ECLI:NL:RBAMS:2024:3776

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
23/7152
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van de hoogte van het AOW-pensioen en de vraag naar vrijwillige verzekering

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2024, met zaaknummer AMS 23/7152, wordt het beroep van eiseres tegen de vaststelling van haar AOW-pensioen beoordeeld. Eiseres, geboren in 1956, heeft in 1985 haar woning in Nederland verlaten voor vrijwilligerswerk in Mexico. Verweerder, de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, heeft haar AOW-pensioen vastgesteld op 80% van het volledige pensioen voor een alleenstaande, omdat zij over de periode van 16 juni 1985 tot en met 15 augustus 1995 niet verzekerd zou zijn geweest voor de AOW. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vrijwillig verzekerd was, onder andere op basis van een suppletieovereenkomst met de PSO, maar verweerder heeft geen bewijs kunnen vinden dat dit het geval was. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast bij eiseres ligt en dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij vrijwillig verzekerd was. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de beslissing van verweerder om het AOW-pensioen op 80% vast te stellen, op goede gronden is genomen. Eiseres krijgt geen gelijk en er is geen aanleiding voor proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/7152

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres,

en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de vaststelling van de hoogte van haar AOW-pensioen [1] op 80%.
1.2.
Verweerder heeft met het primaire besluit van 17 april 2023 aan eiseres een AOW-pensioen toegekend ter hoogte van 80% van een volledig pensioen voor een alleenstaande. Verweerder acht eiseres over de periode van 16 juni 1985 tot en met 15 augustus 1995 niet verzekerd voor de AOW. Met het bestreden besluit van 6 november 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij het primaire besluit gebleven.
1.3.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2024. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar broer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De totstandkoming van de besluiten

