ECLI:NL:RBAMS:2024:3894

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
13-091347-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewoontewitwassen, ondergronds bankieren, en wapenbezit

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen Mega Holmen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. De zaak betreft meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder gewoontewitwassen, ondergronds bankieren, deelname aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van een aanzienlijk bedrag van ongeveer € 24.086.368,03, dat bestond uit diverse geld- en bitcointransacties. De verdachte heeft ook een geldbedrag van € 2.580,- en een Rolex horloge ter waarde van € 27.000,- witgewassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen van een bedrag van € 138.670,-, omdat niet kon worden bewezen dat hij wetenschap had van dit bedrag. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij het witwassen van criminele gelden een bedreiging vormt voor de legale economie en de integriteit van het financiële verkeer aantast. De verdachte heeft ook een pistool en munitie voorhanden gehad, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich meebrengt. De rechtbank heeft de procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging goedgekeurd, waarbij de verdachte afstand deed van bepaalde verdedigingsrechten in ruil voor een lagere straf. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-091347-22
Datum uitspraak: 2 juli 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen
op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 januari 2024, 1 februari 2024 en 2 juli 2024. Het onderzoek is gesloten op 2 juli 2024, waarna direct uitspraak is gedaan in de zaken van verdachte en de medeverdachten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. S.A. van de Vliet en mr. U.E.A. Weitzel (hierna: de officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gesloten overeenkomst over de door hen gemaakte procesafspraken. Deze afspraken houden onder meer in dat de verdediging geen onderzoekswensen zal indienen en geen bewijs- en strafmaatverweren zal voeren. Het Openbaar Ministerie zal onder meer rekwireren tot een bewezenverklaring van alle aan verdachte tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van het voorarrest, en zal de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis vorderen. Het Openbaar Ministerie zegt met de procesafspraken toe niet te zullen overgaan tot vervolging van nieuwe vergelijkbare of samenhangende strafbare feiten welke mogelijk uit de in onderzoek Holmen onderzochte bronnen naar voren komen.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – ten laste gelegd dat hij:
Feit 1: in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 tezamen en in vereniging met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van een bedrag van
€ 24.086.368,03, bestaande uit circa 208 geldtransacties en/of 429 bitcointransacties;
Feit 2: op 12 april 2022 een geldbedrag van € 2.580,- en/of een geldbedrag van € 138.670,- en/of een Rolex horloge (ter waarde van € 27.000,-) heeft witgewassen;
Feit 3: in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit verdachte en de medeverdachten, met het oogmerk op het plegen van misdrijven te weten (gewoonte-)witwassen en/of bankieren zonder vergunning;
Feit 4: op 12 april 2022 in Amsterdam een pistool, een patroonmagazijn en 11 patronen, van categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
Feit 5: in de periode van 12 december 2019 tot en met 18 april 2022 tezamen en in vereniging, met een zetel in Nederland , opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank heeft gebankierd, voor een bedrag van € 24.086.368.03,-, bestaande uit circa 208 geldtransacties en/of circa 429 bitcointransacties.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Verdachte moet ten aanzien van feit 2 partieel worden vrijgesproken van het witwassen van het geldbedrag van € 138.670,- ( [adres] ), omdat niet kan worden bewezen dat hij wetenschap van of beschikking over dit geldbedrag had.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – overeenkomstig de procesafspraken – geen bewijsverweren gevoerd en zich niet over het bewijs uitgelaten.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Inleiding
Het opsporingsonderzoek met de naam Holmen is op 10 januari 2020 aangevangen naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI). Uit deze informatie kwam het vermoeden naar voren dat het pand aan de [adres] gebruikt zou worden om grote geldbedragen wit te wassen, onder meer door middel van cryptovaluta. Daarbij werd onder anderen de naam van verdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) genoemd. Het genoemde pand aan de [adres] bleek zijn eigendom te zijn. Van 13 februari 2020 tot 6 maart 2020 heeft bij dat pand een camera-observatie plaatsgevonden, waardoor het vermoeden van witwashandelingen op deze locatie werd versterkt. Op de camerabeelden werd gezien dat regelmatig tassen met vermoedelijk contante gelden in en uit het pand werden gebracht.
