ECLI:NL:RBAMS:2024:3892

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
AMS 23/3338
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de medische noodzaak voor een scootsafe in het kader van woonruimteaanpassing

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 3 juli 2024, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, wordt het beroep van eiseres tegen de toekenning van een woonruimteaanpassing beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor de vervanging van een scootsafe, die door hangjongeren was geforceerd. In plaats van vervanging heeft verweerder besloten om de scootsafe te verwijderen en een oplaadpunt voor de scootmobiel te plaatsen. Eiseres betwistte dit besluit en stelde dat er een medische noodzaak was voor het verstrekken van de scootsafe, wat verweerder ontkende op basis van een advies van het Indicatie Adviesbureau Amsterdam (IAB). De rechtbank oordeelt dat verweerder het bestreden besluit niet op het advies van het IAB kon baseren, omdat dit advies niet inzichtelijk en volledig was en geen onderzoek naar de medische noodzaak had plaatsgevonden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de medische noodzaak voor de scootsafe opnieuw moet worden onderzocht. Tevens moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/3338

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam-Zuidoost , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. Smit).
Inleiding
1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een woonruimteaanpassing, namelijk het verwijderen van de scootsafe [1] en het plaatsen van een oplaadpunt voor de scootmobiel aan de gevel in de buurt of op de plaats waar eerst de scootsafe stond.
1.2.
Eiseres heeft een aanvraag gedaan tot vervanging van de scootsafe, omdat de plaatselijke hangjongeren het slot van de scootsafe geforceerd hadden. Met het besluit van 25 november 2022 is verweerder echter overgegaan tot verwijdering en in de plaats daarvan is een oplaadpunt voor de scootmobiel geplaatst. Met het bestreden besluit van 26 april 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de verwijdering van de scootsafe gebleven.
1.3.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
1.5.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst omdat is gebleken dat het onderzoek in de procedure niet volledig is geweest. Ter zitting is – onder meer – het advies van het Indicatie Adviesbureau Amsterdam (IAB) besproken. Omdat het IAB niet heeft onderzocht of er medische noodzaak is voor een scootsafe, heeft verweerder zes weken de tijd gekregen om aan het IAB hierover nader advies te vragen (aan de hand van de medische informatie die het IAB krijgt van de huisarts van eiseres). Vervolgens heeft eiseres een termijn van twee weken gekregen om een schriftelijke reactie in te dienen (uiterlijk
25 april 2024).
1.6.
Op 23 april 2024 heeft de rechtbank aan verweerder gevraagd wat de stand van zaken is, omdat zij geen nader advies van verweerder heeft ontvangen. Op 24 april 2024 heeft verweerder meegedeeld nog geen nader advies te hebben ontvangen van Argonaut (voorheen IAB) en de rechtbank op de hoogte zal houden van de stand van zaken. Op
26 april 2024 heeft de rechtbank de termijn verlengd naar 23 mei 2024. Vervolgens heeft de rechtbank opnieuw contact opgenomen met verweerder om navraag te doen naar de stand van zaken. Verweerder heeft op 28 mei 2024 laten weten dat hij nog steeds wacht op een nader advies van Argonaut.
1.7.
Op 3 juni 2024 heeft de rechtbank een laatste termijn aan verweerder gesteld, tot uiterlijk 10 juni 2024, om het nader advies in te brengen. Daarbij heeft de rechtbank meegedeeld dat zij voornemens is om zo spoedig mogelijk na deze datum een eindbeslissing te nemen, gelet op de looptijd van deze zaak.
1.8.
Verweerder heeft op 4 juni 2024 meegedeeld dat hij hoopt dat het advies voor
10 juni 2024 is ontvangen, maar dat hij vaker ziet dat Argonaut ook afhankelijk is van de informatie die vanuit de behandelende sector wordt opgevraagd en de ervaring leert dat dit soms lang op zich laat wachten. De rechtbank heeft na 10 juni 2024 geen reactie van verweerder meer ontvangen.
1.9.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 14 juni 2024 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 24 juni 2024 mee te delen of zij gehoord willen worden op een nadere zitting dan wel toestemming geven voor sluiting van het onderzoek zonder nadere zitting. Partijen hebben niet meegedeeld dat zij gehoord willen worden op een nadere zitting. Wel heeft verweerder op 17 juni 2024 nogmaals gewezen op de mail van verweerder van 4 juni 2024.
1.10.
De rechtbank heeft het onderzoek op 27 juni 2024 gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
2.1.
De rechtbank beoordeelt de toekenning van de woonruimteaanpassing. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond wegens een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische noodzaak
3.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat er wel sprake is van een medische noodzaak voor het verstrekken van de scootsafe. Zij bestrijdt het standpunt van verweerder wat is terug te voeren op het advies van het IAB.
3.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het IAB heeft vastgesteld dat eiseres niet is aangewezen op een scootsafe. Er zijn volgens verweerder geen medische redenen aanwezig voor het verstrekken van een scootsafe.
3.3.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep geldt als uitgangspunt dat een bestuursorgaan dat bij de besluitvorming gebruik maakt van een advies van een deskundige in het algemeen op dat advies mag afgaan, mits gebleken is dat dit advies op zorgvuldige wijze tot stand gekomen is, volledig en voldoende inzichtelijk is. [2]
3.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder naar aanleiding van de aanvraag advies heeft opgevraagd bij het IAB. Verweerder heeft aan zijn standpunt dat er geen medische noodzaak bestaat voor een scootsafe en dus zijn besluit om de scootsafe van eiseres te laten verwijderen en een oplaadpunt voor de scootmobiel aan de gevel in de buurt of op de plaats waar eerst de scootsafe stond te laten plaatsen, het advies van het IAB van 13 oktober 2022 ten grondslag gelegd.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bestreden besluit niet zonder meer op het advies van het IAB kunnen baseren. Dit advies is namelijk ten aanzien van de door eiseres ondervonden belemmeringen niet inzichtelijk en volledig en uit het advies blijkt niet dat onderzoek is verricht naar de medische noodzaak voor het verstrekken van een scootsafe. Het standpunt van verweerder dat er geen sprake is van een medische noodzaak voor een scootsafe wordt dus niet gedragen door de in het advies genoemde informatie, terwijl verweerder zegt zijn standpunt wel op het advies te baseren. In het advies staat onder het kopje oplossingsanalyse het volgende:

