ECLI:NL:RBAMS:2024:3937

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
13-091399-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake Mega Holmen: veroordeling voor medeplegen van gewoontewitwassen, ondergronds bankieren, witwassen en deelneming aan een criminele organisatie

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen Mega Holmen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder gewoontewitwassen, ondergronds bankieren, en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 mei 2021 tot en met 1 juli 2021 betrokken was bij negen geldtransacties, waarbij in totaal een bedrag van € 4.203.322,- is gewitgewassen. Daarnaast is op 12 april 2022 een bedrag van € 606.180,- aangetroffen in een verborgen ruimte in de woning van de verdachte, wat eveneens als witwassen is gekwalificeerd. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als geldkoerier binnen de criminele organisatie vastgesteld, die in totaal meer dan € 95 miljoen heeft gewitgewassen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van verschillende inbeslaggenomen goederen bevolen, waaronder een personenauto en een geprepareerde poef met verborgen ruimte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-091399-22
Datum uitspraak: 2 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 januari 2024, 1 februari 2024, 6 februari 2024 en 2 juli 2024. Het onderzoek is gesloten op 2 juli 2024, waarna direct uitspraak is gedaan in de zaken van verdachte en de medeverdachten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. S.A. van de Vliet en mr. U.E.A. Weitzel (hierna: de officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.W.P. Beijen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – ten laste gelegd dat hij:
Feit 1: in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 tezamen en in vereniging met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van een bedrag van € 4.203.322,-, bestaande uit 9 geldtransacties;
Feit 2: op 12 april 2022 in Nederland een geldbedrag van € 606.180,- heeft
witgewassen;
Feit 3: in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit verdachte en de medeverdachten, met het oogmerk op het plegen van misdrijven, te weten (gewoonte-)witwassen en/of bankieren zonder vergunning;
Feit 4: in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 tezamen en in vereniging, met een zetel in Nederland, opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank heeft gebankierd, voor een bedrag van € 4.203.322,-, bestaande uit 9 geldtransacties.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 vindt de officier van justitie dat een periode van januari 2020 tot en met april 2022 kan worden bewezen, omdat verdachte sinds januari 2020 actief was op een PGP-telefoon.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 en feit 4 op het standpunt gesteld dat slechts de periode van 24 mei 2021 tot en met 16 juni 2021 bewezen kan worden verklaard, gelet op de data van de tenlastegelegde transacties. Ook bij feit 3 verzoekt de verdediging om een kortere periode bewezen te verklaren, namelijk van 4 februari 2020 tot en met 12 april 2022. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte vóór 4 februari 2020 heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Verdachte heeft slechts de rol van geldkoerier vervuld en deed dit in opdracht van zijn broer [medeverdachte 1] .
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
3.3.1.
Inleiding
Het opsporingsonderzoek met de naam Holmen is op 10 januari 2020 aangevangen naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI). Uit deze informatie kwam het vermoeden naar voren dat het pand aan de [adres] gebruikt zou worden om grote geldbedragen wit te wassen, onder meer door middel van cryptovaluta. Daarbij werd onder meer de naam van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) genoemd. Het genoemde pand aan de [adres] bleek zijn eigendom te zijn. Van 13 februari 2020 tot 6 maart 2020 heeft bij dat pand een camera-observatie plaatsgevonden waardoor het vermoeden van witwashandelingen op deze locatie werd versterkt. Op de camerabeelden werd gezien dat regelmatig tassen met vermoedelijk contante gelden in en uit het pand werden gebracht. Op de camerabeelden werd eveneens gezien dat [verdachte] in deze periode meerdere malen met zijn auto het bedrijfspand aandeed. [2]
