ECLI:NL:RBAMS:2024:3121

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
13/307274-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van cocaïne met vrijspraak voor productie

Op 31 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van 1986 gram cocaïne en de productie daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 november 2023 in Amstelveen samen met een medeverdachte in een woning verbleef waar aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en materialen voor de productie van drugs werden aangetroffen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van zestien maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, onder andere omdat de verdachte slachtoffer was van een gewelddadige overval. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de productie van cocaïne, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. Echter, het opzettelijk aanwezig hebben van de cocaïne werd wel bewezen, aangezien de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en beschikkingsmacht over de blokken cocaïne had. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. Tevens werd een in beslag genomen patroon onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/307274-23
Datum uitspraak: 31 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland 2] ) op [geboortedag 2] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2024. De zaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte] met parketnummer 13/309212-23.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 20 november 2023 te Amstelveen heeft schuldig gemaakt aan
1. het tezamen met een ander opzettelijk, bereiden, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid cocaïne;
2. het tezamen met een ander aanwezig hebben van 1986 gram cocaïne.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van beide feiten dient te worden vrijgesproken.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde
Uit het procesdossier volgt dat in de woning waar de verdachte zich samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] bevond, onder andere diverse chemicaliën, versnijdingsmiddelen en een persframe zijn aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank wekken deze goederen – in combinatie met de aangetroffen blokken cocaïne – de indruk dat de woning werd gebruikt als een in ieder geval nog recent werkend operatief drugslaboratorium waar blokken cocaïne werden verwerkt. Op basis van het dossier blijft de rol van verdachte in dit geheel echter onduidelijk en valt naar het oordeel van de rechtbank niet met zekerheid vast te stellen dat hij daadwerkelijk degene is geweest die (mede)verantwoordelijk was voor het verwerken van de cocaïne. Deze vaststelling wordt verder bemoeilijkt door de ravage in de woning kennelijk veroorzaakt door de overval, waardoor niet duidelijk is of het drugslaboratorium op het moment van binnentreden door de politie nog operatief was.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de productie van een hoeveelheid cocaïne, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne (feit 2)
Voor het bewijs van ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet, is het nodig dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne en dat hij hier ook beschikkingsmacht over had. De rechtbank oordeelt als volgt.
In de woning aan de [adre] , waarin verdachte en medeverdachte verbleven, worden op 20 november 2023 onder meer twee witte blokken aangetroffen, die samen een hoeveelheid van 1986 gram aan cocaïne blijken te bevatten. Eén van de blokken bevond zich in een magnetron op het aanrecht in de keuken en het andere blok in een droogoven in de woonkamer. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap moet hebben gehad van deze twee blokken cocaïne, nu deze in het zicht lagen in de woonkamer onderscheidenlijk in de keuken, twee gebruiksruimtes in de woning. Daarbij komt de rechtbank tot de constatering dat het blok in de magnetron in de keuken ook door de glasplaat van de magnetron zichtbaar moet zijn geweest. Bovendien stond de deur van de magnetron ten tijde van de doorzoeking open.
Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte beschikkingsmacht had over de blokken cocaïne. Hij verbleef samen met de medeverdachte in de woning en had vrijelijk toegang tot iedere ruimte. Nu ook de medeverdachte [naam medeverdachte] wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad over de verdovende middelen, heeft de verdachte tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte] de cocaïne voorhanden gehad.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging voorhanden hebben van een hoeveelheid van 1986 gram cocaïne.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
2.
op 20 november 2023 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1986 gram cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, met aftrek van het voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij een eventuele strafoplegging rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte het slachtoffer is geweest van een gewelddadige overval voorafgaand aan zijn aanhouding.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee blokken cocaïne. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid cocaïne moet aangenomen worden dat deze blokken waren bestemd voor de handel. Dergelijke harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en de handel erin leidt tot veel criminaliteit en overlast, mede gezien de grote financiële belangen die hiermee zijn gemoeid. Door het voorhanden hebben van de blokken cocaïne heeft verdachte in ieder geval een faciliterende rol gehad in deze vorm van criminaliteit. Deze strafbare gedraging dient dan ook te worden bestreden.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank verder gelet op het (blanco) strafblad van verdachte en de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting, waaruit als uitgangspunt volgt dat het aanwezig hebben van een hoeveelheid tussen de 1500 en 2000 gram aan cocaïne in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden rechtvaardigt. De rechtbank ziet reden om enigszins af te wijken van dit uitgangspunt, nu de aangetroffen hoeveelheid zich aan de bovenkant van deze bandbreedte bevindt en het er door de aangetroffen goederen in de woning alle schijn van heeft dat er in organisatorisch en professioneel verband werd samengewerkt.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden.

8.Het beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK Patroon (Omschrijving: 2023095522).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de aangetroffen patroon dient te worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
Het oordeel van de rechtbank
Het inbeslaggenomen patroon dient te worden onttrokken aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
- 1 STK Patroon (Omschrijving: 2023095522).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Thomas, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en M.A. Boerhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. N. Pont en J.M. Bos, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 mei 2024.