ECLI:NL:RBAMS:2024:3243

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
13-155460-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in rug van slachtoffer, met voorwaardelijk opzet op dodelijk letsel; TBS met voorwaarden opgelegd

Op 15 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juni 2023 in Amsterdam een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer, [persoon 1], met een mes in de rug gestoken, waarbij hij vitale organen heeft geraakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van dodelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het medeplegen van de daad, maar heeft de poging tot doodslag bewezen verklaard. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en een ernstige stoornis in cannabisgebruik. De rechtbank heeft de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, omdat de verdachte een langdurige behandeling nodig heeft. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 284 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft de voorlopige hechtenis opgeheven op het moment van opname in de kliniek. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [persoon 1], voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/155460-23
Datum uitspraak: 15 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] ,
feitelijk zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.H. Buijsman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H. Pentinga, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat mr. E.J.M.J. Damen, advocaat van de benadeelde partij [persoon 1] , namens hem naar voren heeft gebracht. Tot slot heeft de rechtbank op de terechtzitting de deskundige [persoon 2] , reclasseringswerker, gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte (en zijn mededaders) voorgenomen misdrijf om [persoon 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het (boven)lichaam van die [persoon 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, aan [persoon 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere, althans één, steekwond(en) in de rug, althans het (boven)lichaam, heeft toegebracht door met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere malen in de rug, althans het (boven)lichaam van die [persoon 1]
te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [persoon 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het (boven)lichaam van die [persoon 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair tenlastegelegde poging tot doodslag kan worden bewezen. Door met kracht met een mes van 15 centimeter in de rug van aangever [persoon 1] (hierna: aangever) te steken, waar zich belangrijke organen bevinden, bestond de aanmerkelijke kans op het intreden van zijn dood. Naar de uiterlijke verschijningsvorm heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. Enkel op basis van de vastgestelde verwondingen, zonder extra duiding van een arts, bevat het dossier onvoldoende informatie om vast te kunnen te stellen dat verdachte voorwaardelijke opzet heeft gehad op het intreden van de dood. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1] Op 23 juni 2023 is aangever na een ruzie in het Vondelpark met een mes in zijn rug gestoken. [2] Verdachte heeft na het incident zelf contact opgenomen met de politie. [3] Hij heeft verklaard dat hij degene is die aangever heeft gestoken en hij heeft de politie ook gewezen op het door hem gebruikte mes. [4] Dit blijkt een mes te zijn met een lemmet van ongeveer vijftien centimeter. [5] Bij de politie bekent verdachte nogmaals dat hij aangever eenmaal met een mes in zijn rug heeft gestoken. [6] Als gevolg van de steekwond heeft aangever onder andere een nierbloeding en een klaplong opgelopen. [7]
4.3.2.
Bewijsoverweging
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden staat vast dat het verdachte is geweest die aangever met een mes in de rug heeft gestoken. Aan de orde is de vraag hoe het handelen van verdachte dient te worden gekwalificeerd.
Bewezenverklaring poging doodslag
De rechtbank beantwoordt de vraag of verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever heeft gehad bevestigend, en overweegt daartoe als volgt. Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag moet volgens vaste jurisprudentie sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet, gericht op het overlijden van het slachtoffer. Voorwaardelijk opzet op dat gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de dood zou kunnen intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte aangever in het gedeelte van zijn rug heeft gestoken ter hoogte waarvan zich vitale organen bevinden. Verdachte heeft met een mes gestoken met een lemmet van 15 centimeter. Dat aangever ook met de nodige kracht heeft gestoken, leidt de rechtbank af uit de grootte van de wond en de omstandigheid dat als gevolg van dat steken een nierbloeding en een klaplong bij aangever zijn ontstaan. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand als gevolg van een krachtige messteek in de rug komt te overlijden aanmerkelijk.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van aangever dan ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van dodelijk letsel bij aangever.
Partiële vrijspraak ‘in vereniging’
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte ‘tezamen en in vereniging’ heeft gehandeld en zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om aangever van het leven te beroven door hem éénmaal met een mes in de rug te steken.
4.4.
Bewezenverklaring
Op grond van de bewijsmiddelen in de voetnoten, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat, acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 23 juni 2023 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [persoon 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de rug van die [persoon 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van verdachte acht geslagen op de Pro Justitia rapportages van 12 en 14 februari 2024, opgesteld door psychiater H. Wind en psycholoog R.A. Sterk. Uit de rapportages blijkt dat er bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en van een ernstige stoornis in cannabisgebruik. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De grote intellectuele beperkingen van verdachte brengen met zich mee dat hij complexe situaties alsmede consequenties van zijn gedrag niet goed kan overzien. In situaties van verhoogde innerlijke onrust dan wel stress heeft verdachte weinig verstandelijke coping mogelijkheden tot zijn beschikking en zal hij al snel op emotionele en impulsieve wijze op problemen reageren. In combinatie met een door cannabisgebruik beïnvloed bewustzijn, kan dit leiden tot ongecontroleerde agressieve impulsdoorbraken. Op de avond van het tenlastegelegde was verdachte onder invloed van cannabis en alcohol en ervaarde hij veel innerlijke onrust en stress door een conflict tussen een kennis en het slachtoffer. Verdachte heeft door zijn (intellectuele) beperkingen in deze onoverzichtelijke en voor hem bedreigende situatie het slachtoffer impulsief in zijn rug gestoken. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt voornoemde bevindingen van de deskundigen over, maar komt op basis daarvan tot een enigszins afwijkende conclusie ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid. Daarbij heeft de rechtbank de vijfpuntsschaal gehanteerd. Bij verdachte is sprake van een ernstige intellectuele beperking, met een TIQ-score van 57 waarbij zijn emotionele functioneren wordt geschat op het niveau van iemand tussen de drie en zeven jaar oud. Door de ernst van verdachtes intellectuele beperkingen in combinatie met een ernstige stoornis in het cannabisgebruik is de rechtbank van oordeel dat de eigen verantwoordelijkheid van verdachte om anders te handelen dan hij heeft gedaan zeer gering is geweest. Gelet hierop acht de rechtbank verdachte
sterkverminderd toerekeningsvatbaar.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregelen

7.1.
Strafeis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden zal worden opgelegd. Zij heeft verzocht om de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan te bevelen. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om - naast de tbs met voorwaarden - een gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest beperkt overschrijdt, zodat verdachte zo snel mogelijk kan worden behandeld in de kliniek. Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar, is schuldbewust en heeft vanaf het begin meegewerkt. Hij wil zelf ook graag zo snel mogelijk starten met zijn behandeling. Een veel langere gevangenisstraf heeft geen meerwaarde.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
7.3.1.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer met een mes in zijn rug te steken. Het slachtoffer heeft lichamelijk letsel opgelopen, is afgevoerd met een traumahelikopter en heeft meerdere dagen in het ziekenhuis gelegen. Ook heeft het incident psychisch de nodige impact op het slachtoffer gemaakt. Dat het slachtoffer niet dodelijk gewond is geraakt, is niet aan verdachte te danken. Door het handelen van verdachte heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast vond de steekpartij plaats op een zomeravond in het Vondelpark in Amsterdam en was dit heftige incident voor iedere willekeurige voorbijganger waarneembaar. Een steekpartij in de openbare ruimte brengt grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
7.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 11 december 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Wel is verdachte eerder veroordeeld voor andersoortige geweldsdelicten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de volgende rapporten die zijn opgemaakt over de persoon van verdachte:
  • een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 12 februari 2024, opgesteld door H. Wind;
  • een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 14 februari 2024, opgesteld door R.A. Sterk;
  • een maatregelenrapport ten behoeve van tbs met voorwaarden van Verslavingszorg Noord Nederland van 29 februari 2024, opgesteld door reclasseringswerker [persoon 2] .
De psycholoog heeft - kort gezegd - gerapporteerd dat er een matige, verhoogde kans op herhaling op een ernstig agressief delict is wanneer verdachte niet wordt behandeld. Vanwege de psychische problematiek en beperkingen van verdachte is vanuit forensisch oogpunt behandeling geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op verdachtes beperkte copingvaardigheden met betrekking tot conflicthantering en probleemoplossing en op zijn cannabisafhankelijkheid. Het is niet raadzaam om verdachte de keus te geven om in plaats van behandeling te kiezen voor detentie. De kans bestaat dat verdachte, wanneer zijn innerlijke onrust toeneemt, kiest voor detentie met als gevolg dat hij geen behandeling krijgt om de kans op recidive te minimaliseren. Een behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel is dan ook niet aangewezen. De maatregel van tbs met voorwaarden is de enig resterende optie, mede gezien het vastgestelde recidiverisico. Binnen deze maatregel bestaat voldoende tijd en kan er voldoende behandeling geboden worden om de problematiek van verdachte in positieve richting te beïnvloeden.
De psychiater heeft - kort gezegd - gerapporteerd dat bij ongewijzigde omstandigheden het recidiverisico op gewelddadige delicten als hoog wordt ingeschat. De licht verstandelijke beperking is een blijvende toestand en de stoornis in cannabis heeft een chronisch karakter. Daarnaast geeft verdachte nog steeds aan het gevoel te hebben een wapen te moeten dragen, omdat hij zijn sociale omgeving als bedreigend ervaart. Verdachte overziet niet de risico’s hiervan. Door zijn detentie is verdachte zijn begeleide woonsituatie en zijn sociaal begeleide werkomgeving verloren. Hierdoor wordt het recidiverisico ongunstig beïnvloedt. Om dit risico te verlagen is het van belang dat verdachte zich onthoudt van middelengebruik en wordt ontmoedigd om wapens te dragen. Daarnaast dient het stressniveau bij verdachte te worden verlaagd door het herstel van voldoende beschermende begeleiding en een sociaal veiligere omgeving. Verdachte dient in eerste instantie een forensisch klinische behandeling op het gebied van middelengebruik en impulsregulatie te ondergaan, waarbij rekening wordt gehouden met zijn verstandelijke beperking. Dit kan daarna worden vervolgd in een langdurig forensisch ambulant traject. Geadviseerd wordt om dit behandeltraject op te leggen in het kader van tbs met voorwaarden.