Vanaf maart 2020 is de cameraobservatie op de [adres] stopgezet vanwege het opstarten van zijtakonderzoek Sestus. Dit onderzoek is opgestart op basis van TCI-informatie over twee andere verdachten die zich bezig zouden met de handel in verdovende middelen en het witwassen van crimineel geld. Op 23 september 2020 werden in dit onderzoek verschillende aanhoudingen verricht, nadat een van die verdachten twee zwarte sporttassen en vier bigshopper-tassen aan een andere verdachte leverde. In deze tassen bleek een bedrag van meer dan drie miljoen euro te zitten. [3] Uit peilbakengegevens en OVC-gesprekken kwam het vermoeden naar voren dat dit geldbedrag afkomstig was van [medeverdachte 1] en was geleverd vanuit de [adres] . [4]
Op 25 september 2020 is de cameraobservatie van de [adres] hervat. De vermoedelijke geldleveringen vonden nog steeds plaats en daarbij kwamen ook verschillende familieleden van [medeverdachte 1] in beeld. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een verdenking van witwassen ten aanzien van onder meer [medeverdachte 2] , [naam 1] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] , allen ook met de achternaam [achternaam] Ter zitting is overeengekomen dat alle verdachten bij hun voornaam zouden worden genoemd en voor de leesbaarheid zal dit ook in het vonnis gebeuren. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [naam 1] zouden hoofdzakelijk betrokken zijn bij het witwassen van geld vanaf de [adres] , en [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] zouden betrokken zijn bij geldleveringen aan en van derden.
Naast onderzoek Sestus hebben ook diverse andere zijtakonderzoeken bijgedragen aan de verdenkingen.
Het onderzoek Adonora ziet op meerdere, uit bakengegevens en observaties blijkende, ontmoetingen tussen [verdachte] en [naam 2] , waarbij tassen werden overgedragen. In sommige gevallen bracht [verdachte] de tassen vervolgens naar de [adres] . [naam 2] kon worden gekoppeld aan [naam 3] en een pand in [plaats] , waar later bij een doorzoeking grote hoeveelheden contante gelden, verdovende middelen en vuurwapens werden aangetroffen. Op 24 juni 2021 werd tot aanhouding van [naam 3] en [naam 2] overgegaan, toen het vermoeden bestond dat zij een geldlevering zouden doen aan [verdachte] . In hun auto werd toen een groot geldbedrag in een bigshopper-tas aangetroffen. In de telefoons van [naam 3] en [naam 2] werd vermoedelijke communicatie met [medeverdachte 1] aangetroffen. Ook was er communicatie die leek te gaan over geldleveringen in relatie tot [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . [5]
Het onderzoek Kaliman richtte zich op [naam 4] . Uit bakengegevens in combinatie met observaties rees het vermoeden dat [medeverdachte 3] tassen met contant geld leverde aan [naam 4] .
Gedurende het onderzoek Holmen werd gezien dat [naam 4] ook de locatie aan de [adres] bezocht. Op 4 mei 2021 werd [naam 4] aangehouden, waarna in de woning van zijn moeder een tas met contanten werd aangetroffen. Het vermoeden bestond dat de tas kort daarvoor door [medeverdachte 3] was afgegeven. [6]
Het onderzoek Novelo had betrekking op [naam 5] . Op camerabeelden van de [adres] was te zien dat [naam 5] meerdere keren met een rugzak het pand aan de [adres] binnenging en met een meer gevulde rugzak het pand verliet. Op 16 november 2021 werd op de camerabeelden gezien dat [naam 5] vanaf de [adres] naar [locatie] in Rotterdam reed, waar hij met de meer gevulde rugzak het pand binnenging. Kort daarop werd door de politie het pand van [locatie] betreden. Tijdens de daaropvolgende doorzoeking werd een bedrag van € 85.710,- in contanten aangetroffen, waarvan € 46.280,- in de rugzak die [naam 5] daarvoor bij zich droeg. Het vermoeden bestond dat deze contanten afkomstig waren van de [adres] . [7]
Diverse verdachten, onder wie ook [verdachte] [8] , zijn door de politie gekoppeld aan EncroChat- en/of Sky-accounts. Uit de versleutelde chatberichten leidt de politie af dat [bedrijf 1] werd gebruikt om grote contante geldbedragen af te geven of te ontvangen. Uit ontsleutelde EncroChat-berichten komt naar voren dat de gebruiker van het account [account 1] , toegeschreven aan [medeverdachte 2] , op die locatie bedragen in ontvangst neemt van de gebruiker van het account [account 2] . [account 2] spreekt in zijn berichten over ‘cookers uit Mexico’ en ‘working in the labs’ en is nadien geïdentificeerd en veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij synthetische drugslabs. [9] Uit EncroChat- en Sky-berichten kwamen ook de locaties [adres] ( [bedrijf 2] , een onderneming van [medeverdachte 3] ) en [adres] ( [bedrijf 3] , gerund door [medeverdachte 5] en in eigendom van [medeverdachte 6] ) als locaties van vermoedelijke witwashandelingen en ondergronds bankieren naar voren. [10]
