Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 februari 2023 betrokken was bij een verkeersongeval in Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een ongeval waarbij twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel opliepen. De officier van justitie vorderde een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) voor het besturen van een voertuig onder invloed van lachgas en het veroorzaken van gevaar op de weg. Tijdens de zitting op 30 mei 2024 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte, die aanvoerde dat hij niet onder invloed van lachgas was tijdens het rijden.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar onvoorzichtig en onoplettend had gereden, maar dat niet kon worden vastgesteld dat hij onder invloed van lachgas was op het moment van het ongeval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede ten laste gelegde feit, maar achtte hem wel schuldig aan het veroorzaken van het verkeersongeval door zijn onvoorzichtige rijgedrag. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden op, waarbij een deel van de ontzegging voorwaardelijk werd opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recente behandeling in een afkickkliniek en zijn arbeidsovereenkomst.