ECLI:NL:RBAMS:2024:3489

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
C/13/747049 / KG ZA 24-158
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering BKR-registratie na verjaring van kredietvordering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee eisers en de ING Bank N.V. De eisers, die een doorlopend krediet hadden bij ING, vorderden de verwijdering van hun BKR-registratie. De achtergrond van de zaak gaat terug naar 2003, toen eiser 1 een krediet afsloot om zijn pilotenopleiding te financieren. Na een betalingsachterstand in 2006 heeft ING de kredietovereenkomst opgezegd en de uitstaande schuld opgeëist. Eiser 1 heeft in 2007 een betalingsregeling getroffen, maar deze niet nagekomen. In 2021 heeft eiser 1 met succes een beroep op verjaring gedaan, wat leidde tot de vordering om de BKR-registratie te verwijderen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangenafweging in het voordeel van de eisers uitvalt. De rechter heeft vastgesteld dat de werkelijke einddatum van de registratie in het CKI van het BKR 23 maart 2021 is, de datum waarop eiser 1 de verjaring heeft ingeroepen. De rechter heeft ook overwogen dat de huidige financiële situatie van eiser 1 stabiel is en dat hij en zijn partner een gezamenlijk inkomen hebben dat hen in staat stelt om een hypotheek te verkrijgen. De rechter heeft ING veroordeeld om de BKR-registratie binnen veertien dagen te verwijderen en heeft de proceskosten aan ING opgelegd.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van kredietregistratie en de impact van verjaring op de rechtspositie van kredietnemers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/747049 / KG ZA 24-158 MDvH/MvG
Vonnis in kort geding van 16 april 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 4 maart 2024,
advocaat mr. A.C.E.G. Cordesius te Den Haag,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.J. Posthuma te Amsterdam.
Eisers zullen hierna [eiser] (mannelijk enkelvoud) worden genoemd en gedaagde ING. Waar nodig zullen eisers afzonderlijk meneer en mevrouw [eiser] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 26 maart 2024 heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. ING heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een tevoren ingediend schriftelijk verweer. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- meneer [eiser 1] en mevrouw [eiser 2] met mr. Cordesius;
- aan de zijde van ING: [naam] , medewerker bijzonder beheer, met mr. Posthuma.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in 2003 een doorlopend krediet met contractnummer [nummer] gehad bij (een rechtsvoorganger van) ING. [eiser] had het krediet afgesloten om de pilotenopleiding die hij volgde te financieren.
2.2.
In oktober 2006 had [eiser] een achterstand in de betaling van het krediet. In december 2006 heeft ING de kredietovereenkomst opgezegd en betaling van de op dat moment uitstaande schuld van € 27.985,63 opgeëist.
2.3.
[eiser] heeft in 2007 na tussenkomst van Interpartes een betalingsregeling getroffen. Hij heeft vervolgens een aantal betalingen gedaan. Op enig moment is [eiser] de betalingsregeling niet meer nagekomen.
2.4.
In 2009 heeft een advocaat namens [eiser] een betalingsvoorstel gedaan, dat niet door ING is geaccepteerd.
2.5.
[eiser] is in 2010 naar Suriname vertrokken. Hij heeft ING hiervan niet op de hoogte gesteld.
2.6.
Een incassogemachtigde van ING heeft in 2015 gebeld met [eiser] en hem gesproken over de betalingsachterstand die [eiser] op dat moment had bij ING.
2.7.
ING heeft in 2015, 2017 en 2019 sommatiebrieven gestuurd naar de bij ING bekende adressen van [eiser] in Nederland en Suriname.
2.8.
Op 23 maart 2021 heeft [eiser] met succes een beroep op verjaring gedaan.
2.9.
ING heeft een bedrag van circa € 30.000,00 afgeboekt op de vordering die ING had op [eiser] uit hoofde van het doorlopend krediet.
2.10.
[eiser] staat geregistreerd in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van de Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR). Daarin staat dat ING voor hem een ongeoorloofde achterstand in de betaling van de maandelijkse verplichtingen met bijzonderheidscodes 2 (opeisen van het krediet) en 3 (afboeking van een bedrag van meer dan € 250,00) en als praktische einddatum 23 maart 2021 heeft genoteerd.
2.11.