Vanaf maart 2020 is de cameraobservatie op de [adres] stopgezet vanwege het opstarten van zijtakonderzoek Sestus. Dit onderzoek is opgestart op basis van TCI-informatie over twee andere verdachten die zich bezig zouden houden met de handel in verdovende middelen en het witwassen van crimineel geld. Op 23 september 2020 werden in dit onderzoek verschillende aanhoudingen verricht, nadat een van die verdachten twee zwarte sporttassen en vier bigshopper-tassen aan een andere verdachte leverde. In deze tassen bleek een bedrag van meer dan drie miljoen euro te zitten. Uit peilbakengegevens en OVC-gesprekken kwam het vermoeden naar voren dat dit geldbedrag afkomstig was van [medeverdachte 1] en was geleverd vanuit de [adres] .
Op 25 september 2020 is de cameraobservatie van de [adres] hervat. De vermoedelijke geldleveringen vonden nog steeds plaats en daarbij kwamen ook verschillende familieleden van [medeverdachte 1] in beeld. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een verdenking van witwassen ten aanzien van onder meer [verdachte] , [naam 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , allen met de achternaam [achternaam] . Ter zitting is overeengekomen dat de verdachten bij hun voornaam zouden worden genoemd en voor de leesbaarheid zal dit ook in het vonnis gebeuren. [medeverdachte 1] , [verdachte] en [naam 1] zouden hoofdzakelijk betrokken zijn bij het witwassen van geld vanaf de [adres] , en [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zouden betrokken zijn bij geldleveringen aan en van derden.
Naast onderzoek Sestus hebben ook diverse andere zijtakonderzoeken bijgedragen aan de verdenkingen.
Het onderzoek Adonora ziet op meerdere, uit bakengegevens en observaties blijkende, ontmoetingen tussen [medeverdachte 3] en [naam 2] , waarbij tassen werden overgedragen. In sommige gevallen bracht [medeverdachte 3] de tassen vervolgens naar de [adres] . [naam 2] kon worden gekoppeld aan [naam 3] en een pand in [plaats 3] , waar later bij een doorzoeking grote hoeveelheden contante gelden, verdovende middelen en vuurwapens werden aangetroffen. Op 24 juni 2021 werd tot aanhouding van [naam 3] en [naam 2] overgegaan, toen het vermoeden bestond dat zij een geldlevering zouden doen aan [medeverdachte 3] . In hun auto werd toen een groot geldbedrag in een bigshopper-tas aangetroffen. In de telefoons van [naam 3] en [naam 2] werd vermoedelijke communicatie met [medeverdachte 1] aangetroffen. Ook was er communicatie die leek te gaan over geldleveringen in relatie tot [verdachte] en [medeverdachte 4] .
Het onderzoek Kaliman richtte zich op [naam 4] . Uit bakengegevens in combinatie met observaties rees het vermoeden dat [medeverdachte 2] tassen met contant geld leverde aan [naam 4] . Gedurende het onderzoek Holmen werd gezien dat [naam 4] ook de locatie aan de [adres] bezocht. Op 4 mei 2021 werd [naam 4] aangehouden, waarna in de woning van zijn moeder een tas met contanten werd aangetroffen. Het vermoeden bestond dat de tas kort daarvoor door [medeverdachte 2] was afgegeven.
Het onderzoek Novelo had betrekking op [naam 5] . Op camerabeelden van de [adres] was te zien dat [naam 5] meerdere keren met een rugzak het pand aan de [adres] binnenging en met een meer gevulde rugzak het pand verliet. Op 16 november 2021 werd op de camerabeelden gezien dat [naam 5] vanaf de [adres] naar [locatie] in Rotterdam reed, waar hij met de meer gevulde rugzak het pand binnenging. Kort daarop werd door de politie het pand van [locatie] betreden. Tijdens de daaropvolgende doorzoeking werd een bedrag van € 85.710,- in contanten aangetroffen, waarvan € 46.280,- in de rugzak die [naam 5] daarvoor bij zich droeg. Het vermoeden bestond dat deze contanten afkomstig waren van de [adres] .
Ten slotte zijn in het onderzoek Meldorf in de telefoon van een verdachte, die is aangehouden voor witwassen, WhatsApp-berichten aangetroffen die lijken te relateren aan de [adres] en de [adres] . Op dit laatste adres is [bedrijf 1] , de onderneming van [medeverdachte 5] , gevestigd.