Zaaksdossiers uit voornoemde onderzoeken zijn gevoegd in het dossier van Holmen. Naar aanleiding van deze onderzoeken heeft de politie op de actiedag van 12 april 2022 verdachte en de medeverdachten aangehouden. Hierbij zijn diverse panden en woningen van de verdachten doorzocht, waarbij onder meer grote hoeveelheden contant geld, deels verborgen in poefen, en geldtelmachines zijn aangetroffen.
3.3.2.
Bewezenverklaring feit 1
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde witwassen in vereniging heeft begaan in de periode van 1 mei 2021 tot en met 1 juli 2021 en dat hij hier een gewoonte van heeft gemaakt.
Zoals hierboven reeds beschreven, is uit het onderzoek – op grond van bakengegevens in combinatie met observaties - gebleken van meerdere ontmoetingen tussen verdachte en [naam 2] waarbij tassen werden overgedragen. Bij observaties is gezien dat verdachte de tassen vermoedelijk vervoerde in een verborgen ruimte in zijn auto. De aanwezigheid van een verborgen ruimte is later ook vastgesteld. [11] Op iPods, die bij [naam 3] en [naam 2] zijn aangetroffen, zijn onderlinge chatgesprekken over deze ontmoetingen gevonden, waarin concrete bedragen worden genoemd die zouden zijn overgedragen aan of door [verdachte] . Het gaat in totaal om negen overdrachten tussen 24 mei 2021 en 16 juni 2021, te weten op 24 mei 2021 [12] , 29 mei 2021 [13] , 31 mei 2021 [14] , 1 juni 2021 [15] , 3 juni 2021 [16] , 5 juni 2021 [17] , 7 juni 2021 [18] , 16 juni 2021 [19] en 11 juni 2021 [20] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad geldleveringen heeft gedaan en in ontvangst heeft genomen. Hij heeft hierover geen vragen gesteld, maar wist op enig moment wel dat het niet koosjer was. [21]
Bewijsoverwegingen feit 1
De rechtbank kan ten aanzien van de transacties niet vaststellen dat het overgedragen geld afkomstig is uit een specifiek bronmisdrijf. Ook als niet duidelijk is uit welk specifiek bronmisdrijf een voorwerp afkomstig is, kan witwassen worden bewezen. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit misdrijf afkomstig is. Indien de feiten en omstandigheden zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank vindt dat sprake is van een witwasvermoeden. Het gaat om grote bedragen die op de openbare weg, buiten het legale financiële verkeer, werden overgedragen in onder meer sporttassen en die werden vervoerd in een auto met een verborgen ruimte. Verdachte leverde de geldbedragen aan en ontving deze van of via personen die te koppelen zijn aan een woning waarin naast geldbedragen ook grote hoeveelheden verdovende middelen en vuurwapens zijn aangetroffen. Verdachte heeft geen verklaring over de herkomst van het geld gegeven om dit vermoeden te ontzenuwen. Integendeel, verdachte heeft zelf verklaard dat hij wist dat het niet koosjer was. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze bedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf en dat verdachte, voor zover hij niet ten volle wist dat het geld uit misdrijf afkomstig was, in ieder geval de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard. Door het voorhanden hebben en overdragen van deze bedragen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Gelet op voornoemde bewezen transacties is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde periode moet worden wordt verkort tot de tijd waarin de transacties hebben plaatsgevonden. Verdachte wordt dus vrijgesproken van het witwassen buiten de periode 1 mei 2021 tot en met 1 juli 2021.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd een gewoonte, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. Daarbij geldt niet de eis dat wordt vastgesteld dat die gedragingen zich met een bepaalde minimumfrequentie hebben voorgedaan. [22] Aangezien verdachte in relatief korte tijd betrokken was bij negen transacties, waarbij steeds met dezelfde personen op dezelfde plekken wordt afgesproken, is de rechtbank is van oordeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
3.3.3.
