ECLI:NL:RBAMS:2024:3897

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
13-091339-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewoontewitwassen, ondergronds bankieren, witwassen en deelname aan een criminele organisatie

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte Mega Holmen, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder gewoontewitwassen, ondergronds bankieren, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 maanden, met aftrek van het voorarrest. De zaak kwam voort uit een uitgebreid opsporingsonderzoek, genaamd Holmen, dat in januari 2020 begon na informatie van het Team Criminele Inlichtingen. Dit onderzoek leidde tot de ontdekking van een criminele organisatie die betrokken was bij het witwassen van grote geldbedragen, met een totaal van meer dan 95 miljoen euro. De verdachte en zijn medeverdachten hebben gedurende een periode van bijna vier jaar een gewoonte gemaakt van het witwassen van geld, waarbij verdachte zelf bijna 19 miljoen euro heeft gewitwashed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging witwassen van een bedrag van ongeveer 18.994.485 euro, bestaande uit 115 geldtransacties en 51 bitcointransacties. Daarnaast heeft de verdachte op 12 april 2022 een geldbedrag van 121.250 euro, drie Rolex horloges en een Porsche Cayenne gewitwashed. De rechtbank heeft de procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging in acht genomen, waarbij de verdediging heeft ingestemd met de strafmaat en geen verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-091339-22
Datum uitspraak: 2 juli 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 januari 2024 en 1 februari 2024. Het onderzoek is gesloten op 2 juli 2024, waarna direct uitspraak is gedaan in de zaken van verdachte en de medeverdachten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. S.A. van de Vliet en mr. U.E.A. Weitzel (hierna: de officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. van Bunnik, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gesloten overeenkomst over de door hen gemaakte procesafspraken. Deze afspraken houden onder meer in dat de verdediging geen onderzoekswensen zal indienen, en geen bewijs- en strafmaatverweren zal voeren. Het Openbaar Ministerie zal onder meer rekwireren tot een bewezenverklaring van alle aan verdachte tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van 44 maanden met aftrek van het voorarrest, en zal de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis vorderen. Het Openbaar Ministerie zegt met de procesafspraken toe niet te zullen overgaan tot vervolging van nieuwe vergelijkbare of samenhangende strafbare feiten welke mogelijk uit de in onderzoek Holmen onderzochte bronnen naar voren komen.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – ten laste gelegd dat hij:
Feit 1: in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 tezamen en in vereniging met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van een bedrag van € 20.390.307,-, bestaande uit circa 124 geldtransacties en/of 51 bitcointransacties;
Feit 2: op 12 april 2022, een geldbedrag van € 121.250,- en/of een of meer Rolex horloges en/of een Porsche Cayenne met kenteken [kenteken] heeft witgewassen;
Feit 3: in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit verdachte en de medeverdachten, met het oogmerk op het plegen van misdrijven te weten (gewoonte-)witwassen en/of bankieren zonder vergunning;
Feit 4: in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 tezamen en in vereniging, met een zetel in Nederland , opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank heeft gebankierd voor een bedrag van € 20.390.307,-, bestaande uit 124 geldtransacties en/of 51 bitcointransacties.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 en feit 4 gaat het volgens de officier van justitie – conform de uitkomst van de procesafspraken – om het verwijt dat verdachte € 18.994.485,- heeft witgewassen door middel van ondergronds bankieren. De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van de eerste transactie van 17 december 2019. Ten aanzien van de transacties die niet zijn uitgewerkt op de tenlastelegging verzoekt de officier van justitie verdachte vrij te spreken van de transacties van 18 februari 2020, 5 maart 2020, 1 mei 2020, 17 juni 2020, 18 juni 2020, 24 juni 2020, 23 juli 2020 en 15 maart 2021.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – overeenkomstig de procesafspraken – geen bewijsverweren gevoerd en zich niet over het bewijs uitgelaten.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Inleiding
Het opsporingsonderzoek met de naam Holmen is op 10 januari 2020 aangevangen naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI). Uit deze informatie kwam het vermoeden naar voren dat het pand aan de [adres] gebruikt zou worden om grote geldbedragen wit te wassen, onder meer door middel van cryptovaluta. Daarbij werd onder anderen de naam van verdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) genoemd. Het genoemde pand aan de [adres] bleek zijn eigendom te zijn. Van 13 februari 2020 tot 6 maart 2020 heeft bij dat pand een camera-observatie plaatsgevonden, waardoor het vermoeden van witwashandelingen op deze locatie werd versterkt. Op de camerabeelden werd gezien dat regelmatig tassen met vermoedelijk contante gelden in en uit het pand werden gebracht.
