ECLI:NL:RBAMS:2024:3911

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
13-301732-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake Mega Holmen: veroordeling voor medeplegen gewoontewitwassen, ondergronds bankieren, witwassen en deelneming aan een criminele organisatie

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen Mega Holmen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder gewoontewitwassen, ondergronds bankieren, en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 betrokken was bij het witwassen van een bedrag van € 6.860.942,-, bestaande uit 96 geldtransacties. De verdachte heeft samen met anderen een gewoonte gemaakt van het witwassen van geld, waarbij hij fungeerde als bankier zonder de benodigde vergunning van de Nederlandsche Bank. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat op 12 april 2022 een bedrag van € 72.730,- werd aangetroffen in een verborgen ruimte in de winkel van de verdachte, wat leidde tot de conclusie dat dit bedrag afkomstig was uit misdrijf. De verdachte is vrijgesproken van het witwassen van een bedrag van € 7.270,-, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat dit bedrag uit misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-301732-21
Datum uitspraak: 2 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 januari 2024, 1 februari 2024 en 8 februari 2024. Het onderzoek is gesloten op 2 juli 2024, waarna direct uitspraak is gedaan in de zaken van verdachte en de medeverdachten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. S.A. van de Vliet en mr. U.E.A. Weitzel (hierna: de officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.C. Swier, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – ten laste gelegd dat hij:
Feit 1: in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 tezamen en in vereniging met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van een bedrag van € 6.860.942,-, bestaande uit 96 geldtransacties;
Feit 2: op 12 april 2022 een geldbedrag van € 7.270,- en/of een geldbedrag van € 72.730,- heeft witgewassen;
Feit 3: in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit verdachte en de medeverdachten, met het oogmerk op het plegen van misdrijven, te weten (gewoonte-)witwassen en/of bankieren zonder vergunning;
Feit 4: in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 tezamen en in vereniging, met een zetel in Nederland, opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank heeft gebankierd, voor een bedrag van € 6.860.942,-, bestaande uit circa 96 geldtransacties.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 vindt de officier van justitie meer specifiek dat verdachte ook het geldbedrag van € 7.270,- heeft witgewassen, omdat het – gelet op de grootschalige handel in geld – vermoed wordt dat dit geld uit misdrijf afkomstig is.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde, omdat er onvoldoende bewijs is dat de geldtransacties waar verdachte bij betrokken is geweest uit enig misdrijf afkomstig zijn. Subsidiair voert de verdediging aan dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit wegens gebrek aan wetenschap over de herkomst van het geld. Verdachte ging ervan uit dat verdachtes broer, [medeverdachte 1] , een legaal bedrijf had en legale geldtransacties uitvoerde. Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging zich op het standpunt dat er geen bewijs is dat beide bedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft al in een vroeg stadium aangegeven dat het bedrag van € 72.320,- toebehoort aan zijn partner en dit heeft zij ook bevestigd, en het bedrag van € 7.270,- betreft winkelgeld. Ten aanzien van feit 3 voert de verdediging aan dat er uitsluitend bewijs is voor een crimineel oogmerk op het bankieren zonder vergunning. De verdediging refereert zich ten aanzien van het overige aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
3.3.1.
Inleiding
Het opsporingsonderzoek met de naam Holmen is op 10 januari 2020 aangevangen naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI). Uit deze informatie kwam het vermoeden naar voren dat het pand aan de [adres] gebruikt zou worden om grote geldbedragen wit te wassen, onder meer door middel van cryptovaluta. Daarbij werd onder anderen de naam van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) genoemd. Het genoemde pand aan de [adres] bleek zijn eigendom te zijn. Van 13 februari 2020 tot 6 maart 2020 heeft bij dat pand een camera-observatie plaatsgevonden waardoor het vermoeden van witwashandelingen op deze locatie werd versterkt. Op de camerabeelden werd gezien dat regelmatig tassen met vermoedelijk contante gelden in en uit het pand werden gebracht. [2]
Vanaf maart 2020 is de cameraobservatie op de [adres] stopgezet vanwege het opstarten van zijtakonderzoek Sestus. Dit onderzoek is opgestart op basis van TCI-informatie over twee andere verdachten die zich bezig zouden houden met de handel in verdovende middelen en het witwassen van crimineel geld. Op 23 september 2020 werden in dit onderzoek verschillende aanhoudingen verricht, nadat een van de verdachten twee zwarte sporttassen en vier bigshopper-tassen aan een andere verdachte leverde. In deze tassen bleek een bedrag van meer dan drie miljoen euro te zitten. [3] Uit peilbakengegevens en OVC-gesprekken, kwam het vermoeden naar voren dat dit geldbedrag afkomstig was van [medeverdachte 1] en was geleverd vanuit de [adres] . [4]
Op 25 september 2020 is de cameraobservatie op de [adres] hervat. De vermoedelijke geldleveringen vonden nog steeds plaats en daarbij kwamen ook verschillende familieleden van [medeverdachte 1] in beeld. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een verdenking van witwassen ten aanzien van onder meer [medeverdachte 2] , [naam 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , allen met de achternaam [familienaam] . Ter zitting is overeengekomen dat de verdachten bij hun voornaam zouden worden genoemd en voor de leesbaarheid zal dit ook in het vonnis gebeuren. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [naam 1] zouden hoofdzakelijk betrokken zijn bij het witwassen van geld vanaf de [adres] , en [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zouden betrokken zijn bij geldleveringen aan en van derden.
