ECLI:NL:RBAMS:2024:4057

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
23-1283
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bewonersparkeervergunning door de Rechtbank Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2024, zaaknummer AMS 23/1283, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een bewonersparkeervergunning beoordeeld. Eiseres, woonachtig in Amsterdam, had op 27 september 2022 een vergunning aangevraagd, maar deze werd op 10 oktober 2022 afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres beschikt over een parkeerplek in de parkeergarage van haar woning, maar haar elektrische auto is te zwaar om daar te parkeren. De rechtbank oordeelt dat eiseres op de hoogte had kunnen zijn van de regels omtrent het gebruik van haar parkeerplaats en dat de bijdrage van elektrische auto's aan de luchtkwaliteit geen rol kan spelen in de individuele afweging van de hardheidsclausule. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskosten vergoed krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, hierna: het college
(gemachtigde: mr. D. de Vries).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een bewonersparkeervergunning.
1.2.
Eiseres woont op het adres [adres] in Amsterdam, gelegen in deelvergunninggebied [locatie]. Op 27 september 2022 heeft eiseres een bewonersparkeervergunning aangevraagd.
1.3.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 10 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag voor een bewonersparkeervergunning mocht weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht het college de vergunning weigeren?
Standpunten van partijen
3.1.
Eiseres stelt dat zij haar volledige elektrische voertuig niet in de parkeergarage gelegen bij haar woning kan parkeren, omdat haar voertuig het maximale toegestane gewicht voor de parkeergarage overschrijdt. Het voertuig van eiseres weegt 2395 kg, daar waar het draaisysteem van de pallets in de parkeergarage maximaal 2000 kg aan kan. Eiseres heeft conform de voorwaarden zoals vermeld op de website van de gemeente Amsterdam een ‘een verklaring geen parkeerplaats’ overgelegd, ondertekend door de Vereniging van Eigenaars (VVE) en haarzelf. Het is voor eiseres praktisch onmogelijk om haar auto in de parkeergarage te parkeren, waardoor eiseres niet kan beschikken over een stallingsplaats.
3.2.
Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van de Parkeerverordening 2013 (Parkeerverordening) die aan de bewonersparkeervergunning zijn verbonden, namelijk het niet kunnen beschikken over een eigen parkeergelegenheid. Verder wordt het aantal stallingsplaatsen waar bewoners over kunnen beschikken afgetrokken van het maximum aantal te verlenen bewonersparkeervergunningen in een vergunning gebied. In het geval van eiseres wordt maximaal één bewonersparkeervergunning per adres verleend als aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan.
Het toetsingskader
3.3.
Volgens artikel 1, aanhef en onder hh van de Parkeerverordening is een stallingsplaats: een plaats, juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld om motorvoertuigen te stallen, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaand of toegankelijk.
3.4.
Volgens artikel 9, eerste lid, van de Parkeerverordening kan het college geen vergunning verlenen als een bewoner beschikt of kan beschikken over een stallingsplaats. Uit de toelichting op dit artikel volgt dat bij de beoordeling van de vraag of een bewoner over een stallingsplaats beschikt of kan beschikken, op grond van de jurisprudentie uitgegaan wordt van een ruimte interpretatie.
3.5.
Volgens artikel 32, eerste lid, van de Parkeerverordening wordt een vergunning geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening.
Het oordeel van de rechtbank
3.6.
De rechtbank stelt vast dat eiseres over een auto beschikt en dat eiseres, zoals dat blijkt uit het door het college op zitting overgelegde leveringsakte van het Kadaster, eigenaar is van een parkeerplek in de parkeergarage van het pand waarin de woning van eiseres zich bevindt, die aan de normen van artikel 1, aanhef en onder hh, van de Parkeerverordening 2013 voldoet. Eiseres heeft dus volgens de geldende regels in beginsel geen recht op een bewonersparkeervergunning. De omstandigheid dat de huidige auto van eiseres te zwaar is voor deze parkeergarage doet hier niet aan af. Eiseres kan immers beschikken over haar parkeerplaats in de parkeergarage gelegen bij haar woning. De rechtbank merkt hierbij op dat de relevante bepalingen uit de Parkeerverordening van dwingendrechtelijke aard zijn. [1] Dat betekent dat het college geen beoordelingsruimte heeft in het toepassen van deze regels en geen ruimte heeft voor een belangenafweging. Wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens de Parkeerverordening, dan moet het college de aanvraag in beginsel weigeren, tenzij sprake is van een geslaagd beroep op de hardheidsclausule.
Kan eiseres een geslaagd beroep doen op de hardheidsclausule?