Vanaf maart 2020 is de cameraobservatie op de [adres] stopgezet vanwege het opstarten van zijtakonderzoek Sestus. Dit onderzoek is opgestart op basis van TCI-informatie over twee andere verdachten die zich bezig zouden houden met de handel in verdovende middelen en het witwassen van crimineel geld. Op 23 september 2020 werden in dit onderzoek verschillende aanhoudingen verricht, nadat een van die verdachten twee zwarte sporttassen en vier bigshopper-tassen aan een andere verdachte leverde. In deze tassen bleek een bedrag van meer dan drie miljoen euro te zitten. Uit peilbakengegevens en OVC-gesprekken kwam het vermoeden naar voren dat dit geldbedrag afkomstig was van [medeverdachte 1] en was geleverd vanuit de [adres] .
Op 25 september 2020 is de cameraobservatie van de [adres] hervat. De vermoedelijke geldleveringen vonden nog steeds plaats en daarbij kwamen ook verschillende familieleden van [medeverdachte 1] in beeld. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een verdenking van witwassen ten aanzien van onder meer [medeverdachte 2] , [naam 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , allen met de achternaam [achternaam] . Ter zitting is overeengekomen dat de verdachten bij hun voornaam zouden worden genoemd en voor de leesbaarheid zal dit ook in het vonnis gebeuren. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [naam 1] zouden hoofdzakelijk betrokken zijn bij het witwassen van geld vanaf de [adres] , en [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zouden betrokken zijn bij geldleveringen aan en van derden.
Naast onderzoek Sestus hebben ook diverse andere zijtakonderzoeken bijgedragen aan de verdenkingen.
Het onderzoek Adonora ziet op meerdere, uit bakengegevens en observaties blijkende, ontmoetingen tussen [medeverdachte 3] en [naam 2] , waarbij tassen werden overgedragen. In sommige gevallen bracht [medeverdachte 3] de tassen vervolgens naar de [adres] . [naam 2] kon worden gekoppeld aan [naam 3] en een pand in [plaats ] , waar later bij een doorzoeking grote hoeveelheden contante gelden, verdovende middelen en vuurwapens werden aangetroffen. Op 24 juni 2021 werd tot aanhouding van [naam 3] en [naam 2] overgegaan, toen het vermoeden bestond dat zij een geldlevering zouden doen aan [medeverdachte 3] . In hun auto werd toen een groot geldbedrag in een bigshopper-tas aangetroffen. In de telefoons van [naam 3] en [naam 2] werd vermoedelijke communicatie met [medeverdachte 1] aangetroffen. Ook was er communicatie die leek te gaan over geldleveringen in relatie tot [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] .
Het onderzoek Kaliman richtte zich op [naam 4] . Uit bakengegevens in combinatie met observaties rees het vermoeden dat [verdachte] tassen met contant geld leverde aan [naam 4] . Gedurende het onderzoek Holmen werd gezien dat [naam 4] ook de locatie aan de [adres] bezocht. Op 4 mei 2021 werd [naam 4] aangehouden, waarna in de woning van zijn moeder een tas met contanten werd aangetroffen. Het vermoeden bestond dat de tas kort daarvoor door [verdachte] was afgegeven.
