detentiegarantie voor de gevangenis in Antwerpen. [5]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is gelet op de hiervoor geciteerde, specifiek voor de opgeëiste persoon afgegeven garantie van de Belgische autoriteiten van oordeel dat er voor hem na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling. Het gevaar van een dergelijke behandeling is met deze garantie voor hem immers niet meer aanwezig.
De rechtbank is bekend met het door de raadsman benoemde geweldsincident in de gevangenis in Antwerpen en is ambtshalve bekend met het recente geweldsincident in de gevangenis in Sint-Gillis, en de recente (24-uurs) stakingen in Belgische detentie-instellingen. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van een incident in de gevangenis in Antwerpen op 15 juni 2024, waarbij 3 cipiers gewond zijn geraakt toen ze werden aangevallen door een gedetineerde. De hiervoor genoemde en ook door de raadsman aangehaalde gebeurtenissen beschouwt de rechtbank als incidenten die weliswaar heel zorgelijk zijn. Zij leiden echter - mede gelet op de aard en de oorzaken van het vastgestelde algemene gevaar en op de aard en inhoud van de verstrekte individuele garantie - niet tot het oordeel dat deze garantie niet meer volstaat.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, België voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 2 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Rechtbank Amsterdam, 28 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1821.