Naast onderzoek Sestus hebben ook diverse andere zijtakonderzoeken bijgedragen aan de verdenkingen.
Het onderzoek Adonora ziet op meerdere, uit bakengegevens en observaties blijkende, ontmoetingen tussen [medeverdachte 4] en [naam 2] , waarbij tassen werden overgedragen. In sommige gevallen bracht [medeverdachte 4] de tassen vervolgens naar de [adres] . [naam 2] kon worden gekoppeld aan [naam 3] en een pand in [plaats] , waar later bij een doorzoeking grote hoeveelheden contante gelden, verdovende middelen en vuurwapens werden aangetroffen. Op 24 juni 2021 werd tot aanhouding van verdachten [naam 3] en [naam 2] overgegaan, toen het vermoeden bestond dat zij een geldlevering zouden doen aan [medeverdachte 4] . In hun auto werd toen een groot geldbedrag in een bigshopper-tas aangetroffen. In de telefoons van [naam 3] en [naam 2] werd vermoedelijke communicatie met [medeverdachte 1] aangetroffen. Ook was er communicatie die leek te gaan over geldleveringen in relatie tot [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] . [5]
Het onderzoek Kaliman richtte zich op [naam 4] . Uit bakengegevens in combinatie met observaties rees het vermoeden dat [medeverdachte 3] tassen met contant geld leverde aan [naam 4] .
Gedurende het onderzoek Holmen werd gezien dat [naam 4] ook de locatie aan de [adres] bezocht. Op 4 mei 2021 werd [naam 4] aangehouden, waarna in de woning van zijn moeder een tas met contanten werd aangetroffen. Het vermoeden bestond dat de tas kort daarvoor door [medeverdachte 3] werd afgegeven. [6]
Het onderzoek Novelo had betrekking op [naam 5] . Op camerabeelden van de [adres] was te zien dat [naam 5] meerdere keren met een rugzak het pand aan de [adres] binnenging en met een meer gevulde rugzak het pand verliet. Op 16 november 2021 werd op de camerabeelden gezien dat [naam 5] vanaf de [adres] naar [locatie] in Rotterdam reed, waar hij met de meer gevulde rugzak het pand binnenging. Kort daarop werd door de politie het pand van [locatie] betreden. Tijdens de daaropvolgende doorzoeking werd een bedrag van € 85.710,- in contanten aangetroffen, waarvan € 46.280,- in de rugzak die [naam 5] daarvoor bij zich droeg. Het vermoeden bestond dat deze contanten afkomstig waren van de [adres] . [7]
Diverse verdachten, onder wie ook [verdachte] [8] , zijn door de politie gekoppeld aan EncroChat- en/of Sky-accounts. Uit de sleutelde chatberichten leidt de politie af dat ook [bedrijf 1] werd gebruikt om grote contante geldbedragen af te geven of te ontvangen. Uit ontsleutelde EncroChat-berichten kan worden ogemaakt dat de gebruiker van het account [account 1] , toegeschreven aan [medeverdachte 2] , op die locatie bedragen in ontvangst neemt van de gebruiker van het account [account 2] . [account 2] spreekt in zijn berichten over ‘cookers uit Mexico’ en ‘working in the labs’ en is nadien geïdentificeerd en veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij synthetische drugslabs. [9] Uit EncroChat- en Sky-berichten kwamen ook de locaties [adres] ( [bedrijf 2] , een onderneming van [medeverdachte 3] ) en [adres] ( [bedrijf 3] , gerund door [verdachte] en in eigendom van [medeverdachte 6] ) als locaties van vermoedelijke witwashandelingen en ondergronds bankieren naar voren. [10]
Zaaksdossiers uit voornoemde onderzoeken zijn gevoegd in het dossier van Holmen. Naar aanleiding van deze onderzoeken heeft de politie op de actiedag van 12 april 2022 verdachte en de medeverdachten aangehouden. Hierbij zijn diverse panden en woningen van de verdachten doorzocht, waarbij onder meer grote hoeveelheden contant geld, deels verborgen in poefen, en geldtelmachines zijn aangetroffen.