Diverse verdachten, onder wie ook [verdachte] , zijn door de politie gekoppeld aan EncroChat- en Sky-accounts. Uit de versleutelde chatberichten leidt de politie af dat [bedrijf 1] werd gebruikt om grote contante geldbedragen af te geven of te ontvangen. Uit EncroChat- en Sky-berichten kwamen ook de locaties [adres] ( [bedrijf 2] , een onderneming van [medeverdachte 2] ) en [adres] ( [bedrijf 3] , gerund door [medeverdachte 6] en in eigendom van [medeverdachte 5] ) als locaties van vermoedelijke witwashandelingen en ondergronds bankieren naar voren.
Zaaksdossiers uit voornoemde onderzoeken zijn gevoegd in het dossier van Holmen. Naar aanleiding van deze onderzoeken heeft de politie op de actiedag van 12 april 2022 verdachte en de medeverdachten aangehouden. Hierbij zijn diverse panden en woningen van de verdachten doorzocht, waarbij onder meer grote hoeveelheden contant geld, deels verborgen in poefen en geldtelmachines zijn aangetroffen. Op de [adres] werd een contant geldbedrag van € 138.670,- aangetroffen.
3.3.2.
Bewezenverklaringen
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, zoals hierna in rubriek 4 is weergegeven. De rechtbank grondt haar beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen en op de hierna volgende overwegingen.
3.3.3.
Bewezenverklaring feit 1
De rechtbank vindt gelet op de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging witwassen van een totaalbedrag van ongeveer € 24.086.368,03 in de periode van 1 juli 2018 en 12 april 2022 en dat hij hier een gewoonte van heeft gemaakt. Verdachte heeft namelijk samen met anderen jarenlang een groot aantal geld- en bitcointransacties verricht, zoals blijkt uit het onderzochte berichtenverkeer. Met betrekking tot de herkomst van dit geld en deze bitcoins is geen bronmisdrijf bekend. Op grond van de bewijsmiddelen en in samenhang met het overige bewezen geachte vindt de rechtbank desalniettemin het vermoeden gerechtvaardigd dat deze voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank verwijst in dit verband naar de grote hoeveelheid drugs en wapens die is aangetroffen in de woning van [naam 3] , die als klant van de organisatie van verdachte kan worden aangemerkt, het chatverkeer waaruit handel met Colombia kan worden afgeleid, en de veroordeling van [naam 3] voor onder andere drugshandel en wapenhandel, en de veroordeling van [naam 2] voor witwassen via de organisatie van verdachte. Uit ontsleuteld berichtenverkeer kan bovendien worden afgeleid dat de organisatie van verdachte ook voor de drugsorganisatie van ene [naam 7] diensten verrichtte. Gelet op dit vermoeden mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van alle door zijn organisatie getransigeerde geldbedragen en bitcoins. Deze verklaring heeft verdachte niet gegeven, zodat geen andere conclusie mogelijk is dan dat deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig zijn uit enig misdrijf. Dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad, volgt uit de inhoud van het berichtenverkeer waaraan hijzelf of andere familieleden van de organisatie deelnemen.
3.3.4.
Bewezenverklaring feit 2
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte op 12 april 2022 een geldbedrag van € 2.580,- en een Rolex horloge ter waarde van € 27.000,- voorhanden heeft gehad en heeft witgewassen. Met betrekking tot deze voorwerpen is geen bronmisdrijf bekend. Op grond van de bewijsmiddelen en in samenhang met het overige bewezen geachte vindt de rechtbank desalniettemin het vermoeden gerechtvaardigd dat deze voorwerpen uit misdrijf afkomstig zijn. De waarde van de voorwerpen kan niet worden verklaard uit legale inkomsten van verdachte. De rechtbank verwijst bovendien naar hetgeen ten aanzien van feit 1 is overwogen met betrekking tot een link tussen verdachte en het verrichten van diensten voor drugsorganisaties. Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en dus geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over de herkomst van de voorwerpen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het daarom niet anders kan dan dat de voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Partiële vrijspraak € 138.670,-
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het witwassen van een geldbedrag van € 138.670,-, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van dit bedrag op de [adres] .
3.3.5.
Bewezenverklaring feit 3
De rechtbank vindt het onder feit 3 tenlastegelegde bewezen. Verdachte heeft met de medeverdachten en andere personen deelgenomen aan een criminele organisatie, waarbij het oogmerk het plegen van misdrijven was. De criminele organisatie heeft een bedrag van
€ 95.989.960,- witgewassen door middel van ondergronds bankieren en hier een gewoonte van gemaakt.
3.3.6.