2.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1956. In 1985 is zij voor vrijwilligerswerk vertrokken naar Mexico. Voorafgaand aan haar vertrek is zij drie periodes tijdelijk in het buitenland geweest om verkenning- en voorbereidingswerk te verrichten. In deze periodes heeft zij zich niet uitgeschreven in Nederland en heeft zij haar woning in Nederland gehouden. Vanaf 1985 heeft eiseres geen woning meer in Nederland en is zij voor onbepaalde tijd uit Nederland vertrokken. Zij heeft vervolgens voor een periode van meer dan tien jaar in Mexico gewoond en gewerkt op basis van een uitzending door [bedrijf] aan een lokale werkgever in Mexico. Voor onder meer ziektekosten, pensioen en andere premies voor sociale verzekeringen, heeft [bedrijf] eiseres aangemeld bij PSO (de Vereniging voor Personele Samenwerking met Ontwikkelingslanden).
2.2.
Eiseres heeft op 4 april 2023 een AOW-pensioen aangevraagd. Met het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres per 29 april 2023 een AOW-pensioen toegekend ter hoogte van 80% van een volledig pensioen voor een alleenstaande. Verweerder acht eiseres over de periode van 16 juni 1985 tot en met 15 augustus 1995 niet verzekerd voor de AOW. Met het bestreden besluit is verweerder bij het primaire besluit gebleven. Volgens verweerder is niet gebleken dat eiseres gedurende haar verblijf in Mexico vrijwillig was verzekerd.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt de toekenning van het AOW-pensioen aan eiseres en de korting van 20% daarop. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.2.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat eiseres in de periode van 16 juni 1985 tot en met 15 augustus 1995 niet in Nederland woonde of werkte. Verweerder heeft eiseres over deze periode dan ook niet verplicht verzekerd geacht op grond van de AOW. [2] Eiseres betwist dit ook niet. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij in deze periode vrijwillig verzekerd was voor de AOW.
3.3.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat bij een besluit op een aanvraag, zoals in deze zaak, de bewijslast voor de feiten die tot het nemen van het gevraagde besluit leiden, in principe bij de aanvrager ligt. [3] Het is dus aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij vrijwillig verzekerd was voor de AOW over het tijdvak waarover verweerder haar als niet verzekerd heeft aangemerkt.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat zij over de gehele periode vrijwillig verzekerd was. Zij wijst daarbij in het bijzonder op een afgesloten suppletieovereenkomst met PSO. Uit deze overeenkomst volgt onder meer dat PSO zorgt voor de voortzetting en premiebetaling van alle volksverzekeringen, waaronder de AOW. Verder blijkt uit de handleiding van de suppletieovereenkomst dat PSO jaarlijks aan alle contractanten een formulier omtrent de jaaropgave toestuurt. Voor alle contractanten met de Nederlandse nationaliteit betaalt PSO vervolgens de premie voor de vrijwillige verzekering. Eiseres stelt dat PSO aan alle andere verplichtingen uit de suppletieovereenkomst heeft voldaan. Zij ziet geen reden om aan te nemen dat PSO niet de premie voor de vrijwillige verzekering heeft betaald. Eiseres heeft geen stukken van verweerder ontvangen. PSO bestaat inmiddels niet meer. Eiseres kan daarom hierover geen navraag meer doen.
5. Verweerder heeft naar aanleiding van de stelling van eiseres onderzoek gedaan. Volgens verweerder zijn alle aanvragen voor een vrijwillige verzekering uit die tijd fysiek bewaard gebleven in een archief. Door middel van een databank van dit archief kan gezocht worden op verzekeringsnummer en naam. Verweerder heeft meermaals op de naam van eiseres gezocht, maar hieruit is niet gebleken dat zij vrijwillig is verzekerd. Verweerder heeft geen aanmeldingsformulier, geen vaststelling van het recht, geen jaarlijkse premiebetalingen en geen jaarlijkse loonvaststellingen gevonden. Gelet op de periode van meer dan tien jaar acht verweerder het niet aannemelijk dat al deze stukken er niet meer zouden zijn als zij wel vrijwillig verzekerd was. Daarbij heeft verweerder opgemerkt dat doorgaans jaarlijks ongeveer drie brieven worden verstuurd.
6. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt. Uit de suppletieovereenkomst met PSO blijkt – zoals eiseres ook heeft gesteld – dat met eiseres is afgesproken om haar aan te melden voor de vrijwillige verzekering. De rechtbank vindt het dan ook niet vreemd dat eiseres aanneemt vrijwillig verzekerd te zijn geweest. Zeker nu zij voor ziektekosten, pensioen en de WW wel (vrijwillig) verzekerd is door de PSO. Verweerder heeft echter meermaals gezocht in alle databanken naar aanknopingspunten waaruit blijkt dat eiseres vrijwillig is verzekerd, maar heeft deze niet kunnen vinden. Op de zitting heeft verweerder toegelicht hoe die zoekslag heeft plaatsgevonden en hoe (on)aannemelijk het is dat eiseres toch vrijwillig is verzekerd. Daarmee valt niet uit te sluiten dat PSO per ongeluk een fout heeft gemaakt en eiseres niet (of onder een verkeerde naam) is aangemeld voor een vrijwillige verzekering. Verweerder heeft namelijk op de naam van eiseres geen aanmelding, geen premiebetalingen en ook geen vaststelling van de vrijwillige verzekering gevonden. Ook eiseres heeft deze stukken niet tot haar beschikking. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de aanvrager aannemelijk moet maken dat zij in deze periode vrijwillig verzekerd was. Dit heeft eiseres gelet op het voorgaande niet gedaan. De door eiseres aangevoerde bewijzen tonen niet aan dat zij vrijwillig verzekerd was.
7. Eiseres heeft op de zitting een beroep gedaan op coulance. Nog los van het feit dat van onbillijke en onevenredige gevolgen op geen enkele manier is gebleken, kunnen persoonlijke omstandigheden en individuele behoeftes geen rol spelen bij de vraag of iemand al dan niet (vrijwillig) verzekerd is geweest ingevolge de AOW en bij de vraag naar de hoogte van het ouderdomspensioen ingevolge de AOW. De dwingendrechtelijke bepalingen bieden hiervoor geen ruimte. Verweerder heeft dan ook niet de bevoegdheid een andere beslissing te nemen. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft op goede gronden het AOW-pensioen van eiseres vastgesteld ter hoogte van 80% van een volledig pensioen voor een alleenstaande.
9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. U kunt ook hoger beroep instellen door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet.
2.In artikel 6, eerste lid, in samenhang met artikel 2 van de AOW staat dat iemand verzekerd is voor de AOW als hij in Nederland woont of werkt.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2857.