Het onderzoek Novelo had betrekking op [naam 5] . Op camerabeelden van de [adres] was te zien dat [naam 5] meerdere keren met een rugzak het pand aan de [adres] binnenging en met een meer gevulde rugzak het pand verliet. Op 16 november 2021 werd op de camerabeelden gezien dat [naam 5] vanaf de [adres] naar [locatie] in Rotterdam reed, waar hij met de meer gevulde rugzak het pand binnenging. Kort daarop werd door de politie het pand van [locatie] betreden. Tijdens de daaropvolgende doorzoeking werd een bedrag van € 85.710,- in contanten aangetroffen, waarvan € 46.280,- in de rugzak die [naam 5] daarvoor bij zich droeg. Het vermoeden bestond dat deze contanten afkomstig waren van de [adres] .
Ten slotte zijn in het onderzoek Meldorf in de telefoon van een verdachte, die is aangehouden voor witwassen, WhatsApp-berichten aangetroffen die lijken te relateren aan de [adres] en de [adres] . Op dit laatste adres is [bedrijf 1] , de onderneming van [medeverdachte 5] , gevestigd.
Diverse verdachten, onder wie ook [verdachte] , zijn door de politie gekoppeld aan EncroChat- en Sky-accounts. Uit de versleutelde chatberichten leidt de politie af dat [bedrijf 1] werd gebruikt om grote contante geldbedragen af te geven of te ontvangen. Uit EncroChat- en Sky-berichten kwamen ook de locaties [adres] ( [bedrijf 2] , een onderneming van [verdachte] ) en [adres] ( [bedrijf 3] , gerund door [medeverdachte 6] en in eigendom van [medeverdachte 5] ) als locaties van vermoedelijke witwashandelingen en ondergronds bankieren naar voren.
Zaaksdossiers uit voornoemde onderzoeken zijn gevoegd in het dossier van Holmen. Naar aanleiding van deze onderzoeken heeft de politie op de actiedag van 12 april 2022 verdachte en de medeverdachten aangehouden. Hierbij zijn diverse panden en woningen van de verdachten doorzocht, waarbij onder meer grote hoeveelheden contant geld, deels verborgen in poefen en geldtelmachines zijn aangetroffen. Op de [adres] werd een contant geldbedrag van € 138.670,- aangetroffen.
3.3.2.
Bewezenverklaringen
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, zoals hierna in rubriek 4 is weergegeven. De rechtbank grondt haar beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen en op de hierna volgende overwegingen.
3.3.3.
Bewezenverklaring feit 1
De rechtbank vindt allereerst bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging witwassen en dat hij hier een gewoonte van heeft gemaakt. Verdachte heeft namelijk samen met anderen jarenlang een groot aantal geld- en bitcointransacties verricht, zoals blijkt uit het onderzochte berichtenverkeer. Met betrekking tot de herkomst van dit geld en deze bitcoins is geen bronmisdrijf bekend. Op grond van de bewijsmiddelen en in samenhang met het overige bewezen geachte vindt de rechtbank desalniettemin het vermoeden gerechtvaardigd dat deze voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank verwijst in dit verband naar de grote hoeveelheid drugs en wapens die is aangetroffen in de woning van [naam 3] , die als klant van de organisatie van verdachte kan worden aangemerkt, het chatverkeer waaruit handel met Colombia kan worden afgeleid, en de veroordeling van [naam 3] voor onder andere drugshandel en wapenhandel, en de veroordeling van [naam 2] voor witwassen via de organisatie van verdachte. Uit ontsleuteld berichtenverkeer kan bovendien worden afgeleid dat de organisatie van verdachte ook voor de drugsorganisatie van ene [naam 6] diensten verrichtte. Gelet op dit vermoeden mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van alle door zijn organisatie getransigeerde geldbedragen en bitcoins. Deze verklaring heeft verdachte niet gegeven, zodat geen andere conclusie mogelijk is dan dat deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig zijn uit enig misdrijf. Dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad, volgt uit de inhoud van het berichtenverkeer waaraan hijzelf of andere familieleden van de organisatie deelnemen. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging witwassen van een bedrag van ongeveer € 18.994.485,-, bestaande uit 115 geldtransacties en 51 bitcointransacties. De totale opstelsom van deze transacties is hoger dan het genoemde bedrag. Het bedrag van € 18.994.485,- is echter opgenomen in de gestreepte tenlastelegging die als bijlage is gevoegd bij de procesafspraken. Gelet op de inhoud van de procesafspraken, waarin de verdediging onder meer heeft toegezegd geen verweer te zullen voeren, is hierover geen inhoudelijk debat gevoerd op zitting. De rechtbank zal daarom, in het voordeel van verdachte, uitgaan van dit lagere bedrag. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de overige 9 geldtransacties, omdat deze op basis van het procesdossier niet kunnen worden bewezen.