3.3.2.
Bewezenverklaring feit 1
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde witwassen in vereniging heeft begaan in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 en dat hij hier een gewoonte van heeft gemaakt.
Verdachte heeft een winkel aan het [adres] . Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat de transacties die worden genoemd op de tenlastelegging hebben plaatsgevonden en dat hij daarvoor geen vergunning had. Verdachte verklaarde dat hij de opdrachten van een familielid kreeg, en het geld ontving en gelijk doorgaf. Hij kreeg hier commissie voor. Verdachte heeft erkend dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in een chatgroep zat waarin hij meerdere schuilnamen gebruikte, waaronder de naam [naam 6] . In de chat bevestigde verdachte de uitgevoerde transacties. Ook werd er een kasboek bijgehouden. [11] Uit het procesdossier volgt dat er een afwijkende schrijfwijze wordt gehanteerd voor de bedragen. De punt bij de bedragen wordt veelvuldig één of meer plaatsen naar rechts gezet. Ook komt het voor dat de punt wordt vervangen door een komma. [12] Uit PGP-chats komt naar voren dat klanten door familieleden werden verwezen naar het [adres] voor het doen van geldtransacties. [13] Verdachte is geïdentificeerd als gebruiker van het EncroChat-account ‘ [account 3] ’ en hij gebruikte de bijnamen: [bijnaam] , [bijnaam] , [bijnaam] , [bijnaam] , [bijnaam] , [bijnaam] en [bijnaam] . [14] Uit de bewijsmiddelen komen onder meer transacties van € 100.000,- op 17 december 2020 [15] , € 26.950,- op 23 december 2020 [16] , € 98.113 op 9 februari 2021 [17] , € 12.515,- op 30 januari 2021 [18] , € 250.000,- op 14 februari 2022 [19] , € 12.200,- op 18 februari 2022 [20] , € 70.000,- op 9 maart 2022 [21] , € 100.135,- op 6 april 2022 [22] , € 50.000,- op 9 april 2022 [23] en nog 86 andere transacties naar voren. [24] In totaal gaat het om 96 geldtransacties, met een totaalbedrag van € 6.860.942. Verdachte heeft deze bedragen verworven, voorhanden gehad en vervolgens overgedragen.
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank kan ten aanzien van de transacties niet vaststellen dat het overgedragen geld afkomstig is uit een specifiek bronmisdrijf. Ook als niet duidelijk is uit welk specifiek bronmisdrijf een voorwerp afkomstig is, kan witwassen worden bewezen. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit misdrijf afkomstig is. Indien de feiten en omstandigheden zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank vindt dat sprake is van een witwasvermoeden, gelet op de hoge geldbedragen en de wijze waarop de transacties tot stand zijn gekomen, onder meer de versleutelde communicatie, het gebruik van bijnamen, de versluierde administratie en de wijze van noteren van de geldbedragen. Meer concrete aanwijzingen ziet de rechtbank in de connecties met klanten die direct in verband kunnen worden gebracht met geld genererende strafbare feiten, zoals [naam 3] , [naam 2] en [account 2] . Ten aanzien van deze klanten is weliswaar geen directe link met verdachte vastgesteld, maar wel dat zij zaken deden met het criminele samenwerkingsverband waarvan ook verdachte deel uit maakte (zoals hierna beschreven onder feit 4). Nu de onderhavige geldtransacties onderdeel uitmaakten van de activiteiten van het criminele samenwerkingsverband, acht de rechtbank ook dit redengevend voor het witwasvermoeden ten aanzien van verdachte. Verdachte heeft geen verklaring over de herkomst van het geld gegeven om dit vermoeden te ontzenuwen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze bedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist van deze criminele herkomst, omdat hij dacht dat [medeverdachte 1] een legaal bedrijf runde. De rechtbank vindt deze verklaring ongeloofwaardig. Verdachte kan immers niet aangeven wat de zakelijke reden was dat hij als tussenpersoon voor het doen en ontvangen van de betalingen moest fungeren, terwijl hij daarvoor wel een commissie ontving. Verdachte verklaart hierover ook nooit vragen te hebben gesteld. De wijze van communiceren, administreren en opslag duidt er bovendien op dat verdachte en de medeverdachten actief iets wilden verhullen. Verdachte heeft in het verleden ten slotte een transactie aanvaard wegens soortgelijke feiten en had dus kennis van zaken op dit gebied. Voor zover verdachte al niet ten volle wist dat het geld uit misdrijf afkomstig was, heeft hij gelet op het bovenstaande in ieder geval de aanmerkelijke kans hierop bewust aanvaard.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd een gewoonte, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. Daarbij geldt niet de eis dat wordt vastgesteld dat die gedragingen zich met een bepaalde minimumfrequentie hebben voorgedaan. [25] Nu verdachte gedurende jaren betrokken was bij een groot aantal transacties, waarbij steeds in zijn winkel werd afgesproken, is de rechtbank is van oordeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
3.3.3.