Bewezenverklaring feit 2
Op 12 april 2022 is er op het adres van verdachte ( [adres] ) een geldbedrag van € 606.180,- aangetroffen. Dit geldbedrag zat in een verborgen ruimte in een poef. [23] De poef was te openen met een zogenaamde tag. De bodem van de poef was grotendeels voorzien van bankbiljetten en tevens bevond zich in de poef een geldtelmachine. De bankbiljetten waren met behulp van elastiekjes verpakt in bundels en deze bundels waren met behulp van elastiekjes samengevoegd. [24] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat dit geld afkomstig was uit voornoemde activiteiten als geldkoerier. [25] Daaruit volgt, onder verwijzing naar hetgeen is overwogen ten aanzien van feit 1, dat dit geld afkomstig is uit enig misdrijf. Door dit geld voorhanden te hebben en de vindplaats te verbergen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
3.3.4.
Bewezenverklaring feit 4
De rechtbank vindt – gelet op de bewijsmiddelen genoemd onder feit 1 – eveneens het onder feit 4 tenlastegelegde ondergronds bankieren bewezen. Verdachte beschikte niet over een vergunning van de Nederlandsche Bank, maar verrichte wel – tezamen en in vereniging met anderen – activiteiten die kunnen worden gekwalificeerd als betaaldienstverlening. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de tenlastegelegde transacties plaatsvonden buiten het formele geldcircuit. Verdachte heeft hierbij de rol gehad van koerier en heeft geld beschikbaar gesteld en afgeleverd. De rechtbank gaat hierbij uit van 9 geldtransacties ter waarde van € 4.203.322,- in de periode van 1 mei 2021 tot en met 1 juli 2021. Verdachte wordt voor het overige deel van de periode vrijgesproken.
3.3.5.
Bewezenverklaring feit 3
De rechtbank vindt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien met de bewijsmiddelen die zijn aangehaald bij feit 1, bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband (hierna: CSV), met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [naam 1] , dat tot doel had het plegen van misdrijven, namelijk gewoontewitwassen en bankieren zonder vergunning. Met de door de criminele organisatie verrichte transacties, vastgesteld op basis van informatie uit de onderzoeken Sestus, Adonora en Kaliman, Sky- en EncroChat-communicatie, en aangetroffen administratie, was, zoals hieronder nader uiteengezet, een totaalbedrag van € 95.989.960,- gemoeid. [26]
Locaties
Bij cameraobservaties van de [adres] werd gezien dat veelvuldig tassen het pand in en uit werden gebracht. In de onderzoeken Sestus, Adonora en Novelo is vastgesteld dat er geld in de tassen zat. [27] Het pand aan de [adres] werd gebruikt als hoofdlocatie van het CSV. Ook andere adressen gerelateerd aan leden van de familie [achternaam] komen uit het onderzoek naar voren als relevante locaties. Uit versleutelde Sky-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] komt naar voren dat op de locatie van [bedrijf 2] , een onderneming van [medeverdachte 3] , diverse transacties hebben plaatsgevonden. [28] [medeverdachte 3] was tevens reseller van de PGP-telefoons die gebruikt zijn in het CSV. [29] Ook [bedrijf 1] , de onderneming van [medeverdachte 6] , en [bedrijf 3] , de onderneming van [medeverdachte 5] , komen in diverse chatgesprekken als locatie voor het uitvoeren van transacties naar voren. [30]
Administratie
In het pand aan de [adres] is administratie aangetroffen waarin transacties zijn opgenomen die zijn te relateren aan transacties waarover wordt gesproken in de aangetroffen chatberichten. [31] Ook bij [bedrijf 1] is administratie aangetroffen die (deels) overeenkomt met de administratie op de [adres] . [32]