3.3.4.
Bewezenverklaring feit 2
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte een geldbedrag van € 121.250,-, drie Rolex horloges en een Porsche Cayenne heeft witgewassen op 12 april 2022. In de woning van verdachte is in de slaapkamer een poef aangetroffen met een verborgen ruimte. In deze ruimte werden een tas met geld en twee horloges van het merk Rolex aangetroffen. In de slaapkamer is ook een dameshorloge van het merk Rolex aangetroffen. In de kledingkast is een sleutel van een Porsche gevonden. Deze sleutel paste op een Porsche Cayenne met kenteken [kenteken] , die op naam stond van verdachte. Op grond van de bewijsmiddelen en in samenhang met het overige bewezen geachte vindt de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat deze goederen uit misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen ten aanzien van feit 1 is overwogen met betrekking tot een link tussen verdachte en het verrichten van diensten voor drugsorganisaties. Verdachte heeft niets willen verklaren over het geld dat is aangetroffen in de poef en dus geen concrete en verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd, die het vermoeden van witwassen kan ontzenuwen. Gelet op de hoogte van het bedrag, de wijze van bundeling en het verbergen van het geld in de poef is de rechtbank van oordeel dat het daarom niet anders kan dat dat het geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft ten aanzien van de horloges, ter waarde van € 54.000, verklaard dat hij deze deels contant en deels giraal heeft betaald. Over de aanschaf van de Porsche heeft verdachte verklaard dat hij hiervoor in Duitsland een andere auto heeft ingeruild en niet zou hebben bijbetaald. Verdachte heeft hiermee echter nog geen verklaring afgelegd over de herkomst van het geld waarmee hij de horloges en de ingeruilde auto heeft aangeschaft. Verdachte had weliswaar een legaal inkomen ten tijde van het verkrijgen van de goederen, maar gelet op de sterke aanwijzingen van witwassen en bij gebrek aan een nadere verklaring van verdachte vindt de rechtbank dit onvoldoende om het witwasvermoeden te ontzenuwen. De rechtbank is van oordeel dat het daarom niet anders kan dat dat het geld, de horloges en de auto, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank acht bewezen dat verdachte voornoemde goederen voorhanden heeft gehad en het geld in de poef ook heeft verborgen. Zij spreekt verdachte vrij van de overige witwashandelingen.
3.3.5.
Bewezenverklaring feit 3
De rechtbank vindt het onder feit 3 tenlastegelegde bewezen. Verdachte heeft met de medeverdachten en andere personen deelgenomen aan een criminele organisatie, waarbij het oogmerk het plegen van misdrijven was. De criminele organisatie heeft een bedrag van
€ 95.989.960,- witgewassen door middel van ondergronds bankieren en hier een gewoonte van gemaakt.
3.3.6.
