ECLI:NL:RBAMS:2024:3580

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
10704792 CV EXPL 23-12580
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van blokverwarming aan een derde tijdens huurovereenkomst en de verplichtingen van de huurder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2024, staat de vraag centraal of de huurder, [gedaagde 1], verplicht is om een overeenkomst aan te gaan met Eneco Warmte & Koude voor de betaling van zowel de vaste als de variabele kosten van de blokverwarming. De huurder huurt sinds 1992 een zelfstandige woonruimte en heeft nooit een contract getekend met Eneco voor de levering van warmte, ondanks herhaalde verzoeken. Eneco vordert betaling voor de geleverde warmte, terwijl de huurder stelt dat de vaste lasten voor de blokverwarming al in de huurprijs zijn opgenomen. De kantonrechter oordeelt dat de huurder niet verplicht is om extra kosten te betalen voor de blokverwarming, aangezien deze kosten al zijn gedekt door de huurprijs. De rechter verwijst naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en eerdere uitspraken van de Hoge Raad die de rechten van de huurder beschermen. De vorderingen van Eneco worden afgewezen, en de kosten worden aan Eneco opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10704792 CV EXPL 23-12580
vonnis van: 14 juni 2024
fno.: 8622

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Eneco Warmte & Koude Leveringsbedrijf B.V.

gevestigd te Rotterdam
eiseres in conventie, verweerster in reconventie
nader te noemen: Eneco Warmte & Koude
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck Gerechtsdeurwaarders
t e g e n

1. [gedaagde 1]

wonende te [woonplaats]

2. de besloten vennootschap Beheermaatschappij [gedaagde 2] B.V.

3. de besloten vennootschap [gedaagde 3] B.V.

beide gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagden in conventie, eisers in reconventie
nader te noemen: [gedaagde 1] en gezamenlijk [gedaagden]
procederend bij gedaagde sub 1

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 28 augustus 2023 met bijlagen;
- de conclusie van antwoord met bijlagen, met daarbij een tegenvordering.
Vervolgens is een tussenvonnis gewezen en is een datum bepaald voor een mondelinge behandeling. Voorafgaand daaraan heeft Eneco Warmte & Koude nog stukken in het geding gebracht. De mondelinge behandeling was op 3 april 2024. Namens de gemachtigde van Eneco Warmte & Koude is de heer [naam] verschenen. [gedaagde 1] is verschenen, mede namens de twee gedagvaarde rechtspersonen. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. Vervolgens is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en erkend of niet (voldoende) weersproken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[gedaagde 1] huurt sinds 1992 de zelfstandige woonruimte gelegen aan [adres] (verder: het gehuurde) van (de rechtsvoorganger van) Ymere. Bij aanvang van het gehuurde had het gehuurde blokverwarming, waarvoor Ymere alleen verbruikskosten in rekening bracht.
1.2.
In 2014 is het complex waar het gehuurde onderdeel van uitmaakt gerenoveerd. De blokverwarming werd daarbij gehandhaafd, wel werden leidingen vervangen, individuele meters geplaatst en zonnepanelen aangesloten. De bewoners kregen het verzoek een contract te tekenen met Eneco Warmte & Koude, die de levering van warmte op zich ging nemen. [gedaagde 1] heeft aan dat verzoek niet voldaan.
1.3.
Onder meer in 2016, 2018 en 2022 heeft Eneco Warmte & Koude een brief geschreven aan [gedaagde 1] met het verzoek een contract af te sluiten. [gedaagde 1] heeft zich daartoe in een reactie bereid verklaard, mits het contract enkel op verbruikskosten zou zien. Op 7 april 2022 schreef Eneco Warmte & Koude aan [gedaagde 1] onder meer:
U bent het echter niet eens met de vastrechtkosten, omdat u van mening bent dat u deze al in uw huur heeft betaald. Ook verwijst u naar afspraken in andere projecten. Per project kunnen de afspraken en kosten verschillen. Uw klacht is een gevolg van het door de woningcorporaties genomen besluit en is door Eneco niet te verhelpen. (…) In het verleden maakte u gebruik van een collectieve warmte installatie. Hiervoor betaalde u maandelijks een vast bedrag. Na de renovatie wordt het verbruik voor warmte en warm tapwater geregistreerd via individuele meters. Dit betekent voor u dat u zelf verantwoordelijk bent voor uw warmte verbruik en dit betaalt u aan Eneco. Ook betaalt u de vaste leveringskosten voor beheer en onderhoud van het warmtenetwerk.
1.4.
[gedaagde 1] heeft geen contract getekend met Eneco Warmte & Koude.
1.5.
Het gehuurde is het vestigingsadres van [gedaagde 3] B.V. en van
[gedaagde 2] B.V.