Transacties CSV
Op basis van de transacties die kunnen worden afgeleid uit de EncroChat- en SKY-berichten, is een berekening gemaakt van het totaal door het CSV verrichte transacties. [33] Daarbij is rekening gehouden met de omstandigheid dat bij één transactie meerderen verdachten betrokken kunnen zijn. Ten aanzien van [medeverdachte 1] volgt uit het dossier een totaalsom aan bevestigde transacties van € 65.067.528,-. [34] Ten aanzien van [naam 1] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van € 13.884.660,-. [35] Ten aanzien van [medeverdachte 3] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van € 20.390.307,-. [36] Ten aanzien van [medeverdachte 2] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van € 14.363.357,03. [37] Ten aanzien van [medeverdachte 5] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van
€ 6.861.140,-. [38] Ten aanzien van [medeverdachte 6] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van € 318.925,-. [39] Ten aanzien van [verdachte] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van € 4.203.322,-. [40] Ten aanzien van [medeverdachte 4] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van € 2.912.570,-. [41]
Rollen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachten de volgende rollen in de organisatie hebben gehad. [medeverdachte 1] had een coördinerende en leidende rol, voornamelijk vanaf de locatie [adres] . Hij hield het kasboek bij en gaf instructies aan de medeverdachten. [42] [medeverdachte 2] werkte vooral vanaf de [adres] en was betrokken bij transacties als bankier en geldkoerier. [43] [naam 1] was betrokken bij de transacties vanaf de [adres] . [44] [medeverdachte 3] was werkzaam vanuit [bedrijf 2] en was geldkoerier, bankier en reseller van PGP-telefoons voor de organisatie. Hij voerde in opdracht van [medeverdachte 1] deze transacties uit en deed leveringen vanaf de openbare weg en bij [bedrijf 2] . [45] [medeverdachte 4] werkte als geldkoerier en was vaak te vinden op de [adres] . [46] [medeverdachte 5] werkte als bankier vanuit de [bedrijf 3] en was vanuit hier verantwoordelijk voor de transacties. Klanten werden door [medeverdachte 1] naar de winkel gestuurd voor de transacties. [47] [medeverdachte 6] werkte als bankier vanaf de locatie [bedrijf 1] en was vanuit hier verantwoordelijk voor de transacties. [48] [verdachte] werkte als geldkoerier, en leverde en ontving geld op openbare plaatsen. [49]
Beoordelingskader deelname criminele organisatie
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet sprake zijn (geweest) van een organisatie met als doel het plegen van misdrijven. Het moet gaan om een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan de organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit de wetenschap van dat doel.
Toepassing van dit beoordelingskader op deze zaak
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband waarbij de deelnemers het doel hadden om een gewoonte te maken van witwassen en ondergronds te bankieren. Binnen het samenwerkingsverband speelden de verschillende verdachten ieder een eigen rol. Verdachte was degene die fungeerde als koerier van geldbedragen. Gelet op zijn bijdrage en hetgeen de rechtbank ten aanzien van de overige feiten heeft overwogen, waaronder dat de transacties buiten het zicht van de autoriteiten werden gehouden, er sprake was van een versluierde administratie en er tokens werden gebruikt, stelt de rechtbank vast dat verdachte wist wat het oogmerk van de organisatie was. Door de organisatie zijn gedurende lange periode misdrijven gepleegd en verdachte heeft daarbij een substantiële rol vervuld.
