Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit Amsterdam, eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
€ 459.000,-. Eiser ontving op 25 februari 2023 een aanslag van de heffingsambtenaar, waarin de waarde van zijn woning voor belastingjaar 2022 werd vastgesteld op € 556.000,-, met daarin de vermelding dat het om een verhoging van 0,72% zou gaan. Volgens eiser is de heffingsambtenaar in deze aanslag ten onrechte uitgegaan van de aanvankelijk vastgestelde waarde van belastingjaar 2021 van € 552.000,-. Als de heffingsambtenaar de verhoging van 0,72% had toegepast op het juiste bedrag, namelijk de verlaagde waarde van € 459.000,-, dan had de waarde moeten worden vastgesteld op € 462.304,-.
WOZ-waarde een taxatierapport ingediend. In dit taxatierapport is de waarde van de woning getaxeerd op € 556.000,-. Het taxatierapport van de heffingsambtenaar bevat gegevens en recente verkoopcijfers van andere woningen (de vergelijkingsobjecten), namelijk [adres 1] [huisnummer 2] , [adres 1] [huisnummer 3] en [adres 2] [huisnummer 4] . Volgens de heffingsambtenaar valt uit de verkoopprijzen van deze vergelijkingsobjecten af te leiden dat de WOZ-waarde van de woning van eiser niet te hoog is vastgesteld.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2024.