Bewezenverklaring feit 4
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte op 12 april 2022 een pistool, een patroonmagazijn en patronen, telkens van categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad. Het pistool is aangetroffen in het tv-meubel in de woning van verdachte en op de ruwe delen van het pistool en aan de binnenzijde van de loop is DNA overeenkomstig het DNA van verdachte aangetroffen.
3.3.7.
Bewezenverklaring feit 5
De rechtbank vindt het onder feit 5 tenlastegelegde ondergronds bankieren bewezen. Verdachte en de medeverdachten beschikten niet over een vergunning van de Nederlandsche Bank, maar zij verrichten wel activiteiten die kunnen worden gekwalificeerd als betaaldienstverlening. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de tenlastegelegde transacties plaatsvonden buiten het formele geldcircuit.
Partiële vrijspraak 5 transacties (€ 298.700,-)
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het verrichten van een vijftal transacties (tweemaal een geldbedrag van € 75.000,- op 28 juni 2019, een geldbedrag van € 101.000 op 30 juli 2019, een geldbedrag van € 7.700,- op 28 september 2019 en een geldbedrag van € 40.000 op 23 november 2019), omdat deze transacties vóór de tenlastegelegde periode zijn verricht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Feit 1:
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022, in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders een geldbedrag van ongeveer EUR 24.086.368,03, bestaande uit circa 208 geldtransacties en 429 bitcointransacties, te weten:
(Bron: Pgp chats (Sky ECC en Encrochat), totaalbedrag EUR 8.947.886,-)
- een geldbedrag van EUR 75.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 28 juni 2019 (met ‘ [naam 6] ’) (de chronologisch eerste geldtransactie uit pgp chats (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 45.000,- , in de vorm van een geldtransactie op 7 april 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Encrochat) en
- een geldbedrag van EUR 35.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 9 april 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Encrochat) en
- een geldbedrag van EUR 50.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 18 april 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Encrochat) en
- een geldbedrag van EUR 60.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 29 april 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Encrochat) en
- een geldbedrag van EUR 50.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 11 mei 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Encrochat) en
- een geldbedrag van EUR 50.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 16 mei 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Encrochat) en
- een geldbedrag van EUR 400.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 6 juli 2020 (met ‘ [naam 8] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 500.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 9 juli 2020 (met ‘ [naam 8] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 500.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 16 juli 2020 (met ‘ [naam 8] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 10.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 28 augustus 2020 (met ‘ [naam 9] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 10.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 29 augustus 2020 (met ‘ [naam 9] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 65.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 21 september 2020 (met ‘ [naam 8] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 150.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 24 november 2020 (met ‘ [naam 9] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 98.311,-, in de vorm van een geldtransactie op 9 februari 2021 (met ‘ [naam 10] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 16.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 18 maart 2021 (met ‘ [naam 11] ’) (de chronologisch laatste geldtransactie uit pgp chats) en
- nog een hoeveelheid uit de pgp chats blijkende geldbedragen in de vorm van geldtransacties als vervat in FIN.044, p. 12+ p. 43 – p. 49 in combinatie met TEL.006, TEL.008, TEL.012, TEL.015, TEL.026, TEL.029, TEL.030, TEL.031, TEL.034, TEL.038, TEL.039, TEL.049, TEL.050, TEL.051, TEL.056, TEL.058, TEL.059, TEL.065, TEL.090, FIN.063 en
(Bron: bitcointransacties, totaalbedrag EUR 14.363.357,03)