De gemeente stelt de vraag "of er een nieuwe locatie mogelijk is voor een oplaadpunt van de scootmobiel. Deze is aanwezig aan de gevel, naast de scootsafe of waar de scootsafe staat. Momenteel gebruikt de client de scootsafe en werkt de scootsafe nog steeds. De client geeft aan dat ze de scootsafe zou willen behouden."
En onder het kopje advies staat het volgende:
Het antwoord op de vraag van de gemeente. De scootsafe lijkt nog steeds gebruikt te worden als stallingsplek voor de scootmobiel. Deze werkt nog steeds. Er is ook een mogelijkheid voor een oplaadpunt aan de muur.
Het advies gaat niet in op de vraag of er een medische noodzaak is om eiseres een scootsafe toe te kennen. Hierdoor blijft de vraag waar het in deze procedure echt om gaat onbeantwoord. De rechtbank krijgt op basis van de tekst van het advies de indruk dat er gekeken is naar de technische mogelijkheden voor een aansluitpunt in plaats van een scootsafe, maar naar de medische noodzaak is niet gevraagd, althans dat blijkt niet expliciet uit het advies, en dus is ook niet naar deze vraag gekeken door de adviseur. Op de zitting heeft verweerder erkend dat er niet duidelijk uit het advies blijkt of er sprake is van een medische noodzaak voor de scootsafe. Het standpunt van verweerder dat er geen medische redenen aanwezig zijn voor het verstrekken van een scootsafe, kan gelet op het voorgaande niet op het onderzoek van het IAB worden gebaseerd. Dat de medische noodzaak voor een scootsafe niet is onderzocht klemt te meer omdat eiseres 15 jaar geleden een scootsafe toegewezen heeft gekregen. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat haar medische situatie er de afgelopen jaren alleen maar op achteruit is gegaan. De gezondheidstoestand van eiseres is echter in het geheel niet betrokken in het advies van het IAB. Nu niet althans onvoldoende is onderzocht of er een medische noodzaak is om eiseres een scootsafe toe te kennen, berust verweerders besluit niet op een zorgvuldige voorbereiding. Ook mist het besluit een deugdelijke motivering nu die motivering is gebaseerd op het IAB advies, terwijl de motivering inhoudelijk niet tot het advies kan worden herleid. Het besluit is daarom in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Vertrouwensbeginsel en evenredigheidsbeginsel
4.1.
De rechtbank ziet aanleiding om kort in te gaan op de overige twee beroepsgronden, namelijk de gestelde strijd met het vertrouwens- en evenredigheidsbeginsel. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder aan haar een concrete en ondubbelzinnige toezegging heeft gedaan dat de scootsafe vervangen zou worden, zodat het beroep op het vertrouwensbeginsel reeds hierom faalt. Aan het beroep op het evenredigheidsbeginsel komt de rechtbank niet toe.
4.2.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat als het IAB adviseert dat er een medische noodzaak is, het in de rede ligt dat verweerder zo snel mogelijk tot een toewijzend besluit komt.
Conclusie en gevolgen
5.1.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen mogelijkheid zelf in de zaak te voorzien, omdat nader onderzoek zal moeten worden verricht door verweerder naar de medische noodzakelijkheid van de scootsafe voor eiseres.
5.2.
De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
5.3.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Simonis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Een scootsafe is een soort grote kluis waar de scootmobiel makkelijk in geparkeerd kan worden.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak de Centrale Raad van Beroep van 1 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3441.