ECLI:NL:RBAMS:2024:3177

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
13-053253-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in België

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 25 januari 2024 door een onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van deelname aan een criminele organisatie en opzettelijke brandstichting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 16 mei 2024 was de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig, terwijl de opgeëiste persoon zich liet vertegenwoordigen door zijn raadsman, mr. Z. Badrane.

De rechtbank heeft de argumenten van zowel de verdediging als de officier van justitie overwogen. De verdediging stelde dat het EAB onvoldoende onderbouwd was, terwijl de officier van justitie het EAB voldoende achtte. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België in overweging genomen, maar concludeerde dat de afgegeven garanties door de Belgische autoriteiten voldoende waren om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet het risico liep op onmenselijke of vernederende behandeling na overlevering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij zij zich baseerde op de geldende wetgeving en de specifieke omstandigheden van de zaak. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-053253-24
Datum uitspraak: 30 mei 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 8 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 januari 2024 door een onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
(uit anderen hoofde) gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 mei 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om bij de behandeling aanwezig te zijn en is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. Z. Badrane, advocaat in Rotterdam, waarnemend voor zijn kantoorgenoot, mr. L.A.R. Newoor.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel uitgevaardigd door G. Franssens, onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen, van 25 januari 2024, met dossier nr. 2023/032, not. nr. AN48.LB.20679-23.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich om te beginnen op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd omdat het EAB te mager onderbouwd is. Het enige bewijs dat wordt genoemd om de verdenking te ondersteunen, is een mogelijke DNA-match.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het EAB genoegzaam. Het bevat alle noodzakelijke gegevens, waaronder de pleegdatum en -tijd, en de rol van de opgeëiste persoon. Nu het om een vervolgings-EAB gaat, zal de rest van het bewijs in België aan de orde komen. Het is duidelijk waarvoor de overlevering wordt verzocht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB gegevens bevat op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Het EAB bevat een beschrijving van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zouden zijn gepleegd, met vermelding van het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Deze beschrijving waarborgt ook de naleving van het specialiteitsbeginsel.
Het oordeel over de gegrondheid van de verdenking of de waardering van het bewijs, is voorbehouden aan de rechter in de uitvaardigende lidstaat. De rechtbank merkt ten slotte nog op dat het een vervolgings-EAB betreft, het onderzoek dus nog gaande is, en de verdenking nog niet volledig uitgekristalliseerd hoeft te zijn.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst respectievelijk onder de nummers 1 en 28, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
opzettelijke brandstichting
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de Procureur des Konings heeft bij brief van 24 april 2024 de volgende garantie gegeven:
“(…) lastens de genaamde [opgeëiste persoon] ([geboortedag]2000) heb ik de eer u de volgende garantie te geven.
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon].
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere overleveringsprocedure geoordeeld dat ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederde behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België. Om die reden voldoet de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer. [4]
Bij brief van 19 april 2024 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden voor de opgeëiste persoon de volgende detentiegarantie afgegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd. 17 april 2024) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] (°[geboortedag] 2000) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 25 januari 2024, ref. 2023/032) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon]zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar[opgeëiste persoon]aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd moet worden vanwege de erbarmelijke detentieomstandigheden in België. Het is algemeen bekend dat de Belgische detentieomstandigheden zorgelijk zijn, reden ook waarom de rechtbank eerder een algemeen gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling heeft aangenomen. Er zijn recent meerdere incidenten geweest waarbij gedetineerden gefolterd zijn, waarna verschillende stakingen van het gevangenispersoneel hebben plaatsgevonden. Deze omstandigheden zullen onveranderd blijven tot er een structurele oplossing wordt gevonden.
De afgegeven garantie volstaat in dat kader niet om het vastgestelde gevaar weg te nemen ten aanzien van de opgeëiste persoon.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de afgegeven individuele detentiegarantie wel volstaat. Wanneer een detentiegarantie niet wordt nageleefd door de autoriteiten van het desbetreffende land, dient dit bij het Openbaar Ministerie gemeld te worden en zal het Openbaar Ministerie onmiddellijk contact zoeken met de desbetreffende instelling om naleving van de garantie alsnog te bewerkstelligen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is gelet op de hiervoor geciteerde, specifiek voor de opgeëiste persoon afgegeven garantie van de Belgische autoriteiten van oordeel dat er voor hem na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling. Het gevaar van een dergelijke behandeling is met deze garantie voor hem immers niet meer aanwezig.
De rechtbank is ambtshalve bekend met de recente, afschuwelijke geweldsincidenten in de gevangenissen in Antwerpen en Sint-Gillis, en de (24-uurs) stakingen in Belgische detentie-instellingen. De rechtbank is, gelet op de aard en de oorzaken van het vastgestelde algemene gevaar en gelet op de individuele garantie die de Belgische autoriteiten ten aanzien van de opgeëiste persoon hebben verstrekt, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, nu – zoals hiervoor al is overwogen – het gevaar op een dergelijke behandeling met deze garantie voor hem is weggenomen. De hiervoor genoemde en ook door de raadsman aangehaalde gebeurtenissen beschouwt de rechtbank als incidenten en leiden daarom - mede gelet op de aard en inhoud van de verstrekte individuele garantie - niet tot het oordeel dat deze garantie niet meer volstaat.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen, België voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.