- bitcointransacties op 7 april 2020 ter waarde van in totaal EUR 551,75,- en EUR 40.320,-, (de chronologisch eerste bitcointransacties uit de FIOD analyse) en
- bitcointransacties op 11 juni 2020 ter waarde van EUR 43.175,50,- en EUR 14.075,- en
- een bitcointransactie op 18 februari 2021 ter waarde van EUR 10.641,78,- (de chronologisch laatste bitcointransactie uit de FIOD analyse) en nog een aantal bitcointransacties zoals opgenomen in DSK.001 (ZD08.003809), FIN.059 (ZD08.04259 e.v.) en FIN.063 (ZD08.5814) en
(Bron: digitaal beslag, totaalbedrag EUR 621.845,-)
-een geldbedrag van EUR 7.700,-, in de vorm van een geldtransactie op 28 september 2019 (de chronologisch eerste geldtransactie uit het digitale beslag) en/of
- een geldbedrag van EUR 104.764 (AED 419.050), in de vorm van een geldtransactie op 8 maart 2022 (met ‘ [naam 12] ’) en
- een geldbedrag van EUR 74.820 (AED 299.280), in de vorm van een geldtransactie op 8 maart 2022 (met ‘ [naam 12] ’) en
- een geldbedrag van EUR 96.188 (AED 384.750), in de vorm van een geldtransactie op 9 maart 2022 (met ‘ [naam 12] ’) en
- een geldbedrag van EUR 81.356 (AED 325.425), in de vorm van een geldtransactie op 28 maart 2022 en
- een geldbedrag van EUR 12.940, in de vorm van een geldtransactie op 6 april 2022 en
- een geldbedrag van EUR 11.170,-, in de vorm van een geldtransactie op 7 april 2022 (de chronologisch laatste geldtransactie uit het digitale beslag) en
- nog een hoeveelheid uit het digitaal beslag blijkende geldbedragen in de vorm van geldtransacties, als samengevat in FIN.044, bijlage 2.2., FIN.062, bijlage 1 en
(Bron: ZD Adonora, totaalbedrag EUR 107.000,-)
- een geldbedrag van EUR 107.000, in de vorm van een geldtransactie op 3 juni 2021 en
(Bron: zaaksdossier Novelo, totaalbedrag EUR 46.280.-)
- een geldbedrag van EUR 46.280,-, in de vorm van een geldtransactie op 16 november 2021
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2:
op 12 april 2022 in Nederland , meerdere voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van EUR 2580,- ( [adres] ) en
- een Rolex horloge (ter waarde van EUR 27.000,-)
voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 3:
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 12 april 2022 in Nederland , heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en uit medeverdachten
1. [medeverdachte 5] en
2. [medeverdachte 2] en
3. [medeverdachte 4] en
4. [medeverdachte 3] en
5. [medeverdachte 6] en
6. [verdachte] en
7. [naam 1]
en andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
-a. een gewoonte maken van het plegen van witwassen (totaalbedrag EUR 95.989.960,-) en
-b. bankieren zonder vergunning;
Feit 4:
hij op of omstreeks 12 april 2022 in Nederland , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk: Walther, model PPK, kaliber 7,65mm br) en een wapen van categorie III, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn (merk: Walther, capaciteit 8 patronen) en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 11 patronen (kaliber:7,65mm br, model: volmantel rondneus) voorhanden heeft gehad;
Feit 5:
in de periode van 12 december 2019 tot en met 18 april 2022 in Nederland , tezamen en in vereniging met anderen, met een zetel in Nederland , opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht, immers heeft hij, verdachte en zijn mededaders ten behoeve van en/of op verzoek van (een onbekend gebleven) begunstigden en/of (onbekend gebleven) betalers en/of (onbekend gebleven) anderen (contante) geldtransacties uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer van de voornoemde begunstigden en/of betalers ontvangen en/of beschikbaar gesteld, bestaande uit 203 geldtransacties en 429 bitcointransacties (ter waarde van EUR 23.787.668,03), te weten:
(Bron: Pgp chats (Sky ECC en Encrochat), totaalbedrag EUR 8.872.886,-
- een geldbedrag van EUR 45.000,- , in de vorm van een geldtransactie op 7 april 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Encrochat) en
- een geldbedrag van EUR 35.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 9 april 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Encrochat) en
- een geldbedrag van EUR 50.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 18 april 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Encrochat) en
- een geldbedrag van EUR 60.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 29 april 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Encrochat) en
- een geldbedrag van EUR 50.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 11 mei 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Encrochat) en