Bewezenverklaring feit 4
De rechtbank vindt het onder feit 4 tenlastegelegde ondergronds bankieren bewezen. Verdachte en de medeverdachten beschikten niet over een vergunning van de Nederlandsche Bank, maar zij verrichtten wel activiteiten die kunnen worden gekwalificeerd als betaaldienstverlening. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de tenlastegelegde transacties plaatsvonden buiten het formele geldcircuit. Evenals bij feit 1 zal de rechtbank, in het voordeel van verdachte, uitgaan van het bedrag conform de procesafspraken, te weten een bedrag van ongeveer € 18.994.485,-, bestaande uit 115 geldtransacties en 51 bitcointransacties.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Feit 1:
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022, in Nederland , tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededaders van een geldbedrag van ongeveer EUR 18.994.485,-, bestaande uit 115 geldtransacties en 51 bitcointransacties zijn verricht, te weten:
(Bron: Pgp chats, totaalbedrag EUR 17.783.532-)
- een geldbedrag van in totaal EUR 532.500-, in de vorm van een geldtransactie op 9 juni 2020 (Encro) en
- vier geldbedragen van EUR 31.850, -, EUR 77.000, -, EUR 300.000, -, en EUR 86.500, -, in de vorm van vier geldtransacties op 15 juni 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 125.000-, in de vorm van een geldtransactie op 29 juni 2020 (met “ [naam 8] “) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 250.000-, in de vorm van een geldtransactie op 20 februari 2021 (met “ [naam 9] ”) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van in totaal EUR 56.640- , in de vorm van een geldtransactie op 25 februari 2021 (met “ [naam 10] “) (de chronologisch laatste geldtransactie uit pgp-chats (Sky Ecc) en
(Bron: digitaal beslag, totaalbedrag EUR 791.585)
- een geldbedrag van in totaal EUR 12.515,-, in de vorm van een geldtransactie op 30 januari 2021 (de chronologisch eerste geldtransactie uit het digitale beslag en
- een geldbedrag van in totaal EUR 366.175,-, in de vorm van een geldtransactie op 2 april 2021 en
- een geldbedrag van in totaal EUR 90.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 3 april 2021 (de chronologisch laatste geldtransactie uit het digitale beslag en
(Bron: bitcointransacties, totaalbedrag EUR 1.755.874,78)
- bitcointransacties ter waarde van in totaal EUR 10,01 en EUR 19.961,60, op 18 augustus 2020 (de chronologisch eerste twee bitcointransacties uit de rectificatie op de FIOD analyse) en
- een bitcointransactie ter waarde van in totaal EUR 100.314,25, in de vorm van een bitcointransactie op 9 september 2020 en
- een bitcointransactie ter waarde van in totaal EUR 10.702,-, in de vorm van een bitcointransactie op 8 februari 2021 (chronologisch de laatste bitcointransactie uit de rectificatie op de FIOD analyse) en
- nog een aantal bitcointransacties zoals opgenomen in FIN.063 en nog een aantal uit pgp chats en digitaal beslag blijkende geldtransacties en
(Bron: zaaksdossier Kaliman)
- een geldbedrag van in totaal EUR 59.315,-, in de vorm van een geldtransactie op 4 mei 2021
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2:
op 12 april 2022 in Nederland , meerdere voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van EUR 121.250,- ( [adres] ) en
- Rolex horloges en
- een Porsche Cayenne met kenteken [kenteken]
heeft voorhanden gehad en/of de vindplaats verborgen, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 3:
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 in Nederland , heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en uit medeverdachten
1. [medeverdachte 5] en
2. [medeverdachte 2] en
3. [medeverdachte 4] en
4. [medeverdachte 3] en
5. [medeverdachte 6] en
6. [medeverdachte 1] en
7. [naam 1]
en andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
-a. een gewoonte maken van het plegen van witwassen (totaalbedrag EUR 95.989.960,-) en
-b. bankieren zonder vergunning;
Feit 4:
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 in Nederland , tezamen en in vereniging met anderen, met een zetel in Nederland , opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht, immers hebben verdachte en zijn mededaders ten behoeve van en/of op verzoek van (onbekend gebleven) begunstigden en/of (onbekend gebleven) betalers en/of (onbekend gebleven) anderen (contante) geldtransacties uitgevoerd en/of voor rekening van de voornoemde begunstigden en/of betalers ontvangen en/of aan de voornoemde begunstigden en/of betalers beschikbaar gesteld en/of voor de voornoemde begunstigden en/of betalers gehouden, bestaande uit 115 geldtransacties en 51 bitcointransacties (ter waarde van ongeveer EUR 18.994.485), te weten:
(Bron: Pgp chats, totaalbedrag EUR 17.783.532- )
- een geldbedrag van in totaal EUR 532.500- , in de vorm van een geldtransactie op 9 juni 2020 (Encro) en
- vier (geldbedragen van (ongeveer) EUR 31.850, -, EUR 77.000, -, EUR 300.000, -, en EUR 86.500, -, in de vorm van vier geldtransacties op 15 juni 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 125.000- , in de vorm van een geldtransactie op 29 juni 2020 (met “ [naam 8] “) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 250.000- , in de vorm van een geldtransactie op 20 februari 2021 (met “ [naam 9] ”) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 56.640- , in de vorm van een geldtransactie op 25 februari 2021 (met “ [naam 10] “) (de chronologisch laatste geldtransactie uit pgp chats) en
(Bron: digitaal beslag, totaalbedrag EUR 791.585)
- een geldbedrag van EUR 12.515,-, in de vorm van een geldtransactie op 30 januari 2021 (de chronologisch eerste geldtransactie uit het digitale beslag) en
- een geldbedrag van EUR 90.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 3 april 2021 (de chronologisch laatste geldtransactie uit het digitale beslag) en
(Bron: bitcointransacties, totaalbedrag EUR 1.755.874,78)
- bitcointransacties ter waarde van EUR 10,01 en EUR 19.961,60, op 18 augustus 2020 (de chronologisch eerste twee bitcointransacties uit de rectificatie op de FIOD analyse) en
- een bitcointransactie ter waarde van EUR 100.314,25, in de vorm van een bitcointransactie op 9 september 2020 en
- een bitcointransactie ter waarde van EUR 10.702,-, in de vorm van een bitcointransactie op 8 februari 2021 (chronologisch de laatste bitcointransactie uit de rectificatie op de FIOD analyse) en nog een aantal bitcointransacties zoals opgenomen in FIN.063 en nog een aantal uit pgp chats en digitaal beslag blijkende geldtransacties en
(Bron: zaaksdossier Kaliman)
- een geldbedrag van EUR 59.315,-, in de vorm van een geldtransactie op 4 mei 2021.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Procesafspraken

8.1.
Totstandkoming procesafspraken
Na de regiezitting op 18 januari 2023 hebben partijen de mogelijkheid van het maken van procesafspraken besproken, met het doel de afdoening van de strafzaak en de (voorgenomen) ontnemingszaak tegen verdachte. Op 25 januari 2024 hebben beide partijen de procesafspraken ondertekend. Deze procesafspraken worden als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
8.2.
Overeengekomen procesafspraken
Het Openbaar Ministerie beoogt door het maken van procesafspraken de behandeling van deze straf- en ontnemingszaken zo efficiënt mogelijk te maken. In de aanloop naar onderstaande afspraken is nadrukkelijk acht geslagen op de eisen van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Beoogd is om efficiency en juridische kwaliteit bijeen te brengen. Naar aanleiding van dit overleg zijn het Openbaar Ministerie en de verdediging op 25 januari 2024 – kort gezegd – het volgende overeengekomen.
Verdachte:
  • zal geen aanhoudingsverzoek of nadere onderzoekswensen indienen of (inhoudelijke) verweren voeren;
  • in het kader van de ontnemingsschikking doet verdachte afstand van de inbeslaggenomen goederen als vermeld in de bijlagen 4 en 5, gevoegd bij de procesafspraken;
  • zal verschijnen op de inhoudelijke behandeling en worden gehoord over de procesafspraken;
  • zal aanwezig zijn bij het uitspreken van het vonnis en hij houdt rekening met de mogelijkheid dat de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt bevolen;
  • zal zich niet onttrekken aan de executie van de door de rechtbank bij vonnis opgelegde (gevangenis-)straf en hij zal zich uiterlijk één week na de uitspraak melden bij een aan te wijzen justitiële inrichting voor het ondergaan van de opgelegde straf.
Het Openbaar Ministerie zal rekwireren tot:
  • bewezenverklaring van alle aan verdachte tenlastegelegde feiten;
  • oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 44 maanden met aftrek van het voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij de uitspraak van het vonnis.