Pleegperiode
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte beschikte over een SKY-abonnement en hiermee contact had met de medeverdachten over het uitvoeren van de geldtransacties. [verdachte] is geïdentificeerd als gebruiker van Sky-ID [account 3] met bijnaam [bijnaam] . [50] Uit de analyse van de metadata in het procesdossier Argus bleek dat de gebruiker van [account 3] vanaf 1 januari 2020 gebruik maakte van het toestel met IMEI-nummer [nummer] . [51] Gelet hierop acht de rechtbank het deelnemen aan de criminele organisatie ten aanzien van verdachte in een kortere periode dan de tenlastegelegde periode bewezen en gaat zij uit van een aanvangsdatum van 1 januari 2020.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1:
in de periode van 1 mei 2021 tot en met 1 juli 2021, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders een geldbedrag van EUR 4.203.322,-, bestaande uit 9 geldtransacties, te weten:
- een geldbedrag van in totaal EUR 465.277,-, in de vorm van een geldtransactie op 24 mei 2021 (met “ [naam 6] ”/ [naam 2] ) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 500.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 29 mei 2021 (met “ [naam 6] ”/ [naam 2] ) en/of
- een geldbedrag van in totaal EUR 242.650,-, in de vorm van een geldtransactie op 31 mei 2021 (met “ [naam 6] ”/ [naam 2] ) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 564.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 1 juni 2021 (met “ [naam 6] ”/ [naam 2] ) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 571.800,-, in de vorm van een geldtransactie op 3 juni 2021 (met “ [naam 6] ”/ [naam 2] ) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 462.585,-, in de vorm van een geldtransactie op 5 juni 2021 (met “ [naam 6] ”/ [naam 2] ) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 472.585,-, in de vorm van een geldtransactie op 7 juni 2021 (met “ [naam 6] ”/ [naam 2] ) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 462.840,-, in de vorm van een geldtransactie op 16 juni 2021 (met “ [naam 6] ”/ [naam 2] ) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 462.585,-, in de vorm van een geldtransactie op 11 juni 2021 (met “ [naam 6] ”/ [naam 2] )
heeft verworven en voorhanden gehad en overgedragen en vervoerd en de vindplaats verborgen, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2:
op 12 april 2022 te Almere een geldbedrag van EUR 606.180,- ( [adres] ) voorhanden heeft gehad en de vindplaats heeft verborgen terwijl hij wist dat dit voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Feit 3:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 april 2022 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en uit medeverdachten
1. [medeverdachte 6] en
2. [medeverdachte 3] en
3. [medeverdachte 4] en
4. [medeverdachte 2] en
5. [medeverdachte 5] en
6. [medeverdachte 1] en
7. [naam 1]
en andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
-a. een gewoonte maken van het plegen van witwassen (totaalbedrag EUR 95.989.960) en
-b. bankieren zonder vergunning
Feit 4:
in de periode van 1 mei 2021 tot en met 12 april 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met een zetel in Nederland, opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders ten behoeve van en/of op verzoek van (onbekend gebleven) begunstigden en/of (onbekend gebleven) betalers en/of (onbekend gebleven) anderen (contante) geldtransacties uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) ontvangen en/of beschikbaar gesteld en/of gehouden, bestaande uit 9 geldtransacties (ter waarde van EUR 4.203.322,-), te weten:
- een geldbedrag van in totaal EUR 465.277,-, in de vorm van een geldtransactie op 24 mei 2021 (met “ [naam 6] ”/ [naam 2] ) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 500.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 29 mei 2021 (met “ [naam 6] ”/ [naam 2] ) en
- een geldbedrag van EUR 242.650,-, in de vorm van een geldtransactie op 31 mei 2021 (met “ [naam 6] ”/ [naam 2] ) en
- een geldbedrag van EUR 564.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 1 juni 2021 en
- een geldbedrag van EUR 571.800,-, in de vorm van een geldtransactie op 3 juni 2021 en
- een geldbedrag van EUR 462.585,-, in de vorm van een geldtransactie op 5 juni 2021 en
- een geldbedrag van EUR 472.585,-, in de vorm van een geldtransactie op 7 juni 2021 en
- een geldbedrag van EUR 462.840,-, in de vorm van een geldtransactie op 16 juni 2021 en