Bewezenverklaring feit 2
Geldbedrag van € 72.730,-
Op 12 april 2022 is er op het adres van de winkel van verdachte, [adres] , een geldbedrag van € 72.730,- aangetroffen, in coupures van 50 euro en gebundeld per 100 biljetten. Dit geldbedrag zat in een verborgen ruimte in een poef. De poef was te openen met een zogenaamde tag. [26]
Bewijsoverweging feit 2
Gelet op het grote bedrag dat is aangetroffen, in een poef die is te openen met een tag en de coupures van het geldbedrag, in samenhang met de overige ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde feiten (witwassen en deelname aan een criminele organisatie) is de rechtbank van oordeel dat er een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen bestaat. Indien de feiten en omstandigheden zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van dat voorwerp worden bewezen. Verdachte heeft verklaard dat een bedrag van € 60.000,- afkomstig is van zijn partner [naam 7] , die dit bij hem in bewaring heeft gegeven. De overige € 12.000,- zou winkelgeld zijn.
In reactie op de verklaring dat het geld van zijn partner afkomstig zou zijn, heeft het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan naar haar financiële situatie. Uit dit onderzoek volgt dat haar inkomens- en vermogenspositie de aanwezigheid van zo’n groot geldbedrag niet verklaart. [27] Verdachte heeft ook niet kunnen uitleggen waarom dit grote geldbedrag, met alle risico’s van dien, naar hem moest worden vervoerd en bij hem moest worden bewaard.
Met betrekking tot het deel van het geld dat volgens verdachte winkelgeld zou zijn, ontbreekt elke concrete onderbouwing. De coupures van 50 euro en wijze van bundeling, alsmede het bewaren daarvan in de poef, vermengd met het andere geld, vormen bovendien een sterke contra-indicatie dat het om winkelgeld zou gaan.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat uit het onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag van € 72.730,- een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte dit bedrag heeft witgewassen.
Vrijspraak € 7.270,-
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het witwassen een bedrag van € 7.270,-. Dit geldbedrag is aangetroffen in zijn colbert en verdachte heeft verklaard dat dit geld uit zijn zaak komt. Dit geld was volgens verdachte van een paar dagen en nog niet gestort bij de bank. Verdachte had vaker grote contante geldbedragen op zak, hetgeen naar zijn zeggen gebruikelijk is in de Surinaamse cultuur. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het overige bewezenverklaarde, ten aanzien van dit bedrag een redelijk vermoeden van witwassen gerechtvaardigd is, maar dat verdachtes verklaring voldoet aan de hieraan te stellen eisen. Hierbij is van belang dat het niet gaat om een dusdanig bedrag dat het niet uit een legale bron – de winkel van verdachte – zou kunnen komen en ook de wijze van aantreffen sluit een dergelijke herkomst niet uit. Het Openbaar Ministerie heeft echter geen nader onderzoek verricht naar deze verklaring, zodat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag van € 7.270,- een legale herkomst heeft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat dit bedrag uit misdrijf afkomstig is en zal verdachte ten aanzien van het witwassen van dit bedrag vrijspreken.
3.3.4.
Bewezenverklaring feit 4
De rechtbank vindt – gelet op de bewijsmiddelen genoemd onder feit 1 – eveneens het onder feit 4 tenlastegelegde ondergronds bankieren bewezen. Verdachte beschikte niet over een vergunning van de Nederlandsche Bank maar verrichte wel – tezamen en in vereniging met anderen – activiteiten die kunnen worden gekwalificeerd als betaaldienstverlening. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de tenlastegelegde transacties plaatsvonden buiten het formele geldcircuit. Verdachte heeft hierbij de rol gehad van bankier vanuit zijn [bedrijf 3] . De rechtbank gaat hierbij uit van 96 geldtransacties ter waarde van
€ 6.860.942,- in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022.
3.3.5.