Daarnaast zegt het Openbaar Ministerie toe niet over te zullen gaan tot vervolging van nieuwe, met de huidige tenlastegelegde feiten vergelijkbare/samenhangende strafbare feiten welke mogelijk uit de in het onderzoek onderzochte bronnen naar voren zijn gekomen of nog naar voren kunnen komen.
Het Openbaar Ministerie zal ter zitting een ontnemingsvordering aankondigen. Aan de procesafspraken is tevens een schikkingsovereenkomst verbonden, inhoudende dat verdachte afstand doet van de inbeslaggenomen goederen. Het Openbaar Ministerie zegt in ruil daarvoor toe de ontnemingsvordering niet te zullen aanbrengen.
8.3.
Beoordeling procesafspraken door de rechtbank
De rechter kan alleen acht slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in een afdoeningsvoorstel de verdachte in de regel afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten. [1]
De rechtbank heeft op de zitting van 26 januari 2024 de procesafspraken besproken met verdachte, terwijl hij werd bijgestaan door zijn raadsvrouw. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij begrijpt waar de procesafspraken uit bestaan. De rechtbank heeft de gevolgen van de procesafspraken besproken en de rechtspositie van verdachte concreet aan de orde gesteld. Verdachte heeft verklaard dat hij zich bewust is van de procesafspraken en de gevolgen hiervan en dat hij nog altijd achter de gemaakte afspraken en het afdoeningsvoorstel staat. De rechtbank heeft begrepen dat hij zich vrij voelde om zelf te beslissen en zich niet onder druk gezet heeft gevoeld om de procesafspraken te maken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte – die gedurende zijn proces steeds is bijgestaan door een advocaat – vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie, en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan de procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank heeft zich er bij de inhoudelijke behandeling van vergewist dat verdachte nog altijd achter de gemaakte afspraken en het afdoeningsvoorstel staat. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat zij acht kan slaan op de tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte procesafspraken.

9.Motivering van de straf

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform de procesafspraken gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 44 maanden, met aftrek van het voorarrest en met opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak van het vonnis. Vanwege de gemaakte procesafspraken is de eis een derde lager dan anders geëist zou zijn.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich conform de procesafspraken aangesloten bij de eis van de officier van justitie.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich gedurende bijna vier jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte-)witwassen, ondergronds bankieren en het deelnemen aan een criminele organisatie. De organisatie heeft een bedrag van meer dan 95 miljoen euro witgewassen en verdachte heeft zelf – tezamen en in vereniging met anderen – een bedrag van bijna 19 miljoen euro witgewassen. Verdachte heeft binnen de criminele organisatie de rol geldkoerier, bankier en reseller van PGP-toestellen vervuld. Verder heeft verdachte een bedrag van € 121.250,-, drie Rolex horloges en een Porsche witgewassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door witwassen op deze schaal wordt niet alleen het girale betalingssysteem ondermijnd, maar kunnen ook andere vormen van zeer ernstige criminaliteit, zoals georganiseerde drugshandel, wapenhandel en terrorisme, worden gefinancierd.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 8 december 2023. Hieruit volgt dat aan verdachte in 2015 en 2016 transacties zijn opgelegd voor witwassen. Alhoewel dit soortgelijke feiten als de onderhavige feiten betreffen, zal de rechtbank vanwege het tijdsverloop deze feiten niet strafverzwarend meewegen.
Samenloop
De rechtbank is van oordeel dat artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is ten aanzien van het onder feit 1 en feit 4 bewezenverklaarde. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank hier rekening mee.