- een geldbedrag van EUR 462.585,-, in de vorm van een geldtransactie op 11 juni 2021.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, en met opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak van het vonnis. Daarnaast heeft de officier van justitie een geldboete van € 4.180,- gevorderd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf niet passend is. De verdediging verzoekt om bij de strafoplegging rekening te houden met de beperkte rol van verdachte en zijn proceshouding. Een gevangenisstraf van tussen de 18 en 24 maanden zou passender zijn. Verdachte heeft altijd gewerkt voor zijn geld en hij heeft blijk gegeven het foute van zijn handelen in te zien. Gelet op het ontbreken van een recidiverisico verzoekt de verdediging om geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en de voorlopige hechtenis op te heffen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich gedurende bijna vier jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte-)witwassen, ondergronds bankieren en het deelnemen aan een criminele organisatie. De organisatie heeft een bedrag van meer dan 95 miljoen euro witgewassen en verdachte heeft zelf – tezamen en in vereniging met anderen – een bedrag van € 4.203.322 witgewassen. Verdachte had binnen de criminele organisatie de rol van geldkoerier. Los daarvan heeft verdachte een bedrag van € 606.180,- witgewassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door witwassen op deze schaal wordt niet alleen het girale betalingssysteem ondermijnd, maar kunnen ook andere vormen van zeer ernstige criminaliteit, zoals georganiseerde drugshandel, wapenhandel en terrorisme, worden gefinancierd.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 8 december 2023. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder met Justitie in aanraking is geweest.
Samenloop
De rechtbank is van oordeel dat artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is ten aanzien van het onder feit 1 en feit 4 bewezenverklaarde. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank hier rekening mee.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten die strafrechters onderling hebben opgesteld. Voor witwassen en ondergronds bankieren bestaan geen afzonderlijke oriëntatiepunten. De rechtbank heeft wel gekeken naar de oriëntatiepunten voor fraude, maar gelet op de aard en met name de hoogte van de bedragen in deze zaak, bieden die weinig houvast voor het komen tot een redelijke strafoplegging. Daarom heeft de rechtbank voornamelijk gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de uit het dossier naar voren komende relatief ondergeschikte rol van verdachte en zijn proceshouding. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding om hierbij een geldboete op te leggen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis af, omdat zij daartoe geen aanleiding ziet.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen inbeslaggenomen die zijn opgenomen in een beslaglijst. Deze beslaglijst is gevoegd als bijlage 2 en geldt als hier ingevoegd.
8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de volgende goederen verbeurd te verklaren:
  • voorwerp 1: personenauto van het merk Volvo met kenteken [kenteken] ;
  • voorwerp 5: geprepareerde poef met verborgen ruimte;
  • voorwerp 6: het geldbedrag dat is aangetroffen op de [adres] .
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de goederen met nummers 1, 5 en 6 verbeurd moeten worden verklaard, omdat met behulp van deze goederen het bewezenverklaarde is begaan. De banktegoeden, met nummers 2, 3 en 4, moeten worden teruggegeven aan verdachte, omdat uit het dossier geen relatie met het bewezenverklaarde blijkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 55, 57, 140, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
Feit 1 en feit 4:
medeplegen van gewoontewitwassen en het medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2:3a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
en
Feit 2:
witwassen;
Feit 3:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
20 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Verklaart verbeurd:
1. STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: ADRBB19026_717393, Blauw, merk: Volvo);
5. 1 STK Poef Deponeren (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716931, met verborgen ruimte);
6. 596180 EUR; IBGN 12-4-2022 waarde 596180 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716932).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
2. 1 STK Vorderingen 3500 (Omschrijving: NL 22ABNA0538773375);
3. 1 STK Vorderingen 174.8 (Omschrijving: NL91ABNA0985806915);
4. 1 STK Vorderingen 505.27 (Omschrijving: NL75ABNA0616967128).