Bewezenverklaring feit 3
De rechtbank vindt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien met de bewijsmiddelen die zijn aangehaald bij feit 1, bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband (hierna: CSV), met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [naam 1] , dat tot doel had het plegen van misdrijven, namelijk gewoontewitwassen en bankieren zonder vergunning. Met de door de criminele organisatie verrichte transacties, vastgesteld op basis van informatie uit de onderzoeken Sestus, Adonora en Kaliman, Sky- en EncroChat-communicatie en aangetroffen administratie, was, zoals hieronder nader uiteengezet, een totaalbedrag van € 95.989.960,- gemoeid. [28]
Locaties
Bij cameraobservaties van de [adres] werd gezien dat veelvuldig tassen het pand in en uit werden gebracht. In de onderzoeken Sestus, Adonora en Novelo is vastgesteld dat er geld in de tassen zat. [29] Het pand aan de [adres] werd gebruikt als hoofdlocatie van het CSV. Ook andere adressen gerelateerd aan leden van de familie [familienaam] komen uit het onderzoek naar voren als relevante locaties. Uit versleutelde Sky-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] komt naar voren dat op de locatie van [bedrijf 2] , een onderneming van [medeverdachte 3] , diverse geldtransacties hebben plaatsgevonden. [30] [medeverdachte 3] was tevens reseller van de PGP-telefoons die gebruikt zijn in de CSV. [31] Ook [bedrijf 1] , de onderneming van [medeverdachte 6] , en [bedrijf 3] , de onderneming van [verdachte] , komen in diverse chatgesprekken als locatie voor het uitvoeren van geldtransacties naar voren. [32]
Administratie
In het pand aan de [adres] is administratie aangetroffen waarin transacties zijn opgenomen die zijn te relateren aan transacties waarover wordt gesproken in de aangetroffen chatberichten. [33] Ook bij [bedrijf 1] is administratie aangetroffen die (deels) overeenkomt met de administratie op de [adres] . [34]
Transacties CSV
Op basis van de transacties die kunnen worden afgeleid uit de EncroChat- en SKY-berichten, is een berekening gemaakt van de totaal door het CSV verrichte transacties. [35] Daarbij is rekening gehouden met de omstandigheid dat bij één transactie meerdere verdachten betrokken kunnen zijn. Ten aanzien van [medeverdachte 1] volgt uit het dossier een totaalsom aan bevestigde transacties van € 65.067.528,-. [36] Ten aanzien van [naam 1] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van € 13.884.660,-. [37] Ten aanzien van [medeverdachte 3] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van € 20.390.307,-. [38] Ten aanzien van [medeverdachte 2] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van € 14.363.357,03. [39] Ten aanzien van [verdachte] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van
€ 6.861.140,-. [40] Ten aanzien van [medeverdachte 6] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van € 318.925,-. [41] Ten aanzien van [medeverdachte 4] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van € 4.203.322,-. [42] Ten aanzien van [medeverdachte 5] gaat het om een totaalsom aan bevestigde transacties van € 2.912.570,-. [43]
Rollen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachten de volgende rol in de organisatie hebben gehad. [medeverdachte 1] had een coördinerende en leidende rol, voornamelijk vanaf de locatie [adres] . Hij hield het kasboek bij en gaf instructies aan de medeverdachten. [44] [medeverdachte 2] werkte vooral vanaf de [adres] en was betrokken bij transacties als bankier en geldkoerier. [45] [naam 1] was betrokken bij de transacties vanaf de [adres] . [46] [medeverdachte 3] was werkzaam vanuit [bedrijf 2] en was geldkoerier, bankier en reseller van PGP-telefoons voor de organisatie. Hij voerde in opdracht van [medeverdachte 1] deze transacties uit en deed leveringen vanaf de openbare weg en bij [bedrijf 2] . [47] [medeverdachte 5] werkte als geldkoerier en was vaak te vinden op de [adres] . [48] [verdachte] werkte als bankier vanuit de [bedrijf 3] en was vanuit hier verantwoordelijk voor de transacties. Klanten werden door [medeverdachte 1] naar de winkel gestuurd voor de transacties. [49] [medeverdachte 6] werkte als bankier vanaf de locatie [bedrijf 1] en was vanuit hier verantwoordelijk voor de transacties. [50] [medeverdachte 4] werkte als geldkoerier, en leverde en ontving geld op openbare plaatsen. [51]
Beoordelingskader deelname criminele organisatie
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet sprake zijn (geweest) van een organisatie met als doel het plegen van misdrijven. Het moet gaan om een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan de organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit de wetenschap van dat doel.
