ECLI:NL:RBAMS:2024:386

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
1326571523
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 9 oktober 2023 door de onderzoeksrechter in Brussel is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Suriname in 1967 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is gedetineerd in een Belgische penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon beoordeeld, waarbij de detentieomstandigheden in België een belangrijk punt van discussie vormden. De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat de detentiegarantie die door de Belgische autoriteiten was afgegeven, niet voldeed, gezien de recente ontwikkelingen zoals een nationale 24-uursstaking in de Belgische gevangenissen en de overbevolking in de detentiecentra. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gegeven garanties voldoende zijn en dat er geen reden is om aan de nakoming daarvan te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met inachtneming van de garanties die zijn gegeven door de Belgische autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.265715-23
Datum uitspraak: 25 januari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 17 november 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 oktober 2023 door de onderzoeksrechter in de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg in Brussel in België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1967,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 januari 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. C. Peters, advocaat in Zaandam, die de zaak heeft overgenomen van mr. S. de Korte, advocaat in Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot aanhouding bij verstek van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel van 5 oktober 2023, met – blijkens het
Form A – Supplementary information relating to an extradition(verder: het A-formulier) – referentienummer Hv.17.LE.002333/2023.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB, welke omschrijving voor wat betreft de pleegperiode van de feiten (1 januari 2023 tot 10 maart 2023) is aangevuld met het A-formulier. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1. en 26., te weten:
-
deelneming aan een criminele organisatie;
-
handel in gestolen voertuigen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De procureur des Konings van het Parket procureur des Konings Halle-Vilvoorde heeft op 7 december 2023 de volgende garantie gegeven:
“In antwoord op uw brief inzake de overlevering van [opgeëiste persoon] (geboren op [geboortedag] -1967), sta ik u de garantie toe voor de terugkeer van de betrokkene naar uw land.
Overeenkomstig artikel 5§3 van het kaderbesluit d.d. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel houdt deze garantie in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar uw land wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar onder te gaan.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in België

Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de overlevering op grond van artikel 11 OLW moet worden geweigerd. Er is weliswaar een detentiegarantie ten behoeve van de opgeëiste persoon gegeven, maar niet langer kan worden geoordeeld dat die garantie volstaat. Het is immers voorgekomen dat een opgeëiste persoon - ondanks een gegeven detentiegarantie - is overgeplaatst naar een andere detentie-instelling, waardoor die opgeëiste persoon alsnog gevaar liep op een onmenselijke of vernederende behandeling. Dat kan de opgeëiste persoon ook overkomen. Daarbij kampen Belgische detentiecentra met overbevolking en slapen veel gedetineerden als gevolg daarvan op een matras in een veel te kleine cel. Op 12 januari 2024 zal er een nationale 24 uursstaking in de Belgische gevangenissen plaatsvinden. Hieruit kan worden afgeleid dat ook het gevangenispersoneel onderschrijft dat sprake is van zorgelijke omstandigheden in de Belgische detentiecentra. Voornoemde ontwikkelingen in België maken dan ook dat het van belang is dat er een herbeoordeling komt van de door de Belgische autoriteit afgegeven garanties. De raadsman komt tot de conclusie dat, gezien de actuele ontwikkelingen in België, de detentiegarantie zoals hij nu voorligt, niet meer voldoet.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan. Er is een individuele detentiegarantie afgegeven die het gevaar voor de opgeëiste persoon op een onmenselijke of vernederende behandeling – alsook de zorgen van de raadsman – wegneemt. Een afgekondigde nationale 24-uursstaking in de Belgische gevangenissen geeft geen aanleiding om hier anders over te oordelen. In de
incidentelegevallen waarin opgeëiste personen onverhoopt onder andere omstandigheden dan toegezegd in hun detentiegaranties zijn geplaatst, is dit telkens nadat hierover contact is opgenomen met de Belgische justitiële autoriteiten gelijk rechtgezet. Overigens geldt ook bij een eventuele overplaatsing de gegeven garantie met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon gedetineerd zal zijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er, gelet op de detentieomstandigheden in België, ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed. [4] Op 7 december 2023 is daarom namens het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden – Dienst internationale samenwerking in strafzaken – Centrale autoriteit de navolgende garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon gegeven:
1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Haren indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte.

Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.

- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
O De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

4.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de
gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank – met de officier van justitie – uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] Een afgekondigde nationale 24-uursstaking in de Belgische gevangenissen geeft onvoldoende aanleiding om aan de gegeven garantie en aan de nakoming daarvan te twijfelen. Dit geldt eveneens voor het verweer voor zover dit ziet op de algemene situatie in Belgische gevangenissen met betrekking tot de overbevolking en het slapen op (alleen) een matras. Die omstandigheden zijn door de rechtbank ten grondslag gelegd aan haar oordeel dat sprake is van een reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden in Belgische penitentiaire inrichtingen. Ook de stelling van de raadsman dat opgeëiste personen, ondanks afgegeven detentiegaranties, in andere instellingen dan genoemd in die garanties terecht zouden komen, alwaar de garanties niet zouden worden nageleefd, vormt geen aanleiding om aan de verstrekte garantie te twijfelen, nu deze stelling niet is onderbouwd en ook overigens is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg in Brussel (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. E. Biçer en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van F.M.H. Albarda, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 januari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW. (of eerste, derde en vierde lid OLW)
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.