ECLI:NL:RBAMS:2024:377

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
10642219 CV EXPL 23-10748
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van onbetaalde facturen en aansprakelijkheid voor schade door ondergeschikte

In deze zaak vorderde GP Groot Inzameling en Recycling B.V. (hierna: GP Groot) betaling van onbetaalde facturen van Coating Vloer & Company B.V. (hierna: Coating). GP Groot had in totaal € 4.413,28 aan facturen bij Coating in rekening gebracht voor werkzaamheden die in de maanden december 2022, januari 2023 en maart 2023 waren verricht. Coating had de vordering niet weersproken, maar deed een beroep op verrekening en stelde GP Groot aansprakelijk voor schade die was ontstaan tijdens de uitvoering van werkzaamheden door een chauffeur van GP Groot. De kantonrechter oordeelde dat Coating onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claim en dat het straatwerk waar de schade aan was ontstaan niet in eigendom was van Coating. Hierdoor werd de vordering van GP Groot tot betaling van € 3.413,28 toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De reconventionele vordering van Coating werd afgewezen, omdat GP Groot niet aansprakelijk was voor de door Coating gestelde schade. Coating werd veroordeeld in de proceskosten van GP Groot.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10642219 \ CV EXPL 23-10748
Vonnis van 6 februari 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
GP GROOT INZAMELING EN RECYCLING B.V.,
te Alkmaar,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: GP Groot,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
COATING VLOER & COMPANY B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Coating,
gemachtigde: mr. I. van Leusden-Willemse.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 juli 2023;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- het tussenvonnis van 24 oktober 2023;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het bericht van 10 januari 2024 met een productie van Coating;
- de mondelinge behandeling van 18 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestond een overeenkomst van opdracht waarbij GP Groot ten behoeve van Coating in de maanden december 2022, januari 2023 en maart 2023 werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot het plaatsen, wisselen en afvoeren van containers.
2.2.
Bij facturen van 12 januari, 18 januari, 15 februari, 9 maart en 15 maart 2023 heeft GP Groot in totaal € 4.413,28 bij Coating in rekening gebracht.
2.3.
Op 6 februari 2023 heeft een chauffeur van GP Groot tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden schade veroorzaakt aan een auto en het straatwerk bij de inrit van Coating.
2.4.
Bij e-mail van 10 februari 2023 heeft Coating GP Groot aansprakelijk gesteld voor de schade en vervolgschade.
2.5.
Bij e-mail van 9 mei 2023 heeft GP Groot aan Coating, onder meer, het volgende geschreven:
“(…) Ik heb van mijn collega begrepen dat jullie schadeclaim is bevestigd en wordt uitgekeerd. De schademelding is bij ons dan ook afgehandeld.
Graag wil ik u er dan ook op attenderen dat wij binnen 2 dagen een betaling verwachten van de openstaande facturen. (…)”
2.6.
Bij e-mail van 11 mei 2023 heeft Coating gereageerd dat de schade aan de oprijlaan nog niet is vergoed.
2.7.
Bij e-mail van 24 mei 2023 heeft GP Groot Coating nogmaals herinnerd aan de betaling.
2.8.
Bij e-mail van 25 mei 2023 heeft GP Groot gereageerd dat zij niet zal overgaan tot betaling van de openstaande facturen zolang de schade aan het straatwerk niet is vergoed.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
GP Groot vordert dat Coating bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 3.413,28 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 24 juli 2023 tot aan de voldoening;
b. € 466,33 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 137,23 aan wettelijke handelsrente, berekend tot 24 juli 2023;
d. de proceskosten.
3.2.
GP stelt hiertoe – kort gezegd – dat Coating ondanks verschillende aanmaningen niet aan haar betalingsverplichting heeft voldaan, ten gevolge waarvan zij schade lijdt in de vorm van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.
3.3.
Coating voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, wordt ingegaan.
in reconventie
3.4.
Coating vordert – samengevat – dat GP Groot bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van primair een bedrag van € 3.086,72, vermeerderd met wettelijke handelsrente en kosten, subsidiair voor het geval het beroep op verrekening niet wordt gehonoreerd een bedrag van € 6.500,00, vermeerderd met wettelijke handelsrente en kosten.
3.5.
Coating stelt hiertoe – kort gezegd – dat GP Groot op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de door haar geleden schade. Een chauffeur heeft als ondergeschikte van GP Groot tijdens de uitvoering van zijn taak een fout begaan door de container onjuist op de (ophaal)wagen te takelen waardoor schade aan het straatwerk van Coating is ontstaan.
3.6.
GP Groot voert verweer waarop hierna, voor zover nodig, wordt ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
4.2.
Nu Coating de gevorderde hoofdsom niet heeft betwist, is deze in beginsel toewijsbaar. Coating beroept zich op verrekening dan wel opschorting in verband met de door haar geleden schade.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat Coating onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat GP Groot op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de door haar geleden schade. Vaststaat dat het straatwerk waaraan schade is ontstaan niet in eigendom is van Coating. Niet gebleken is dat de eigenaar van het straatwerk Coating aansprakelijk heeft gesteld voor de door deze geleden schade. Bij die stand van zaken kan de kantonrechter niet anders vaststellen dan dat Coating geen schade heeft geleden en dus geen recht heeft op betaling van een schadebedrag door GP Groot. Dat het uiteindelijke belang van de eigenaar van het straatwerk en Coating mogelijk hetzelfde is, doet daar niet aan af. Ook is Coating er niet in geslaagd om haar stelling dat de eigenaar van het straatwerk zijn vordering aan Coating heeft gecedeerd voldoende te onderbouwen. Dit blijkt immers nergens uit. In verband met de gebrekkige onderbouwing wordt aan bewijslevering op dit onderdeel niet toegekomen.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep op verrekening dan wel opschorting faalt. De vordering tot betaling van € 3.413,28 wordt dan ook toegewezen.
4.5.
Ten overvloede en ter informatie van Coating merkt de kantonrechter nog het volgende op. In het geval Coating wel de eigenaar was van de desbetreffende straatstenen, geldt dat niet aannemelijk is geworden dat haar schade € 6.500,00 bedraagt. Zij heeft immers de gestelde schade niet laten herstellen, doch volstaan met een offerte van een aannemer. Zij heeft dus geen kosten gemaakt. Bovendien heeft GP Groot een ‘tegen- offerte’ overgelegd met een aanzienlijk lager bedrag (ongeveer eentiende van dit bedrag).
4.6.
GP Groot vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 466,33 toegewezen.
4.7.
De gevorderde wettelijke handelsrente is als onvoldoende betwist toewijsbaar.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
3.413,28
- buitengerechtelijke incassokosten
- wettelijke handelsrente tot 24 juli 2023
466,33
137,23
+
totaal
4.016,84
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
4.061,84
4.9.
Coating is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van GP Groot als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2,00 punten × € 271,00)
Totaal
1.138,44
in reconventie
4.10.
Nu hierboven in conventie is geoordeeld dat GP Groot niet aansprakelijk is voor de door Coating gestelde geleden schade, zijn de vorderingen van Coating niet toewijsbaar.
4.11.
Coating is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van GP Groot worden tot dit vonnis, gelet op de samenhang met de vordering in conventie, vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt Coating om aan GP Groot te betalen een bedrag van € 4.016,84, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 3.413,28, met ingang van 24 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Coating in de proceskosten, aan de zijde van GP Groot tot dit vonnis vastgesteld op € 1.138,44,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van Coating af,
5.6.
veroordeelt Coating in de proceskosten, aan de zijde van GP Groot tot dit vonnis vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.
51447