- een geldbedrag van EUR 50.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 16 mei 2020 (met ‘ [naam 7] ’) (Encrochat) en
- een geldbedrag van EUR 400.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 6 juli 2020 (met ‘ [naam 8] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 500.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 9 juli 2020 (met ‘ [naam 8] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 500.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 16 juli 2020 (met ‘ [naam 8] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 10.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 28 augustus 2020 (met ‘ [naam 9] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 10.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 29 augustus 2020 (met ‘ [naam 9] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 65.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 21 september 2020 (met ‘ [naam 8] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 150.000,-, in de vorm van een geldtransactie op 24 november 2020 (met ‘ [naam 9] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 98.311,-, in de vorm van een geldtransactie op 9 februari 2021 (met ‘ [naam 10] ’) (Sky Ecc) en
- een geldbedrag van EUR 16.000,- , in de vorm van een geldtransactie op 18 maart 2021 (met ‘ [naam 11] ’) (de chronologisch laatste geldtransactie uit pgp chats)
en nog een hoeveelheid uit de pgp chats blijkende geldbedragen in de vorm van geldtransacties als vervat in FIN.044, p. 12+ p. 43 – p. 49 in combinatie met TEL.006, TEL.008, TEL.012, TEL.015, TEL.026, TEL.029, TEL.030, TEL.031, TEL.034, TEL.038, TEL.039, TEL.049, TEL.050, TEL.051, TEL.056, TEL.058, TEL.059, TEL.065, TEL.090, FIN.063 en
(Bron: bitcointransacties, totaalbedrag EUR 14.363.357,03)
- bitcointransacties op 7 april 2020 ter waarde van EUR 551,75,- en EUR 40.320,-, (de chronologisch eerste bitcointransacties uit de FIOD analyse) en
- bitcointransacties op 11 juni 2020 ter waarde van EUR 43.175,50,- en EUR 14.075,- en
- een bitcointransactie op 18 februari 2021 ter waarde van EUR 10.641,78,-, (de chronologisch laatste bitcointransactie uit de FIOD analyse)
en nog een aantal bitcointransacties zoals opgenomen in DSK.001 (ZD08.003809), FIN.059 (ZD08.04259 e.v. ) en FIN.063 (ZD08.5814) en
(Bron: digitaal beslag, totaalbedrag EUR 614.145)
(ZD05.002123/ZD08.004071 e.v., p. 12, 14) + DIG.013 (ZD08.005891 e.v., p.2-3) en
- een geldbedrag van EUR 104.764 (AED 419.050), in de vorm van een geldtransactie op 8 maart 2022 (met ‘ [naam 12] ’) en
- een geldbedrag van EUR 74.820 (AED 299.280), in de vorm van een geldtransactie op 8 maart 2022 (met ‘ [naam 12] ’) en
- een geldbedrag van EUR 96.188 (AED 384.750), in de vorm van een geldtransactie op 9 maart 2022 (met ‘ [naam 12] ’) en
- een geldbedrag van EUR 81.356 (AED 325.425), in de vorm van een geldtransactie op 28 maart 2022 en
- een geldbedrag van EUR 12.940, in de vorm van een geldtransactie op 6 april 2022 (zie FIN.044 en
- een geldbedrag van EUR 11.170,-, in de vorm van een geldtransactie op 7 april 2022 (de chronologisch laatste geldtransactie uit het digitale beslag en
- nog een hoeveelheid uit het digitaal beslag blijkende geldbedragen in de vorm van geldtransacties, als samengevat in FIN.044, bijlage 2.2., FIN.062, bijlage 1 en
(Bron: ZD Adonora, totaalbedrag EUR 107.000,-)
- een geldbedrag van EUR 107.000, in de vorm van een geldtransactie op 3 juni 2021 en
(Bron: zaaksdossier Novelo, totaalbedrag EUR 46.280.-)
- een geldbedrag van EUR 46.280,-, in de vorm van een geldtransactie op 16 november 2021.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Procesafspraken

8.1.
Totstandkoming procesafspraken
Na de regiezitting op 18 januari 2023 hebben partijen de mogelijkheid van het maken van procesafspraken besproken, met het doel de afdoening van de strafzaak en de (voorgenomen) ontnemingszaak tegen verdachte. Op 22 januari 2024 hebben beide partijen de procesafspraken ondertekend. Deze procesafspraken worden als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
8.2.
Overeengekomen procesafspraken
Het Openbaar Ministerie beoogt door het maken van procesafspraken de behandeling van deze straf- en ontnemingszaken zo efficiënt mogelijk te maken. In de aanloop naar onderstaande afspraken is nadrukkelijk acht geslagen op de eisen van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Beoogd is om efficiency en juridische kwaliteit bijeen te brengen. Naar aanleiding van dit overleg zijn het Openbaar Ministerie en de verdediging op 22 januari 2024 – kort gezegd – het volgende overeengekomen.