Aanvankelijk Dynamiet Nederland B.V. en daarna de advocaat van [eiser] hebben ING verzocht de BKR-registratie te verwijderen. Hiertoe is ING niet overgegaan.
2.12.
Meneer [eiser] heeft op dit moment een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 31 mei 2024 en heeft een salaris van € 6.000,00 bruto per maand exclusief vakantiebijslag. Zijn werkgever heeft verklaard dat de arbeidsovereenkomst na 31 mei 2024 voor onbepaalde tijd zal worden verlengd. Mevrouw [eiser] heeft een vast dienstverband. Zij werkt voor de gemeente Den Haag en heeft een bruto maandsalaris van € 2.784,00 exclusief vakantiebijslag.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, ING te veroordelen:
primair: de BKR-registratie in het CKI te verwijderen op straffe van dwangsommen;
subsidiair: in het CKI de verjaringsdatum van 3 mei 2011 als einddatum te vermelden en vervolgens de BKR-registratie te verwijderen, op straffe van dwangsommen;
primair en subsidiair: in de proces- en nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] stelt daartoe, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende. [eiser] had op 3 mei 2011 de verjaring in kunnen roepen. Daarom moet als werkelijke einddatum in het CKI deze datum worden genoteerd. Uitgaand van die datum, is de vijfjaarstermijn inmiddels verstreken en daarom moet de BKR-registratie worden verwijderd.
3.3.
Ook een belangenafweging moet leiden tot verwijdering van de BKR-registratie. [eiser] woont in een kleine sociale huurwoning waarin met maximaal drie personen mag worden gewoond. [eiser] heeft drie kinderen. Een van de kinderen woonde noodgedwongen anti-kraak, maar dat is geëindigd en hij woont thans weer bij [eiser] . Een andere zoon woont noodgedwongen bij een vriend. [eiser] wenst een koopwoning aan te schaffen om zijn kinderen onderdak te kunnen bieden. Daar komt bij dat [eiser] scheef woont. Bieden op een koopwoning heeft vooralsnog geen zin, omdat [eiser] door de BKR-registratie geen hypotheek zal kunnen krijgen. De financiële situatie van [eiser] is stabiel. Meneer [eiser] zal vanaf 1 juni 2024 een vast dienstverband hebben en mevrouw [eiser] heeft reeds een vast dienstverband. Waarom kredietverstrekkers beschermd moeten worden tegen hem, in verband met een vordering waarvan ruim 13 jaar geleden al de verjaring had kunnen worden ingeroepen, valt niet in te zien, aldus steeds [eiser] .
3.4.
ING heeft, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende verweer gevoerd. [eiser] heeft geen spoedeisend belang. [eiser] heeft reeds een woning waar hij kan wonen. Zijn reeds uitgevlogen jongvolwassen kinderen moeten alternatieven hebben om elders te kunnen wonen en kunnen waarschijnlijk ook wel tijdelijk bij [eiser] inwonen.
3.5.
De werkelijke einddatum is juist genoteerd in het BKR. De datum waarop de verjaring is ingeroepen is daarbij leidend. Op verjaring moet namelijk expliciet een beroep worden gedaan en verjaring verkrijgt pas werking op het moment waarop zij met succes wordt ingeroepen.
3.6.
ING heeft bijna € 30.000,00 schade geleden, omdat [eiser] het krediet niet heeft terugbetaald en zich met succes op verjaring heeft beroepen. Als de BKR-registratie wordt verwijderd, zal een andere kredietaanbieder ten onrechte denken dat het kredietverleden van [eiser] vlekkeloos is geweest, terwijl dat niet zo is. De reden dat [eiser] nu schuldenvrij is komt doordat ING de schuld van [eiser] als oninbaar heeft moeten afboeken. Dat is relevante informatie voor een kredietverstrekker. Het verleden zegt iets over het kredietrisicoprofiel van een kredietnemer: in dit geval dat [eiser] door hem gebruikt geld niet heeft terugbetaald. Het is in het belang van de betrouwbaarheids- en kredietwaardigheidstoets dat een potentiële financier het recht moet krijgen om over het recente financiële verleden van een geregistreerde tenminste vragen te stellen, aldus steeds ING.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Hoewel ING een punt heeft dat [eiser] ook de verzoekschriftprocedure had kunnen volgen, wordt geoordeeld dat [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Daarbij speelt mee dat dit kort geding in volle omvang is behandeld en ING niet in haar verdediging is benadeeld, zoals zij ook ter zitting heeft erkend. [eiser] wil een woning kopen en algemeen bekend is dat dat met een BKR-registratie niet mogelijk is, althans heel erg moeilijk. [eiser] in dit kort geding niet-ontvankelijk verklaren zou alleen maar leiden tot onnodige vertraging van de beoordeling van het geschil tussen partijen, namelijk of de BKR-registratie moet worden verwijderd.