Toepassing van dit beoordelingskader op deze zaak
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband waarbij de deelnemers het doel hadden om een gewoonte te maken van witwassen en ondergronds te bankieren. Binnen het samenwerkingsverband speelden de verschillende verdachten ieder een eigen rol. Verdachte was degene die fungeerde als bankier van geldbedragen. Gelet op zijn bijdrage en hetgeen de rechtbank ten aanzien van de overige feiten heeft overwogen, waaronder dat de transacties buiten het zicht van de autoriteiten werden gehouden, er sprake was van een versluierde administratie en er tokens en schuilnamen werden gebruikt, stelt de rechtbank vast dat verdachte wist wat het oogmerk van de organisatie was. Door de organisatie zijn gedurende lange periode misdrijven gepleegd en verdachte heeft daarbij een substantiële rol vervuld.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1:
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt immers hebben verdachte en zijn mededaders een geldbedrag van EUR 6.860.942 bestaande uit 96 geldtransacties, te weten:
(Bron: pgp chats, totaalbedrag EUR 225.063,-)
- een geldbedrag van in totaal EUR 100.000, in de vorm van een geldtransactie op 17 december 2020 (Sky ECC) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 26.950, in de vorm van een geldtransactie op 23 december 2020 (Sky ECC) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 98.113, in de vorm van een geldtransactie op 9 februari 2021 (Sky ECC)
en
(Bron: digitaal beslag totaalbedrag EUR 6.635.879,-)
- een geldbedrag van in totaal EUR 12.515, in de vorm van een geldtransactie op 30 januari 2021 (chronologisch eerste geldtransactie uit digitaal beslag) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 250.000, in de vorm van een geldtransactie op 14 februari 2022 en
- een geldbedrag van in totaal EUR 12.200, in de vorm van een geldtransactie op 18 februari 2022 en
- een geldbedrag van in totaal EUR 70.000, in de vorm van een geldtransactie op 9 maart 2022 en
- een geldbedrag van in totaal EUR 32.800, in de vorm van een geldtransactie op 9 maart 2022 en/of 10 maart 2022 en
- een geldbedrag van in totaal EUR 100.135, in de vorm van een geldtransactie op 6 april 2022 en
- een geldbedrag van in totaal EUR 50.000, in de vorm van een geldtransactie op 9 april 2022 (chronologisch laatste geldtransactie uit digitaal beslag)
en
- 86 geldbedragen (zie FIN.044, p. 15 (ZD08.004085) + p. 50 – p. 52 (ZD08.004120-ZD08.004122) + TEL.005 (ZD08.004871) + TEL.015 (ZD08.005160) + TEL.016 (ZD08.005176) + TEL.054 (ZD08.005519) + TEL.066 (ZD08.005613) + DIG.008 (ZD08.002604) + DIG.009 (ZD08.002631) + DIG.012 (ZD08.002751) + ALG.101 (ZD08.005835))
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2:
op 12 april 2022 te Amsterdam een geldbedrag van EUR 72.730,- ( [adres] ) heeft voorhanden gehad en de vindplaats verborgen, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Feit 3:
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en uit medeverdachten
1. [medeverdachte 6] en
2. [medeverdachte 3] en
3. [medeverdachte 5] en
4. [medeverdachte 4] en
5. [medeverdachte 2] en
6. [medeverdachte 1] en
7. [naam 1]
en andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
-a. een gewoonte maken van het plegen van witwassen (totaalbedrag EUR 95.989.960) en
-b. bankieren zonder vergunning;
Feit 4:
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met een zetel in Nederland, opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders ten behoeve van en/of op verzoek van (onbekend gebleven) begunstigden en/of (onbekend gebleven) betalers en/of (onbekend gebleven) anderen (contante) geldtransacties uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) ontvangen en/of beschikbaar gesteld en/of gehouden, bestaande uit 96 geldtransacties ter waarde van EUR 6.860.942, te weten:
(Bron: pgp chats, totaalbedrag EUR 225.063,-)
- een geldbedrag van EUR 100.000, in de vorm van een geldtransactie op 17 december 2020 (Sky ECC) en
- een geldbedrag van EUR 26.950, in de vorm van een geldtransactie op 23 december 2020 (Sky ECC) en
- een geldbedrag van EUR 98.113, in de vorm van een geldtransactie op 9 februari 2021 (Sky ECC) en
(Bron: digitaal beslag totaalbedrag EUR 6.635.879,-)
- een geldbedrag van EUR 12.515, in de vorm van een geldtransactie op 30 januari 2021 (chronologisch eerste geldtransactie uit digitaal beslag) en
- een geldbedrag van EUR 250.000, in de vorm van een geldtransactie op 14 februari 2022 en
- een geldbedrag van EUR 12.200, in de vorm van een geldtransactie op 18 februari 2022 en