Verdachte:
  • zal geen aanhoudingsverzoek of nadere onderzoekswensen indienen of (inhoudelijke) verweren voeren;
  • zal verschijnen op de inhoudelijke behandeling en worden gehoord over de procesafspraken;
  • zal aanwezig zijn bij het uitspreken van het vonnis en hij houdt rekening met de mogelijkheid dat de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt bevolen;
  • zal zich niet onttrekken aan de executie van de door de rechtbank bij vonnis opgelegde (gevangenis-)straf en hij zal zich uiterlijk één week na de uitspraak melden bij een aan te wijzen justitiële inrichting voor het ondergaan van de opgelegde straf.
Het Openbaar Ministerie zal rekwireren tot:
  • bewezenverklaring van alle aan verdachte tenlastegelegde feiten;
  • oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van het voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij de uitspraak van het vonnis.
Daarnaast zegt het Openbaar Ministerie toe niet over te zullen gaan tot vervolging van nieuwe, met de huidige tenlastegelegde feiten vergelijkbare/samenhangende strafbare feiten die mogelijk uit de in het onderzoek onderzochte bronnen naar voren zijn gekomen of nog naar voren kunnen komen.
Het Openbaar Ministerie zal ter zitting een ontnemingsvordering aankondigen. Aan de procesafspraken is tevens een schikkingsovereenkomst verbonden, inhoudende dat verdachte afstand doet van de inbeslaggenomen goederen. Het Openbaar Ministerie zegt in ruil daarvoor toe de ontnemingsvordering niet te zullen aanbrengen.
8.3.
Beoordeling procesafspraken door de rechtbank
De rechter kan alleen acht slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in een afdoeningsvoorstel de verdachte in de regel afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten. [1]
De rechtbank heeft op de zitting van 26 januari 2024 de procesafspraken besproken met verdachte, terwijl hij werd bijgestaan door zijn raadsman. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij begrijpt waar de procesafspraken uit bestaan. De rechtbank heeft de gevolgen van de procesafspraken besproken en zijn rechtspositie concreet aan de orde gesteld. Verdachte heeft verklaard dat hij zich bewust is van de procesafspraken en de gevolgen hiervan, en dat hij nog altijd achter de gemaakte afspraken en het afdoeningsvoorstel staat. Verdachte heeft toegelicht dat hij graag verder wil met zijn leven, in het bijzonder voor zijn jonge dochter. De rechtbank heeft begrepen dat hij zich vrij voelde om zelf te beslissen en zich niet onder druk gezet heeft gevoeld om de procesafspraken te maken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte – die gedurende zijn proces steeds is bijgestaan door een advocaat – vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie, en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing
mee te werken aan de procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank heeft zich er bij de inhoudelijke behandeling van vergewist dat verdachte nog altijd achter de gemaakte afspraken en het afdoeningsvoorstel staat. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat zij acht kan slaan op de tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte procesafspraken.

9.Motivering van de straf

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform de procesafspraken gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest en met opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak van het vonnis. Vanwege de gemaakte procesafspraken is de eis een derde lager dan anders geëist zou zijn.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich conform de procesafspraken aangesloten bij de eis van de officier van justitie.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich gedurende bijna vier jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte-) witwassen, ondergronds bankieren en deelnemen aan een criminele organisatie. De organisatie heeft een bedrag van meer dan 95 miljoen euro witgewassen en verdachte heeft zelf, samen met anderen, een bedrag van ongeveer 24 miljoen euro witgewassen. Verdachte werkte binnen de criminele organisatie nauw samen met anderen en nam namens de organisatie leveringen in ontvangst. Verder heeft verdachte een geldbedrag van € 2.580,- en een Rolex horloge ter waarde van € 27.000,- witgewassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door witwassen op deze schaal wordt niet alleen het girale betalingssysteem ondermijnd, maar kunnen ook andere vormen van zeer ernstige criminaliteit, zoals georganiseerde drugshandel, wapenhandel en terrorisme, worden gefinancierd. Daarnaast heeft verdachte een pistool met een patroonmagazijn en patronen voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een pistool en munitie vormt in handen van een daartoe niet bevoegde persoon een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving en kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden, vooral omdat het pistool is aangetroffen en de veiligheidspal in de voorste stand stond ,wat betekent dat het pistool gereed is om te vuren. Tegen dit soort feiten moet dan ook streng worden opgetreden.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 8 december 2023. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking is gekomen met Justitie.
Samenloop
De rechtbank is van oordeel dat artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is ten aanzien van het onder feit 1 en feit 5 bewezenverklaarde. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank hier rekening mee.