4.2.
Op grond van artikel 4:32 Wet financieel toezicht (Wft) is ING verplicht om deel te nemen aan een stelsel van kredietregistratie, dat wordt uitgevoerd door het BKR. Het doel van de kredietregistratie is tweeledig: enerzijds het beschermen van consumenten tegen overkreditering, anderzijds het beschermen van aanbieders van krediet tegen kredietnemers van wie is gebleken dat zij hun lening niet (kunnen) aflossen. In het kader van het deelnemen aan dat stelsel van kredietregistratie verwerken de kredietaanbieders persoonsgegevens. De verhouding tussen het BKR en haar zakelijke klanten, waaronder ING, is geregeld in het – gepubliceerde – Algemeen Reglement CKI (AR). Daarin zijn onder meer de bijzonderheidscodes geregeld en dat deze moeten worden verwijderd, kort gezegd, vijf jaar na de zogenoemde werkelijke einddatum.
4.3.
In het kader van het deelnemen aan dat stelsel van kredietregistratie verwerkt ING persoonsgegevens. De vraag of die gegevensverwerking rechtmatig is, moet worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf van art. 6 lid 1, aanhef en onder f, Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). [1]
Deze f-grond luidt: “de verwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen (…)”.
4.4.
Op grond van artikel 21 lid 1 AVG heeft betrokkene (hier [eiser] ) te allen tijde het recht om vanwege met zijn specifieke situatie verband houdende redenen bezwaar te maken tegen verwerking van zijn persoonsgegevens op de f-grond en moet de verwerkingsverantwoordelijke (hier ING) dan de verwerking staken, tenzij zij dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking aanvoert die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokkene. De rechter toetst of de verwerkingsverantwoordelijke aannemelijk heeft gemaakt dat haar dwingende gerechtvaardigde belangen in dit specifieke geval zwaarder wegen.
4.5.
Deze afweging moet worden gemaakt aan de hand van de op het moment van de afweging bekende feiten en omstandigheden. Omstandigheden die een rol kunnen spelen in het geval van code A, 2 en 3 zijn bijvoorbeeld de huidige financiële situatie van de betrokkene (waaronder het inkomen) en als deze weer stabiel is: hoe lang al, en het tijdverloop sinds de registratie. Over het tijdverloop wordt nog het volgende overwogen. De in het AR opgenomen vijfjaarstermijn is geen wet in formele of materiële zin. Die termijn behelst een beleidsbeslissing van de representatieve organisaties die tezamen de Stichting BKR bemensen en heeft als zodanig gezag. Naarmate het einde van de termijn van vijf jaar nadert, krijgt de factor tijdverloop in het algemeen meer gewicht. De reden daarvan is dat de nog wel aanwezige belangen bij het voortduren van de registratie na het verstrijken van een langere periode steeds verder in gewicht afnemen in relatie tot de belangen van de betrokkene bij verwijdering daarvan. Kortom, de ‘lat’ wat betreft het gewicht van de over en weer in aanmerking te nemen belangen komt dus met het voortschrijden van de tijd na de registratie van de herstelmelding, steeds hoger te liggen voor de kredietverstrekker en dienovereenkomstig lager voor degene ten aanzien van wie de gegevens zijn geregistreerd. [2]
4.6.
Bij elke gegevensverwerking moet ook altijd zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. [3]
4.7.
De vraag die eerst voorligt is welke datum als werkelijke einddatum moet worden genoteerd in het CKI.
4.8.
Partijen twisten over de vraag of als einddatum in het CKI 23 maart 2021 moet worden genoteerd, zijnde de datum waarop [eiser] met succes een beroep op verjaring heeft gedaan, of de datum van 3 mei 2011, zijnde de datum waarop [eiser] voor het eerst een beroep op verjaring had kunnen doen.
4.9.