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mr. M.R.J. van Wel en mr. J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verdenking van 11 januari 2021, p. P.02.0005 e.v.
3.ALG.005, ZD05 p. 2605 e.v.
4.Proces-verbaal van herkenning stem OVC-gesprek van 19 juli 2022, p. ZD01.000155 e.v.
5.Zie bijvoorbeeld ALG.014, ZD05 p. 251 e.v.
6.ZD03 p. 4 e.v.
7.ZD06, p. 6 e.v.
8.TEL.013.
9.TEL.008, p. 686.
10.ZD05.000025-27.
11.ALG.087.
12.ALG.016, p. 34 en FIN.044, p. 18.
13.ALG.04, p. 6 en FIN.044, p. 18.
14.ALG.014, p. 6 en 7 en FIN.044, p. 18.
15.ALG.014, p. 7 en FIN.044, p.18.
16.ALG.014, p. 9 en 10, ALG.061, p. 39-41 en FIN.044, p. 18.
17.ALG.014, p. 10-11, ALG.061, p. 41-45 en FIN.044, p. 18-19.
18.ALG.014, p. 11-12, ALG.061, p. 46-52 en FIN.044, p.19.
19.ALG.014, p. 12-13, ALG.061, p. 67-75 en FIN.044, p. 19.
20.ALG.061, p. 57-66. FIN.044, p. 19 en OBS.125.
21.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 januari 2024.
23.FIN.035.
24.DRZ02.02.0092.
25.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 januari 2024.
26.3e aanvulling relaas 9 februari 2023.
27.ZD01: ALG.020, ALG.030 en ZD02: ALG.014, ALG.061, SITAM67.BSG.007 en LASTM91.BSG.008, en ZD06: PVB van bevindingen doorzoeking [adres] en PVB van geldtelling.
28.TEL.013.
29.TEL.029, ZD08 p. 5349.
30.Zie bijvoorbeeld TEL.005, TEL.017 en DIG.012, ZD08 p. 2751.
31.FIN.016, ZD08 p. 3922 en FIN.060, ZD08 p. 4351.
32.DIG.004, ZD08 p. 2594, FIN.015, ZD08 p. 3907 en DIG.035, ZD08 p. 3390.
33.FIN.011.
34.FIN.057 en FIN.044. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat zij in de zaak van [medeverdachte 1] een bedrag van € 61.354.923,-, bestaande uit 386 geldtransacties en 93 bitcointransacties bewezen heeft verklaard.
35.FIN.044, ZD05 p. 2131 e.v. en FIN.011.
36.FIN.044, ZD05 p. 2133 e.v., ALG.101 en FIN.063, ZD05 p. 2502 e.v.
37.FIN.058, FIN.063 en FIN.044 en TEL.082.
38.FIN.044, TEL.005, TEL.015, TEL.054, TEL.066, DIG.012, ALG.050, DIG.008, DIG.009, ALG.101, DIG.020, FIN.034, DIG.009.
39.FIN.044, FIN.056, TEL.008, FIN.055 en DIG.032.
40.FIN.044, ZD05 p. 2140 e.v., ZD02 (Adonora), ALG.014, ALG.061, OBS.070
41.FIN.044, ZD05 p. 2142 e.v., DIG.002, DIG.003, DIG.010, DIG.011 en ALG.014 en ALG.061.
42.ZD05, p. 1 e.v. (documentcode 16311919).
43.Zie bijvoorbeeld TEL.030, ZD08 p. 5400.
44.Zie bijvoorbeeld TEL.012, ZD08 p. 4960 en ALG.035.
45.TEL.013, ZD08 p.5073 en ALG.034.
46.OBS.061, ZD08 p. 4772.
47.TEL.017, ZD08 p. 5185 en DIG.009 p. 2631.
48.ALG.025, ZD08 p. 686.
49.Proces-verbaal van verdenking van 11 januari 2021, p. P.02.0005 e.v.
50.TEL.013.
51.TEL.018, p. 1-7.