ECLI:NL:RBAMS:2024:3492

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
AMS 24/2728
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening bij intrekking bijstandsuitkering op basis van anonieme tip

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 juni 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn bijstandsuitkering heeft zien intrekken, toegewezen. De intrekking was gebaseerd op een anonieme tip en een gesprek met verzoeker, waarin geen vragen over de inhoud van de tip zijn gesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze basis onvoldoende is om de intrekking te rechtvaardigen. Verzoeker, die sinds 2012 een bijstandsuitkering ontving, heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking die per 6 mei 2024 is ingegaan. Tijdens de zitting op 4 juni 2024 was verzoeker niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De voorzieningenrechter concludeert dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de intrekking van de bijstandsuitkering, vooral omdat de anonieme tip niet voldoende onderbouwd is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/2728

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Amsterdam, verzoeker,

(gemachtigde: mr. M.A. van Hoof),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college,

(gemachtigde: mr. M. Ten Hoedt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering [1] .
1.1.
Met een besluit van 7 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft het college de bijstandsuitkering van verzoeker per 6 mei 2024 ingetrokken. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van het college. Verzoeker was niet aanwezig.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Verzoeker ontving sinds 4 oktober 2012 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande. Verzoeker is gehuwd, heeft zes kinderen en woont samen met één zoon in Amsterdam.
2.1.
Naar aanleiding van een anonieme melding op 4 maart 2024 dat verzoeker in Marokko werkzaam is als ambtenaar en daar twee huizen bezit, heeft het college een onderzoek ingesteld. Daarbij is verzoeker op 6 mei 2024 uitgenodigd voor een gesprek met een handhavingsjurist van het college. Volgens het college heeft verzoeker tijdens dit gesprek niet alle vragen van de handhavingsjurist beantwoord en is hij boos weggelopen. Verzoeker heeft daardoor volgens het college zijn medewerkingsplicht [2] geschonden als gevolg waarvan het college zijn recht op een bijstandsuitkering niet langer kon vaststellen [3] . Daarom heeft het college in het besluit van 7 mei 2024 de bijstandsuitkering van verzoeker ingetrokken per 6 mei 2024.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
Het standpunt van verzoeker
4. Verzoeker voert aan dat hij geen inkomen en geen vermogen heeft. Doordat zijn bijstandsuitkering is ingetrokken, kan hij niet langer voorzien in zijn noodzakelijke kosten van bestaan. Verder voert verzoeker aan dat het college zijn bijstandsuitkering eerst had moeten opschorten en niet direct na het gesprek van 6 mei 2024 tot intrekking daarvan mocht overgaan. Ook betwist verzoeker de inhoud van de anonieme tip, dat zijn recht op een bijstandsuitkering niet vast te stellen is en dat hij zijn medewerkingsplicht heeft geschonden. Verzoeker is op de afspraak van 6 mei 2024 verschenen en had de gevraagde documenten bij zich. De handhavingsjurist heeft daar echter niet om gevraagd. Verder heeft hij alle vragen beantwoord en daarna mocht hij vertrekken. Dat hij boos is weggelopen, klopt niet. Verder wijst verzoeker op een uitspraak [4] van de CRvB [5] waaruit volgens hem blijkt dat een anonieme tip pas bruikbaar is als deze relevant, concreet en voldoende onderbouwd is. Dat laatste is niet het geval. Tot slot betoogt verzoeker dat het college ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt. Verzoeker heeft al vanaf zijn jeugd lichamelijke en geestelijke klachten en daarmee had de handhavingsjurist ook rekening moeten houden tijdens het gesprek van 6 mei 2024.
Het standpunt van het college
5. Het college heeft op de zitting aangevoerd dat aan de intrekking van verzoekers bijstandsuitkering ook de schending van de inlichtingenplicht [6] ten grondslag moet worden gelegd. Die grondslag staat niet in het bestreden besluit, maar dat kan het college in bezwaar herstellen. Dan kan het college de intrekking baseren op een ander artikel [7] en is het niet nodig om de bijstandsuitkering eerst op te schorten, aldus het college. Verder heeft het college een kopie van het Marokkaanse paspoort van verzoeker overgelegd en een vertaald document (van het Arabisch naar het Nederlands) uit Marokko waaruit volgens het college blijkt dat verzoeker onroerend goed in Marokko bezit. In het document staat weliswaar niet de naam van verzoeker vermeld ( [naam] ’), maar dat kan worden verklaard omdat het document is vertaald.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bezwaar bij deze stand van zaken een redelijke kans van slagen heeft. De intrekking van bijstand is een voor betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op het college. Daaraan wordt voldaan als het college de nodige kennis over de relevante feiten verzamelt en aannemelijk kan maken dat de intrekking rechtmatig is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college daar niet aan voldaan.
6.1.
Het college heeft de intrekking voornamelijk gebaseerd op de anonieme tip. Van het feit dat verzoeker twee huizen in Marokko zou bezitten, heeft de voorzieningenrechter nog onvoldoende bewijs gezien. Het vertaalde document uit Marokko kan op zichzelf staand daartoe niet als bewijs dienen, alleen al niet omdat daarin een andere naam staat vermeld dan de naam van verzoeker en er voorts geen verklaring is waarom het document toch aan verzoeker te linken is. Bovendien heeft de gemachtigde van verzoeker op de zitting aangegeven dat verzoeker ook broers heeft en dat het document mogelijk betrekking heeft op een van hen. Tijdens het gesprek op 6 mei 2024 zijn geen vragen gesteld aan verzoeker over deze huizen en ook niet over zijn vermeende werkzaamheden als ambtenaar. Dit betekent dat het college de intrekking slechts heeft gebaseerd op de anonieme tip en een gesprek tussen verzoeker en een handhavingsjurist waarin over de inhoud van de anonieme tip geen vragen zijn gesteld. Dat vindt de voorzieningenrechter op dit moment onvoldoende voor het standpunt dat verzoeker ten onrechte of teveel bijstand heeft ontvangen en om vervolgens de intrekking van verzoekers bijstandsuitkering op te baseren. Dit geldt ook als de grondslag van het bestreden besluit wordt aangevuld met een schending van de inlichtingenplicht [8] . Kortom: het college heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die een intrekking van eisers bijstandsuitkering [9] rechtvaardigen. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe.
6.2.
De voorzieningenrechter overweegt tot slot dat het college verzoekers bijstandsuitkering niet had mogen intrekken zonder de bijstandsuitkering eerst op te schorten, nu de intrekking in het bestreden besluit alleen is gebaseerd op schending van de medewerkingsplicht [10] en niet (ook) op schending van de inlichtingenplicht. Het college kan dit in bezwaar echter nog herstellen, maar dan moet wel zijn voldaan aan de voorwaarden voor intrekking die vermeld staan in rechtsoverweging 6.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter zal het verzoek toewijzen en de voorlopige voorziening treffen dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
7.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek zal toewijzen, moet het college het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Verzoeker krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2024.
De voorzieningenrechter is
verhinderd te tekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Die hij op grond van de Participatiewet (Pw) ontving.
2.Als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Pw.
3.Als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Pw.
4.Van 2 oktober 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB5534.
5.Centrale Raad van Beroep.
6.Als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Pw.
7.Op artikel 54, derde lid, eerste volzin, van de Pw.
8.Als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Pw.
9.Op grond van artikel 54, derde lid, eerste volzin, van de Pw.
10.Als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Pw.