- een geldbedrag van EUR 70.000, in de vorm van een geldtransactie op 9 maart 2022 en
- een geldbedrag van EUR 32.800, in de vorm van een geldtransactie op 9 maart 2022 en/of 10 maart 2022 en
- een geldbedrag van EUR 100.135, in de vorm van een geldtransactie op 6 april 2022 en
- een geldbedrag van in totaal EUR 50.000, in de vorm van een geldtransactie op 9 april 2022 (chronologisch laatste geldtransactie uit digitaal beslag) en
- 86 geldbedragen (zie FIN.044, p. 15 (ZD08.004085) + p. 50 – p. 52 (ZD08.004120-ZD08.004122) + TEL.005 (ZD08.004871) + TEL.015 (ZD08.005160) + TEL.016 (ZD08.005176) + TEL.054 (ZD08.005519) + TEL.066 (ZD08.005613) + DIG.008 (ZD08.002604) + DIG.009 (ZD08.002631) + DIG.012 (ZD08.002751) + ALG.101 (ZD08.005835)).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van het voorarrest, en met opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak van het vonnis. Daarnaast heeft de officier van justitie een geldboete van € 50.589,- gevorderd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Verdachte heeft afgezien van het maken van procesafspraken, maar dit mag hem niet tegengeworpen worden. De officier van justitie heeft gesteld dat het bedrijfspand van verdachte als dekmantel is gebruikt en dit is door de media overgenomen. Dit was misleidend en onjuist en heeft voor verdachte een zeer nadelige inbreuk op zijn privacy opgeleverd. Dit moet worden gecompenseerd door strafvermindering. Daarnaast verzoekt de verdediging om geen geldboete aan verdachte op te leggen, omdat er bij een bewezenverklaring nog een ontnemingsvordering zal volgen. Bij een langdurige gevangenisstraf zal verdachte zijn winkel verliezen en worden geconfronteerd met zijn eigen faillissement vanwege de aanslagen van de Belastingdienst die hij reeds heeft ontvangen. Daar past geen geldboete meer bij.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich gedurende bijna vier jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte-)witwassen, ondergronds bankieren en het deelnemen aan een criminele organisatie. De organisatie heeft een bedrag van meer dan 95 miljoen euro witgewassen en verdachte heeft zelf – tezamen en in vereniging met anderen – een bedrag van € 6.860.942 witgewassen. Verdachte had binnen de criminele organisatie de rol van bankier, waarbij hij en de criminele organisatie gebruik maakten van de winkel van verdachte. Verder heeft verdachte een bedrag van € 72.730,- witgewassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door witwassen op deze schaal wordt niet alleen het girale betalingssysteem ondermijnd, maar kunnen ook andere vormen van zeer ernstige criminaliteit, zoals georganiseerde drugshandel, wapenhandel en terrorisme, worden gefinancierd.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 8 december 2023. Hieruit volgt dat verdachte in 2023 en 2021 is veroordeeld voor overtreding van de Wegenverkeerswet, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. In 2015 heeft verdachte een transactie gekregen voor witwassen en ondergronds bankieren. Zoals hieronder nader beschreven, zal de rechtbank dit laatste feit, zij het gelet op het tijdsverloop in beperkte mate, in strafverzwarende zin meewegen.
Samenloop
De rechtbank is van oordeel dat artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is ten aanzien van het onder feit 1 en feit 4 bewezenverklaarde. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank hier rekening mee.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten die strafrechters onderling hebben opgesteld. Voor witwassen en ondergronds bankieren bestaan geen afzonderlijke oriëntatiepunten. De rechtbank heeft wel gekeken naar de oriëntatiepunten voor fraude, maar gelet op de aard en met name de hoogte van de bedragen in deze zaak, bieden die weinig houvast voor het komen tot een redelijke strafoplegging. Daarom heeft de rechtbank voornamelijk gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte, met zijn winkel, één van de belangrijke schakels was binnen de activiteiten van de criminele organisatie en het feit dat verdachte
eerder een transactie heeft geaccepteerd voor soortgelijke feiten, maar dit hem er niet van heeft weerhouden de bewezenverklaarde feiten te plegen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding om hierbij een geldboete op te leggen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis af, omdat zij daartoe geen aanleiding ziet.

8.Beslag

8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de volgende goederen verbeurd te verklaren:
  • voorwerp 4; € 7.270,-;
  • voorwerp 5: € 72.730,-;
  • voorwerp 7: de poef met de verborgen ruimte.
