ECLI:NL:RBAMS:2024:3989
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beklag tegen inbeslagname van honden gegrond, verwaarlozing niet aangetoond
Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagster, geboren in 1973, een beklag indiende tegen de inbeslagname van haar honden. De honden, waaronder een aantal puppies van het ras Pomeriaan, waren op 28 maart 2024 in beslag genomen op basis van een melding van de dierenwelzijnsorganisatie House of Animals. De klaagster, vertegenwoordigd door haar raadsman mr. L. de Leon, stelde dat zij altijd goed voor de honden zorgde en dat de honden die later aan de eigenaren waren teruggegeven, verwaarloosd waren tijdens de inbeslagname. Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door officier van justitie mr. J.J. Smilde, verzet zich tegen de teruggave van de honden en stelt dat de klaagster de honden deskundige zorg heeft onthouden.
De rechtbank heeft op 19 juni 2024 de zaak behandeld en op basis van de ingediende stukken en de medische verklaringen van dierenartsen geconcludeerd dat er geen sprake was van verwaarlozing. De rechtbank oordeelde dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter de in beslag genomen honden later zal verbeurd verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klaagster ontvankelijk is in haar beklag en dat er onvoldoende strafvorderlijk belang is om het beslag te handhaven. Daarom heeft de rechtbank besloten het beklag gegrond te verklaren en de teruggave van de honden aan de klaagster te gelasten.
De beslissing is genomen door mr. J. Thomas, in tegenwoordigheid van griffier G. Jenuwein, en is uitgesproken op 28 juni 2024. Tegen deze beslissing staat voor zowel de klaagster als het Openbaar Ministerie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beslissing.