vordering en verweer in conventie

2. Eneco Warmte & Koude vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, kort weergegeven:
een verklaring voor recht dat de aansluiting van het gehuurde mag worden onderbroken en dat daartoe de nodige werkzaamheden mogen worden verricht, die [gedaagden] moet gedogen;
veroordeling van [gedaagden] tot (gedeeltelijke) ontruiming van het gehuurde teneinde de aansluiting te kunnen onderbreken;
[gedaagden] te veroordelen de meter(s) af te geven;
hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 198,00 aan afsluitkosten en € 150,00 aan schadevergoeding;
veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3. Aan de vorderingen legt Eneco Warmte & Koude ten grondslag dat [gedaagde 1] gebruik maakt van het energienet en de warmtelevering van Eneco Warmte & Koudelevering in het gehuurde, zonder daar een contract voor te hebben afgesloten. Dat is in strijd met het verbod van onderscheid in de Warmtewet, althans het levert onrechtmatig handelen op, althans het maakt dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Meest subsidiair eisen de redelijkheid en billijkheid dat betaald wordt voor de geleverde warmte, aldus Eneco Warmte & Koude.
4. [gedaagden] voert verweer tegen de vorderingen. Hij beroept zich er op dat hij van het begin af aan kenbaar heeft gemaakt dat via de huur al betaald wordt voor de vaste lasten van de blokverwarming. Inmiddels wordt dit standpunt gesteund door de uitspraak van de Hoge Raad van 21 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:61 (Acantus). [gedaagde 1] is altijd bereid geweest een contract aan te gaan voor de variabele kosten, hij heeft daar ook geld voor opzij gezet. Voor het geval de kantonrechter tot het oordeel komt dat [gedaagden] het vastrecht moet betalen, wil [gedaagden] nog de gelegenheid krijgen om Ymere in vrijwaring op te roepen, omdat de kosten van dat vastrecht in de huur zitten.
5. Op het verweer zal bij de beoordeling, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

vordering in reconventie

6. Voor het geval hij ongelijk krijgt in conventie vordert [gedaagden] dat een uitspraak wordt gedaan over de verhoging van de kosten van het vastrecht dat Eneco Warmte & Koude in rekening brengt.

beoordeling in conventie en (voorwaardelijke) reconventie

Waar gaat de zaak over
7. De centrale vraag in deze zaak is of [gedaagden] verplicht is een overeenkomst aan te gaan met Eneco Warmte & Koude waarmee hij gaat betalen voor zowel de vaste als de variabele kosten van de blokverwarming waarop het gehuurde is aangesloten. De kantonrechter komt tot het oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, omdat [gedaagde 1] niet aan Eneco Warmte & Koude voor de vaste kosten van de blokverwarming hoeft te betalen. Dat wordt hierna toegelicht.
Vennootschappen niet ten onrechte gedagvaard
8. Volgens [gedaagde 1] hadden de twee vennootschappen waarvan hij bestuurder is niet gedagvaard mogen worden, omdat die geen energie afnemen in het gehuurde. Vast staat echter dat de vennootschappen staan ingeschreven op het adres van het gehuurde en dat is ook de grondslag van de vorderingen van Eneco Warmte & Koude. Daarmee kan niet op voorhand gezegd worden dat de vennootschappen ten onrechte zijn gedagvaard. Daarmee wordt voor alle gedaagden toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen
Blokverwarming onroerende aanhorigheid
9. Om te beginnen is de blokverwarming waarop het gehuurde is aangesloten een onroerende aanhorigheid als bedoeld in artikel 7:233 Burgerlijk Wetboek (BW), Eneco Warmte & Koude heeft dat ook niet met zoveel woorden betwist. Onroerende aanhorigheden zijn voorzieningen die naar hun aard (feitelijk of goederenrechtelijk) onlosmakelijk verbonden zijn met de gehuurde woonruimte. Of dat het geval is kan mede worden beoordeeld aan de hand van de criteria van artikel 3:4 BW, met dien verstande dat het voor de toepassing van artikel 7:233 BW niet relevant is of de eigenaar van de woonruimte ook eigenaar is van de onroerende aanhorigheid (ECLI:NL:HR:2022:61). In artikel 3:4 lid 1 BW is bepaald dat al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, bestanddeel is van die zaak. Op grond van artikel 3:4 lid 2 BW wordt een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, bestanddeel van de hoofdzaak. Blokverwarming bestaat uit een systeem dat zodanig verbonden is met het complex waarin het gehuurde zich bevindt, dat het daarvan niet kan worden afgescheiden.
Vaste kosten blokverwarming in huurovereenkomst 1992
10. Eneco Warmte & Koude heeft niet weersproken dat [gedaagde 1] bij het aangaan van de huurovereenkomst in 1992 enkel betaalde voor de variabele (verbruiks)kosten van de blokverwarming, die toe nog eigendom was van de rechtsvoorganger van Ymere. De vaste lasten voor instandhouding van de blokverwarming zaten op dat moment dus in de huurprijs, zoals het huidige artikel 7:237 lid 2 in verband met artikel 7:233 BW ook veronderstelt.
Overdracht blokverwarming aan Eneco Warmte & Koude
11. Uit de dagvaarding kan worden opgemaakt dat Ymere in het kader van de renovatie in 2014 de blokverwarming heeft verkocht aan Eneco Warmte & Koude, of daar een recht van opstal op heeft laten vestigen - Eneco Warmte & Koude heeft daaromtrent geen volledige duidelijkheid gegeven in deze procedure. Volgens artikel 7:226 lid 1 BW gaan de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst bij verkoop van het gehuurde of het vestigen van een recht van opstal over op de rechtsverkrijger. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet anders als het gaat om een gedeeltelijke overdracht, zeker als de bescherming van de huurder anders in het gedrang komt (vgl. Hoge Raad 6 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2560). Dat betekent dat ook Eneco Warmte & Koude voor de vaste lasten van de blokverwarming niet afzonderlijk kosten in rekening mocht brengen. Deze kosten moeten immers worden bestreden uit de huurprijs, die [gedaagden] aan Ymere is blijven betalen.
12. Uit r.o. 3.6.3. van voornoemd arrest van de Hoge Raad van 6 oktober 2017 volgt dat Eneco Warmte & Koude met Ymere overeenstemming zal moeten zoeken over de vraag welk deel van de huurprijs ziet op de vaste kosten van de blokverwarming en aan wie [gedaagden] dat deel van de huurprijs moet voldoen.
13. Voor deze (althans hieraan gerelateerde) moeilijk werkbare problematiek heeft de Hoge Raad al aandacht gevraagd in r.o. 3.4 van het arrest Acantus. De Hoge Raad heeft opgemerkt dat het op de weg van de wetgever ligt hiervoor een oplossing te bieden. Daarbij is verwezen naar een lopend wetgevingsproces met betrekking tot het Besluit servicekosten. Dat besluit is echter geen wet in formele zin en zal dus niet af kunnen doen aan de werking van de regels het BW. Bovendien heeft de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening op 27 juni 2022 in antwoord op kamervragen te kennen gegeven niet voornemens te zijn de wet- en regelgeving op dit punt te wijzigen. Het is aan de wetgever daar al dan niet op terug te komen.