4.1.
Eiseres stelt dat het college de hardheidsclausule ten gunste van haar had moeten toepassen. Eiseres mag dan wel een parkeerplaats hebben in de parkeergarage gelegen bij haar woning, maar door het te zware gewicht van haar huidige auto kan zij die feitelijk niet gebruiken. Om dit aan te tonen heeft eiseres verschillende stukken overgelegd, een ‘verklaring geen eigen parkeerplaats’ met ondertekening van de VVE, een kentekencheck waaruit het gewicht van de auto blijkt en een ‘woonstipboekje’ over de gebruikscapaciteiten van de garage. Door een elektrische auto te kopen draagt eiseres bij aan een beter milieu, dit strookt met het beleid van de gemeente Amsterdam, dat gericht is om uitstoot te verminderen. Elektrische voertuigen leveren hierin een essentiële bijdrage en het is algemeen bekend feit dat elektrisch voertuigen doorgaans zwaarder zijn, volgens eiseres. Eiseres is nu genoodzaakt haar auto op 800 meter afstand van haar woning te parkeren op een onveilige plek. De gevolgen van het besluit zijn onevenredig hard in het geval van eiseres.
4.2.
Volgens artikel 40 van de Parkeerverordening is het college bevoegd, in gevallen waarin toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van het bepaalde in deze verordening. De rechtbank stelt voorop dat het college bij het toepassen van de hardheidsclausule zowel beleids- als beoordelingsruimte heeft. Dit betekent dat het college relatief veel vrijheid heeft en dat de rechtbank de keuzes van de gemeente op dit gebied terughoudend moet toetsen. Het beleid van de gemeente is erop gericht het autogebruik in de stad te reguleren. De regeling wordt daarom strikt toegepast. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen (hardheid) kan in afwijking van de Parkeerverordening een bewonersparkeervergunning worden verleend. De rechtbank acht dit beleid niet kennelijk onredelijk of anderszins onjuist.
4.3.
Het college heeft toegelicht dat de hardheidsclausule alleen in zeer bijzondere gevallen wordt toegepast, bijvoorbeeld bij mensen die levensbedreigend ziek zijn. Dat speelt bij eiseres niet. De situatie van eiseres onderscheidt zich niet in bijzondere mate van de situatie van andere in Amsterdam wonende personen met een auto die ook geen vergunning (meer) kunnen krijgen, aldus het college. De rechtbank acht dit standpunt niet onredelijk. Daarbij heeft de rechtbank de omstandigheid in aanmerking genomen dat eiseres op de hoogte had kunnen zijn van de geldende voorwaarden voor parkeervergunningen binnen de gemeente Amsterdam, dit betreft namelijk openbaar toegankelijke bronnen die eiseres had kunnen raadplegen. Tevens had eiseres ook op de hoogte kunnen zijn van de regels omtrent het gebruik van haar eigen parkeerplaats in het pand waarin de woning van eiseres is gelegen. Op zitting heeft eiseres toegelicht dat zij sinds vier jaar eigenaar is van haar woning en dat zij haar elektrische voertuig pas later, twee jaar geleden, heeft aangeschaft. Eiseres kon dus bij het aanschaffen van haar elektrische voertuig weten dat het te zwaar was om te stallen in de parkeergarage gelegen bij haar woning. De keuze van eiseres om toch een voertuig aan te schaffen dat te zwaar is, komt voor haar eigen rekening en risico. De rechtbank overweegt verder dat niet gebleken is dat het betalen van de kosten voor het parkeren van de auto, naast de kosten voor een eigen parkeerplek in de parkeergarage, in het geval van eiseres grote financiële problemen veroorzaakt of anderszins tot een bijzondere hardheid leidt.
4.4.
Ten aanzien van de stelling van eiseres over de bijdrage van elektrische auto’s voor betere luchtkwaliteit overweegt de rechtbank het volgende. De hoogste rechter heeft in een uitspraak van 27 november 2019 geoordeeld dat, hoewel de hardheidsclausule ruimte biedt voor een belangenafweging, het aspect van luchtkwaliteit nooit een rol kan spelen in de individuele afweging in het kader van de hardheidsclausule van artikel 40 van de Parkeerverordening. Daargelaten de vraag of het belang van goede luchtkwaliteit in het kader van dit besluit relevant is, is de hardheidsclausule voor een dergelijk algemeen belang niet bedoeld. [2] De rechtbank sluit zich hierbij aan.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de hardheidsclausule niet toegepast hoeft te worden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van
mr. G. dos Santos 't Hoen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
5 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 32 van de Parkeerverordening.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 27 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3973.