ECLI:NL:RBAMS:2024:391

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
13/266938-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel voor recidivist

Op 10 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De rechtbank achtte de ten laste gelegde feiten bewezen, waarbij de verdachte op 12 oktober 2023 in Amsterdam meerdere blikjes Smirnoff Ice heeft weggenomen uit een Albert Heijn. De verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is en momenteel gedetineerd is, heeft eerder al meerdere keren de ISD-maatregel opgelegd gekregen. De officier van justitie heeft gevorderd om opnieuw de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest. De verdediging heeft verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen, maar een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de situatie van de verdachte te problematisch en onstabiel is voor een ambulante behandeling en dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de maatschappij. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als voldoende werd beschouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de recidive en de impact op de maatschappij in overweging hebben genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/266938-23
Parketnummer vordering tot tenuitvoerlegging: 13/027205-23
Datum uitspraak: 10 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1972,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
momenteel gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
(mr. A.H. Buijsman) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw (mr. J.R. Mekkes) naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, één of meerdere blikje(s) Smirnoff ice, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn (vestiging [vestiging]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.1 De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte tenlastegelegde.
3.1.2 De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.1.3 De rechtbank acht het aan verdachte tenlastegelegde bewezen zoals hierna weergegeven, gelet op de hierna te noemen aangifte en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.

4.Bewezenverklaring

4.1.1 De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt daarom volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:

1.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 231012-45-946 van12 oktober 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar], doorgenummerde pagina’s 5 t/m 6.

2.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van10 januari 2024.

4.1.2 De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 12 oktober 2023 te Amsterdam meerdere blikjes Smirnoff Ice die aan Albert Heijn (vestiging [vestiging]) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel)

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht om aan verdachte geen ISD-maatregel op te leggen maar te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, nu niet voldaan is aan de zachte ISD-criteria. Het huidige toezichtkader dat momenteel van kracht is, blijft in dat geval bestaan. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een voorwaardelijke ISD-maatregel met bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder opname in een kliniek. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de duur van de ISD-maatregel te beperken tot één jaar, met een tussentijdse toetsing na zes maanden en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
7.3.2
Het behoeft geen nadere toelichting dat verdachte, door zich schuldig te maken aan winkeldiefstal, overlast heeft bezorgd aan de maatschappij in het algemeen en het winkelbedrijf in het bijzonder.
7.3.3
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclasseringvan 22 december 2023, opgemaakt door mevrouw [persoon] (reclasseringsmedewerkster). Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. Aan verdachte is reeds driemaal eerder de ISD-maatregel opgelegd. Nadat verdachte sinds de laatste ISD-maatregel enige tijd niet in contact is gekomen met politie en justitie heeft hij zich vanaf het begin van 2023 (na zijn terugkeer naar Amsterdam vanuit Groningen) weer meerdere keren schuldig gemaakt aan vermogensdelicten. Verdachte zelf wil graag ambulant behandeld worden binnen het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De reclassering acht de slagingskans van een dergelijk traject echter klein. Momenteel staat verdachte nog onder reclasseringstoezicht in de zaak met parketnummer 13/027205-23, dat is tevens de zaak waarop de aanhangige vordering tot tenuitvoerlegging ziet. De hulp die de reclassering binnen een ambulant kader al aan verdachte heeft geboden, is niet van de grond gekomen. Bij verdachte is sprake van een patroon van toezeggingen doen en het uiteindelijk toch weer trekken van zijn eigen plan. Het ontbreekt verdachte aan stabiliteit. Hij begeeft zich doorgaans in het gebruikerscircuit, waardoor het hem niet lukt zijn leven te verbeteren met behulp van de reclassering. Daar komt bij dat verdachte is teruggevallen in het problematische gebruik van cocaïne. Het recidiverisico blijft al met al onverminderd hoog. De reclassering ziet concluderend geen andere optie dan het nogmaals aan verdachte opleggen van de ISD-maatregel.
7.3.4
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 10 januari 2024 de voornoemde reclasseringsmedewerkster [persoon] als deskundige gehoord. Zij heeft de inhoud van het rapport en de daarin geformuleerde adviezen herhaald en bevestigd.
7.3.5
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Het misdrijf waarvoor verdachte is veroordeeld, betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 30 december 2023 blijkt daarnaast dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf en/of maatregel, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 30 december 2023 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
7.3.6
Verdachte heeft ter terechtzitting de wens geuit om te verblijven bij zijn familie om vanuit daar een behandeling te ondergaan in een ambulant kader. Hij heeft de mogelijkheden van dit verblijf echter op geen enkele manier concreet handen en voeten kunnen geven. De rechtbank overweegt dat de situatie van verdachte, zoals blijkt uit het voorgaande, té problematisch en té onstabiel is om te volstaan met een behandeling in een ambulant kader. Dergelijke trajecten zijn eerder al wel geprobeerd maar niet succesvol gebleken. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Het opleggen van de ISD-maatregel is daarom naar het oordeel van de rechtbank de enige optie.
7.3.7
Het meer subsidiaire verzoek van de raadsvrouw volgt de rechtbank evenmin. Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. Ook het verzoek van de raadsvrouw om de maatregel na zes maanden te toetsen, wordt afgewezen. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding. De raadsvrouw of de verdachte kan te zijner tijd op grond van het bepaalde in artikel 38n, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (of artikel 6:6:14, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering) zo nodig een verzoek daartoe doen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf

8.1.1 De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte in de zaak met parketnummer 13/027205-23 op 30 januari 2023 (onherroepelijk) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 dagen, met aftrek van voorarrest. De politierechter heeft bevolen dat een gedeelte van deze straf, groot 17 dagen, niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht bevelen op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
8.1.2 De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich voor het einde van de voornoemde proeftijd inderdaad aan een strafbaar feit schuldig gemaakt heeft, zoals naar voren komt in de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank is echter van oordeel dat nu zij de ISD-maatregel aan verdachte zal opleggen, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf geen meerwaarde heeft. Zij zal de vordering tot tenuitvoerlegging daarom – overeenkomstig de vordering van de officier van justitie ter zitting – afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/027205-23.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en A.M. Grüschke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie en F.E. Leopold, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2024.