Geoordeeld wordt dat voor de werkelijke einddatum bepalend is op welke datum het beroep op verjaring is gedaan. Uit literatuur en jurisprudentie volgt dat verjaring niet van rechtswege werkt. Er moet actief een beroep op verjaring worden gedaan voordat die werking kan hebben. Een vordering blijft volledig opeisbaar en rechtens afdwingbaar tot het moment dat er een geslaagd beroep op verjaring wordt gedaan. Dit betekent dat ING als werkelijke einddatum in het CKI 23 maart 2021 moet vermelden, zijnde de datum waarop [eiser] met succes de verjaring heeft ingeroepen. Wel kunnen de verjaring en de periode die is verstreken nadat voor het eerst een beroep op verjaring had kunnen worden gedaan worden meegewogen in het kader van de hierna te maken belangenafweging.
4.10.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van [eiser] . Daarvoor is het volgende redengevend.
4.11.
Voldoende gebleken is dat de woonsituatie van [eiser] verre van ideaal is. Het is begrijpelijk dat hij zijn jongvolwassen kinderen een plek in zijn woning wil bieden, maar in zijn huidige huurwoning is dat niet mogelijk. Voldoende aannemelijk is dat de bijzonderheidscoderingen 2 en (in ieder geval) 3 in het algemeen aan het verkrijgen van een hypothecaire geldlening (tegen marktconforme tarieven) in de weg staan. Het verkrijgen van een hypothecaire geldlening is dan ook een concreet belang voor [eiser] bij het verwijderen van de BKR-registratie.
4.12.
De termijn van vijf jaar, die in dit geval dus in is gegaan op 23 maart 2021 – het moment waarop [eiser] een beroep op verjaring heeft gedaan – loopt inmiddels al ruim drie jaar. De vijfjaarstermijn is onder meer bedoeld om andere kredietinstellingen te beschermen. Zoals ING zelf ook – terecht – stelt gaat het dan om het
recentefinanciële verleden van een geregistreerde. Dat is de reden dat een registratie na vijf jaar in ieder geval wordt verwijderd (hoe ernstig de wanbetaling of hoe groot de afboeking ook is geweest). In dit geval had [eiser] echter al op 3 mei 2011 de verjaring kunnen inroepen. Niet gesteld of gebleken is dat sinds 2011 – dus al meer dan tien jaar geleden - [eiser] nog andere schulden heeft laten ontstaan, in ieder geval is dat niet het geval na het inroepen van de verjaring. Meneer [eiser] heeft op korte termijn een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, mevrouw [eiser] heeft al een vast contract en gezamenlijk hebben zij een bruto maandinkomen van € 8.784,00 exclusief vakantiegeld en andere emolumenten. Verder is gebleken dat [eiser] ongeveer € 23.000,00 aan spaargeld heeft. Gelet op het gezamenlijke inkomen in samenhang met de huidige financieel stabiele en schuldenvrije situatie van [eiser] , is het niet aannemelijk dat hij opnieuw betalingsachterstanden zal laten ontstaan. Van zorgen over het
recentefinanciële verleden van [eiser] dan ook geen sprake. Zoals gezegd komt met het voortschrijden van de tijd na de registratie de lat voor de kredietverstrekker steeds hoger te liggen. ING heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de resterende twee jaar van de vijfjaarstermijn nodig is om [eiser] te behoeden voor overkreditering en andere financiële problemen of om andere kredietinstellingen te beschermen.
4.13.
Bovenstaande betekent dat de primaire vordering van [eiser] zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Er wordt van uitgegaan dat ING de uit te spreken veroordeling zal nakomen, zoals zij gebruikelijk doet, zodat een dwangsom niet nodig is.
4.14.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal ING worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00
Totaal € 1.740,97.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt ING de registratie van [eiser] in het CKI van het BKR met contractnummer [nummer] te (doen laten) verwijderen binnen veertien dagen na heden,
5.2.
veroordeelt ING in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.740,97, te vermeerderen met € 92,00 indien ING niet tijdig aan deze proceskostenveroordeling voldoet en dit vonnis moet worden betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf vijftien dagen na betekening, tot aan de voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer af anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024. [4]

Voetnoten

1.Hoge Raad 3 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1814
2.vgl. Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam 9 mei 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:3857, r.o. 4.10
3.Hoge Raad 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8097, bevestigd in Hoge Raad 3 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1814
4.type: MvG