De reclassering heeft in het advies van 29 februari 2024 van [persoon 2] voorwaarden opgesteld die bij een tbs-maatregel kunnen worden opgelegd naar aanleiding van voornoemde Pro Justitia rapportages. De reclassering schat de risico’s op recidive- en letselschade in als hoog en schaart zich achter de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de noodzaak van de oplegging van tbs met voorwaarden. [persoon 2] is ter zitting als deskundige gehoord en hij heeft de adviezen in het rapport bevestigd. Verdachte heeft verklaard dat hij bereid is zich aan de voorwaarden te houden.
7.3.3.
Oordeel over de op te leggen maatregelen
7.3.3.1 Tbs met voorwaarden
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van tbs met voorwaarden is voldaan: het bewezen geachte feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en tijdens het begaan van dit feit bestond bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Op basis van de behandeling ter terechtzitting, de conclusies van de Pro Justitia rapporteurs en het advies van reclassering is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de oplegging van deze maatregel vereist. Verdachte heeft vanwege zijn licht verstandelijke beperking een langdurige en in aanvang klinische behandeling nodig, waarbij ook aandacht moet worden besteed aan zijn middelengebruik. Ook daarna zal verdachte nog langdurige begeleiding en hulpverlening nodig hebben om de kans op recidive te verminderen. Gelet op de ernst van de problematiek, de te verwachten langdurige behandeling en het hoge risico op ernstige geweldsdelicten, acht de rechtbank de oplegging van tbs met voorwaarden noodzakelijk.
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen, met daaraan verbonden de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in voornoemd rapport van 29 februari 2024 en zoals beschreven in het dictum. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
Ongemaximeerde tbs in geval van omzetting
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat het bewezen geachte feit een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Nu de rechtbank er ernstig rekening mee houdt dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal zij bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
7.3.3.2 Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z Sr)
De reclassering adviseert de rechtbank om de GVM op te leggen, zodat eventueel gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden kunnen worden toegepast na afloop van de tbs met voorwaarden.. Dit aanvullende kader biedt samen met de geadviseerde tbs met voorwaarden een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie. De reclassering vindt dit van belang, omdat het onduidelijk is of de duur van de tbs met voorwaarden voldoende zal zijn om tot de gewenste gedragsverandering te komen en de risico’s voldoende te beperken.
De rechtbank volgt de reclassering in dit advies en legt ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de GVM op. Bij verdachte is sprake van ernstige beperkingen die chronisch van aard zijn, zodat langdurig toezicht nodig is om het daarmee gepaard gaande recidiverisico te beteugelen. Voor het geval de tbs met voorwaarden afloopt en er nog steeds behandeling nodig is, legt de rechtbank deze maatregel op. De officier van justitie dient in een aparte procedure de tenuitvoerlegging van deze maatregel te vorderen en dient hiertoe alsdan bij de rechtbank een vordering in te dienen met overlegging van een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies van de reclassering.
7.3.4.
Oordeel over de op te leggen straf
De rechtbank acht het, zonder daarmee afbreuk te willen doen aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, van groot belang dat verdachte zo spoedig mogelijk behandeld zal worden. Een behandeling biedt naar het oordeel van de rechtbank de beste waarborgen om recidive van (ernstige) geweldsdelicten te voorkomen. Verdachte is op dit moment zeer gemotiveerd om met zijn behandeling aan de slag te gaan. De rechtbank betwijfelt of deze intrinsieke motivatie zal standhouden, indien verdachte voor een langere periode gedetineerd zal blijven. Er is reeds een geschikte kliniek ([kliniek]) gevonden waar verdachte met ingang van 2 april 2024 kan worden opgenomen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen tot en met deze opnamedatum, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 284 dagen met aftrek van voorarrest. Het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte zal worden opgeheven met ingang van de datum waarop hij feitelijk is opgenomen in de kliniek.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
- 1 STK Mes (G635885).
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het mes dient te worden onttrokken aan het verkeer en daarvoor vatbaar is, omdat het bewezenverklaarde daarmee is begaan en het ongecontroleerde bezit van een mes waarmee een poging tot doodslag is gepleegd in strijd is met het algemeen belang.