Strafoplegging
Naar de rechtbank begrijpt zou de officier van justitie een gevangenisstraf van zes jaar hebben geëist als geen procesafspraken waren gemaakt. De rechtbank heeft gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten die strafrechters onderling hebben opgesteld. Voor witwassen en ondergronds bankieren bestaan geen afzonderlijke oriëntatiepunten. De rechtbank heeft wel gekeken naar de oriëntatiepunten voor fraude, maar gelet op de aard en met name de hoogte van de bedragen in deze zaak, bieden die weinig houvast voor het komen tot een redelijke strafoplegging. Daarom heeft de rechtbank voornamelijk gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Tegen die achtergrond vindt de rechtbank het door de officier van justitie genoemde uitgangspunt van een gevangenisstraf van zes jaar in beginsel passend. Gelet op de straf(proces)rechtelijke en maatschappelijke voordelen die behaald worden met een afdoening middels procesafspraken, zal de rechtbank de conform de procesafspraken gevorderde strafeis, met een strafvermindering van een derde, volgen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal bepalen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van heden. Gelet op de gemaakte procesafspraken tussen verdachte en het Openbaar Ministerie gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte zich na uiterlijk 1 week na de uitspraak zal melden bij een justitiële inrichting voor het ondergaan van de opgelegde straf.

10.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen inbeslaggenomen die zijn opgenomen in een beslaglijst. Deze beslaglijst is gevoegd als bijlage 3 en geldt als hier ingevoegd.
10.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volgens de procesafspraken akkoord gaat met het doen van afstand van de voorwerpen waarop (klassiek) beslag is gelegd en de officier van justitie verzoekt de rechtbank hierin mee te gaan. In het kader van de separaat getroffen ontnemingsschikking zal de waarde van deze goederen worden verrekend. Na voldoening van de schikkingsovereenkomst zal het Openbaar Ministerie het conservatoir beslag op de onroerende zaak op het adres [adres] opheffen en dit aan verdachte teruggeven. Ter zake het geld (nummer 5, 6 en 8 op de beslaglijst) en de Rolex (nummer 2 op de beslaglijst) die zijn aangetroffen aan de [adres] overweegt de rechtbank dat deze voorwerpen zijn witgewassen (feit 2). De rechtbank ziet daarom aanleiding deze voorwerpen verbeurd te verklaren, zoals blijkens bijlage 3c bij de procesafspraken ook is afgesproken tussen partijen.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de beslissingen om het beslag te bepalen zoals is opgenomen in de procesafspraken.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt uit de bijgevoegde procesafspraken dat er tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie afspraken zijn gemaakt over de inbeslaggenomen goederen die erop neerkomen dat verdachte afstand doet van alle goederen waarop klassiek beslag rust. Gelet hierop beslist de rechtbank dat de goederen – met uitzondering van de nummers 10 tot en met 14 – worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. De drie patronen, patroonhouder en het pistool (nummers 10 tot en met 14) zullen worden onttrokken aan het verkeer, omdat ze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 55, 57, 140, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van
Feit 1 en feit 5 medeplegen van gewoontewitwassen en het medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2:3a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
Feit 2 witwassen, meermalen gepleegd;
Feit 3 deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Feit 4 handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
48 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
3. 1 1 STK Armband waarde 4000 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716346, goud, merk: Cartier);
3. 1 1 STK Armband waarde 4100 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716347, goud, merk: stuk Cartier);
15. 1 1 STK Niet te definiëren goederen (Omschrijving: PL1300-2019244682-G6180119);
15. 1 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2019244682-G6181767, zwart, merk: Google Pixel).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
10. 1 1 DV Patroon (Omschrijving: PL1300-2019244682-G6173265, geco);
10. 1 1 DV Patroon (Omschrijving: PL1300-2019244682-G6173268, geco);
10. 1 1 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2019244682-G6181897);
10. 1 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: PL1300-2019244682-G6173266, walther);
10. 1 1 STK Pistool (Omschrijving: PL1300-2019244682-G6173264, walther).
Verklaart verbeurd:
1 STK Horloge waarde 14500 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716345, goed met zwart, merk: Rolex);
5. 2400 2400 EUR - IBG: 12-04-2022 waarde 2400 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716334)
5. 2400 80 EUR - IBG: 12-04-2022 80 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716341);
5. 2400 100 EUR - IBG: 12-04-2022 100 (Omschrijving: PL1300-ADRBB19026_716356);
Voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mr. M.R.J. van Wel en mr. J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252,