ECLI:NL:RBAMS:2024:3704
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij aanvraag bijzondere bijstand voor huisraad en inrichtingskosten
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 juni 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van huisraad en inrichtingskosten, welke door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam was afgewezen. Het college had deze afwijzing gebaseerd op het besluit van 8 maart 2024 en het bestreden besluit van 23 mei 2024, waarin het bezwaar van verzoeker tegen de afwijzing werd verworpen. Verzoeker, die niet aanwezig was op de zitting, had de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij zich in een spoedeisende situatie bevond door zijn medische kwetsbaarheid en de stressvolle woonomstandigheden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de afwijzing van het college te schorsen. De rechter oordeelde dat verzoeker, ondanks zijn medische situatie, niet voldoende had onderbouwd dat hij niet in staat was om geld te reserveren voor de verhuizing. De voorzieningenrechter stelde vast dat de verhuizing van verzoeker van het ouderlijk huis naar een zelfstandige woning voorzienbaar was, vooral omdat hij een urgentieverklaring had ontvangen. De rechter benadrukte dat het ontbreken van financiële reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid is die recht geeft op bijzondere bijstand volgens de Participatiewet. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen griffierecht of proceskostenveroordeling toegewezen.