Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit Amsterdam, eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
15 april 2024. Dat is meer dan twee weken voor de zitting. De zaak is op een zitting behandeld tegelijk met 11 andere zaken van het kantoor van de gemachtigde van eiser. De gemachtigde van eiser heeft in al deze zaken gesteld dat het verweerschrift te laat is ingediend en dat dit moet leiden tot een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht. In deze zaak specifiek heeft hij verzocht om aanhouding van de zaak. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Het betreft in de 12 zaken die behandeld zijn vaak een herhaling van standpunten, zowel in het beroepschrift als in het verweerschrift. Ook had het merendeel van de gronden al los van het verweerschrift naar voren kunnen worden gebracht. De rechtbank vindt dat van een professionele gemachtigde verwacht mag worden dat hij in staat is om op deze termijn adequaat te kunnen reageren op een verweerschrift. Gebleken is dat de gemachtigde van eiser hiertoe ook in staat was, omdat hij op de zitting door middel van een pleitnota in alle 12 zaken inhoudelijk op de verweerschriften heeft gereageerd. Op de zitting is ook niet van een inhoudelijke belemmering voor de gemachtigde op een concreet punt gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom ook geen sprake van schending van de goede procesorde. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten of in het griffierecht.
WOZ-waarde een taxatierapport ingediend. In dit taxatierapport is de waarde van de woning getaxeerd op € 540.000,-. Het taxatierapport van de heffingsambtenaar bevat gegevens en recente verkoopcijfers van andere woningen (de vergelijkingsobjecten), namelijk [adres] [huisnummer 2] , [adres] [huisnummer 3] en [adres] [huisnummer 4] . Volgens de heffingsambtenaar valt uit de verkoopprijzen van deze vergelijkingsobjecten af te leiden dat de WOZ-waarde van de woning van eiser niet te hoog is vastgesteld.
hulp- en controlemiddel is bij de waardevaststelling. De afzonderlijke elementen van de taxatieopbouw worden niet apart op hun juistheid beoordeeld, want uiteindelijk ligt enkel de eindwaarde ter toetsing voor. [9] De beroepsgrond slaagt niet.
WOZ-waarde is vermeld. In dit verslag zijn de verkoopcijfers en WOZ-waarden niet gelijk aan elkaar. Uit dit verslag blijkt dat indexering heeft plaatsgevonden en uit dit verslag valt tevens te herleiden met welk percentage de WOZ-waarde verschilt van het verkoopcijfer. Hiermee zijn de indexeringspercentages inzichtelijk. Eiser heeft tegenover de wijze van indexeren door de heffingsambtenaar geen andere gegevens of indexeringscijfers gesteld waaruit zou kunnen volgen dat de heffingsambtenaar van een onjuiste indexering van de verkoopprijzen is uitgegaan. De rechtbank ziet geen bijzonderheden in de door de heffingsambtenaar gehanteerde indexeringspercentages die nopen tot een andere waardering. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in hoe de indexering van de verkoopprijs van de vergelijkingsobjecten naar de waardepeildatum heeft plaatsgevonden. De percentages berusten verder op een inschatting die de taxateur maakt op grond van zijn ervaring en kennis. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2024.