Conclusie

14. [gedaagde 1] was niet gehouden een overeenkomst aan te gaan met Eneco Warmte & Koude waarin hij zich verbond alsnog buiten de huurprijs voor de vaste lasten van de blokverwarming te gaan betalen. Het feit dat [gedaagde 1] warmte afneemt zonder een vergoeding te betalen voor zowel de vaste als de variabele lasten en zonder daartoe een contract af te sluiten is dan ook niet onrechtmatig. Evenmin is sprake van ongerechtvaardigde verrijking, nu [gedaagde 1] al via de huurprijs betaalt voor de vaste lasten van de blokverwarming. Uiteraard zal [gedaagde 1] wel alsnog moeten betalen voor de verbruikte energie, maar daartoe heeft hij zich ook steeds bereid verklaard. Het is aan Eneco Warmte & Koude deze betaling daadwerkelijk mogelijk te maken, maar daartoe is zij tot nu toe niet bereid geweest. Het standpunt van Eneco Warmte & Koude dat het verbod op onderscheid uit artikel 2 lid 4 van de Warmtewet tot een verplichting tot het sluiten van een overeenkomst door [gedaagde 1] zou leiden gaat ook niet op. Om te beginnen richt dit gebod zich tot de warmteleverancier, maar in ieder geval kan het er niet toe leiden dat [gedaagde 1] meer moet betalen dan waartoe hij op grond van de wet gehouden is. Dan resteert nog de stelling dat in het kader van de redelijkheid en billijkheid betaald moet worden voor energie. Dit is verder niet uitgewerkt door Eneco Warmte & Koude en deze stelling levert zonder nadere toelichting geen afzonderlijke grondslag op voor de vorderingen.
15. De vorderingen van Eneco Warmte & Koude worden dus afgewezen. Daarmee wordt aan de voorwaardelijke vordering van [gedaagde 1] in reconventie niet toegekomen. Nu Eneco Warmte & Koude in het ongelijk wordt gesteld, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden op € 50,00 gesteld nu [gedaagden] in persoon procedeert, terwijl een hoger bedrag aan kosten niet onderbouwd is.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Eneco Warmte & Koude in de proceskosten, tot op heden aan de kant van [gedaagden] begroot op € 50,00;
veroordeelt Eneco Warmte & Koude in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 68,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.