9.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [persoon 1]

De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 1.145,- aan vergoeding van materiële schade en € 17.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De hoogte van de vordering is tot € 385,- (eigen risico 2024) betwist. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde toekomstige schade bestaande uit het eigen risico van 2024 onvoldoende is onderbouwd, nu er geen stukken zijn overgelegd over de huidige stand van zaken ten aanzien van het letsel (medische eindtoestand) en de nog te verwachten behandelingen. De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 760,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.2.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn lichamelijke integriteit.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Ook ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze schade onvoldoende met stukken is onderbouwd om volledig te kunnen worden toegewezen. Op grond van de beschikbare informatie over het letsel en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op
€ 7.500,- zodat het gevorderde bedrag tot dit bedrag zal worden toegewezen, ter vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon 1] wordt als extra waarborg voor betaling aan hem de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 37a, 38, 38a, 38d, 38e, 38z, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:

1. primair

poging tot doodslag.

Straf
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
284 (tweehonderdvieren-tachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde met ingang van de datum waarop veroordeelde feitelijk is opgenomen in de Kliniek Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) [adres 2] .
Maatregelen
- Gelast dat verdachte
ter beschikking zal wordengesteld en stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
Als algemene voorwaarden
  • Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
  • Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere het volgende in:
o veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen;
o veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
o veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
o veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
  • Indien de veroordeelde een opgelegde voorwaarde niet naleeft of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat vereist, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een time-out van de veroordeelde in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een time-out indiceert zal, nadat deze time-out op vordering van het openbaar ministerie door de rechter-commissaris is bevolen, veroordeelde zich laten opnemen. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken;
  • Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Als bijzondere voorwaarden
  • Veroordeelde laat zich opnemen in een FPA/FPK of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Indien nodig werkt veroordeelde mee aan overbruggingszorg. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • Veroordeelde laat zich na afronding van de klinische behandeling, behandelen door een door de reclassering te bepalen zorginstelling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • Veroordeelde verblijft, indien tijdens het toezicht geïndiceerd wordt geacht, na het klinische traject in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, nader te bepalen door de reclassering. Het verblijf, indien geïndiceerd, duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te controleren. De reclassering kan urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [persoon 1] (geboren op [geboortedag 2] 1978), zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
  • Veroordeelde bevindt zich niet in het Vondelpark in Amsterdam, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
  • Veroordeelde geeft inzicht in hoe het gaat binnen zijn sociale contacten. Daarnaast geeft veroordeelde inzicht met wie hij omgaat.
Geeft aan opdrachtaan de reclassering de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt datde opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
- Legt aan verdachte op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag
Onttrekt aan het verkeerhet volgende voorwerp:
1 STK Mes (G635885).
Vordering tot schadevergoeding
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] toe tot een bedrag van € 760,- (zevenhonderdzestig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 7.500,- (zevenduizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 juni 2023) tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] aan de Staat € 8.260,- (achtduizend tweehonderdzestig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 juni 2023) tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 76 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. J. Thomas en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 maart 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende einddossier bevinden, volgens de in dat einddossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12
4.Idem.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 26
7.Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Amsterdam, p. 62