Strafoplegging
Naar de rechtbank begrijpt zou de officier van justitie een gevangenisstraf van 66 maanden hebben geëist als geen procesafspraken waren gemaakt. De rechtbank heeft gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten die strafrechters onderling hebben opgesteld. Voor witwassen en ondergronds bankieren bestaan geen afzonderlijke oriëntatiepunten. De rechtbank heeft wel gekeken naar de oriëntatiepunten voor fraude, maar gelet op de aard en met name de hoogte van de bedragen in deze zaak, bieden die weinig houvast voor het komen tot een redelijke strafoplegging. Daarom heeft de rechtbank voornamelijk gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Tegen die achtergrond vindt de rechtbank het door de officier van justitie genoemde uitgangspunt van een gevangenisstraf van 66 maanden in beginsel passend. Gelet op de straf(proces)rechtelijke en maatschappelijke voordelen die behaald worden met een afdoening middels procesafspraken, zal de rechtbank de conform de procesafspraken gevorderde strafeis, met een strafvermindering van een derde, volgen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal bepalen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van heden. Gelet op de gemaakte procesafspraken tussen verdachte en het Openbaar Ministerie gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte zich uiterlijk 1 week na de uitspraak meldt bij een justitiële inrichting voor het ondergaan van de opgelegde straf.

10.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen inbeslaggenomen die zijn opgenomen in een beslaglijst. Deze beslaglijst is gevoegd als bijlage 3 en geldt als hier ingevoegd.
10.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volgens de procesafspraken akkoord gaat met het doen van afstand van de voorwerpen waarop (klassiek) beslag is gelegd, met uitzondering van de Kawasaki-motorfietsen en de officier van justitie verzoekt de rechtbank hierin mee te gaan. In het kader van de separaat getroffen ontnemingsschikking zal de waarde van deze goederen worden verrekend. De officier van justitie verzoekt de Kawasaki-motorfietsen terug te geven aan verdachte. Na voldoening van de schikkingsovereenkomst zal het Openbaar Ministerie het eveneens op de motorfietsen rustende conservatoir beslag alsmede het conservatoir beslag op de onroerende zaak op het adres [adres] opheffen.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de beslissingen om het beslag te bepalen zoals is opgenomen in de procesafspraken.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt uit de bijgevoegde procesafspraken dat er tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie afspraken zijn gemaakt over de inbeslaggenomen goederen. Gelet hierop zal de rechtbank gelasten dat het onder nummer 5 inbeslaggenomen geld zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende en de Kawasaki-motorfietsen (nummers 6 en 7) moeten worden teruggegeven aan verdachte. Ter zake het geld (nummer 6 op de beslaglijst) en de drie Rolex horloges (nummers 2, 3 en 4 op de beslaglijst) die zijn aangetroffen aan de [adres] en de in de buurt aangetroffen Porsche Cayenne (nummer 9 van de beslaglijst) overweegt de rechtbank dat deze voorwerpen zijn witgewassen (feit 2). Ter zake de twee poefen (nummers 11 en 12 van de beslaglijst) geldt dat daarmee deze goederen zijn verborgen. De rechtbank ziet daarom aanleiding deze voorwerpen verbeurd te verklaren, zoals blijkens berekening verrekening ontneming/beslag [verdachte] bij de procesafspraken ten aanzien van het geld, de horloges en de auto ook is afgesproken tussen partijen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 55, 57, 63, 140, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 en feit 4 medeplegen van gewoontewitwassen en het medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2:3a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
Feit 2 witwassen, meermalen gepleegd;
Feit 3 deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 44 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Verklaart verbeurd:
2. 1 1 STK Horloge 14500 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716241, zilver/goud/zwart, merk: Rolex);
2. 1 1 STK Horloge 12000 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716242, goud met zilver, merk: Rolex (dames));
2. 1 1 STK Horloge 8500 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716243, goud/zwart/zilver, merk: Rolex);
121250 EUR - IBG; 25-04-2022 121250 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716204);
1 STK Personenauto N605XT (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_717495, Zwart, merk: Porsche);
11. 1 1 STK poef (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716261, met verborgen ruimte);
11. 1 1 STK Poef (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_717167, met verborgen ruimte).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
5. 50 EUR - IBG: 12-04-2022 50 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716150);
Gelast de teruggave aan verdachte [verdachte] van:
6. 1 1 STK Motorfiets 10000 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_717166, Kawasaki);
6. 1 1 STK Motorfiets 4000 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_717165, Kawasaki);
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mr. M.R.J. van Wel en mr. J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252,