Voorwerp 8 (het geldbedrag van € 1.040,-) mag retour naar verdachte. De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de voorwerpen met de nummers 1 tot en met 3.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de goederen met nummers 5 en 7 verbeurd moeten worden verklaard, omdat met behulp van deze goederen het bewezenverklaarde is begaan. De overige goederen, met nummers 1 tot en met 4, 6 en 8 moeten worden teruggegeven aan verdachte, omdat uit het dossier geen relatie met het bewezenverklaarde blijkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 55, 57, 63, 140, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
Feit 1 en feit 4:
medeplegen van gewoontewitwassen en het medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2:3a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
en
Feit 2:
witwassen;
Feit 3:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
40 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Verklaard verbeurd:
5. 72.730 EUR - IBG: 12-04-2022 72730;
7. 1 STK Poef (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_717033, met verborgen ruimte).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Etherium - Omzettingsdatum: 27-04-2022, 8088.22 (Omschrijving: 3,02950358 ETH);
2. 1 STK Horloge 4500 (Omschrijving: ADRBB19026_716688, Breitling);
3. 1 STK Horloge 7500 (Omschrijving: ADRBB19026_716690, Rolex);
4. 7270 EUR - IBG: 12-04-2022 7270 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716684);
6. 1 STK Personenauto [kenteken] 40000 (Omschrijving: ADRBB19026_718471, Grijs, merk: Mercedes);
8. 1040 EUR; IBGN 12-4-2022 1040 (Omschrijving: PL1300-2019244682-G6173876);
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mr. M.R.J. van Wel en mr. J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verdenking van 11 januari 2021, p. P.02.0005 e.v.
3.ALG.005, ZD05 p. 2605 e.v.
4.Proces-verbaal van herkenning stem OVC-gesprek van 19 juli 2022, p. ZD01.000155.
5.ALG.014, ZD05 p. 251 e.v.
6.ZD03 p. 4 e.v.
7.ZD06, p. 6 e.v.
8.TEL.023, DIG.007 en DIG.008.
9.TEL.008, p. 686.
10.ZD05 000025-27
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 januari 2024.
12.FIN.015.
13.TEL.005 en TEL.017.
14.TEL.023, DIG.007 en DIG.008.
15.FIN.014, p.15, TEL.005, p.1-2.
16.TEL.066, ZD05 p. 3399.
17.FIN.044, p. 15, TEL.014, p.1-4, DIG.012, p. 2 en DIG.021.
18.FIN.044, p. 15 en p. 50, DIG.012, p.7.
19.DIG.008 en ALG.050, p. 1-4.
20.DIG.008 en DIG.020, p.2.
21.DIG.008 en DIG.020, p.2.
22.DIG.008, FIN.034 en DIG.009.
23.FIN.044, p. 15 en p. 50, DIG.009, p.6 en DIG.008, p.26.
24.FIN.044 p.15 en 50-52, TEL.005, TEL.015, TEL.016, TEL.054, TEL.066, DIG.008, DIG.009, DIG.012, ALG.101.
26.BASNI69.DRZ.005 en ZD08, p. 112 e.v.
27.ALG.075, ALG.089 en BASNT68.PD.012.
28.3e aanvulling relaas 9 februari 2023.
29.ZD01: ALG.020, ALG.030 en ZD02: ALG.014, ALG.061, SITAM67.BSG.007 en LASTM91.BSG.008, en ZD06: PVB van bevindingen doorzoeking [adres] en PVB van geldtelling.
30.TEL.013.
31.TEL.029, ZD08 p. 5349.
32.TEL.005, TEL.017, DIG.012, en ZD08 p. 2751.
33.FIN.016, ZD08 p. 3922 en FIN.060, ZD08 p. 4351.
34.DIG.004, ZD08 p. 2594, FIN.015, ZD08 p. 3907 en DIG.035, ZD08 p. 3390.
35.FIN.011.
36.FIN.057 en FIN.044. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat zij in de zaak van [medeverdachte 1] een bedrag van € 61.354.923,-, bestaande uit 386 geldtransacties en 93 bitcointransacties bewezen heeft verklaard.
37.FIN.044, ZD05 p. 2131 e.v. en FIN.011.
38.FIN.044, ZD05 p. 2133 e.v., ALG.101 en FIN.063, ZD05 p. 2502 e.v.
39.FIN.058, FIN.063 en FIN.044 en TEL.082.
40.FIN.044, TEL.005, TEL.015, TEL.054, TEL.066, DIG.012, ALG.050, DIG.008, DIG.009, ALG.101, DIG.020, FIN.034, DIG.009.
41.FIN.044, FIN.056, TEL.008, FIN.055 en DIG.032.
42.FIN.044, ZD05 p. 2140 e.v., ZD02 (Adonora), ALG.014, ALG.061, OBS.070
43.FIN.044, ZD05 p. 2142 e.v., DIG.002, DIG.003, DIG.010, DIG.011 en ALG.014 en ALG.061.
44.ZD05, p. 1 e.v. (documentcode 16311919).
45.TEL.030, ZD08 p. 5400.
46.TEL.012, ZD08 p. 4960 en ALG.035.
47.TEL.013, ZD08 p. 5073 en ALG.034.
48.OBS.061, ZD08 p. 4772.
49.TEL.017, ZD08 p. 5185 en DIG.009 p. 2631.
50.ALG.025, ZD08 p. 686.
51.Proces-verbaal van verdenking van 11 januari 2021, p. P.02.0005 e.v.