ECLI:NL:RBAMS:2024:3022

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
13.058.705-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 mei 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België. Het EAB, dat op 14 februari 2024 is uitgevaardigd, betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1975, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 30 april 2024 aangehouden om de opgeëiste persoon de gelegenheid te geven zich te laten bijstaan door een raadsman. Op 8 mei 2024 vond de zitting plaats, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn detentie in Nederland beter kan plaatsvinden in het kader van sociale re-integratie. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten als voldoende beoordeeld, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon na overlevering in België zal worden geplaatst in een detentie-instelling die voldoet aan de fundamentele rechten en internationale standaarden. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering, en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon naar België zal worden overgebracht om de straf daar uit te zitten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.058.705-24
Datum uitspraak: 22 mei 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 29 februari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 februari 2024 door de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 30 april 2024
De behandeling van het EAB stond gepland op de zitting van 30 april 2024. Het onderzoek ter zitting is aangehouden voor bepaalde tijd om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen zich bij te laten staan door een door hem gekozen raadsman.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Zitting 8 mei 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 mei 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek, afgeleverd door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, op 14 februari 2024.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat hij daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De overlevering van de opgeëiste persoon kan daarom worden toegestaan wanneer is gewaarborgd dat hij, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de Procureur des Konings West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, heeft bij brief van 12 maart 2024 de volgende garantie gegeven:
“(…) Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde onderdaan, in casu [opgeëiste persoon].
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar te ondergaan.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW zich niet voordoet en subsidiair verzocht - indien naar het oordeel van de rechtbank de feiten geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd – om af te zien van deze weigeringsgrond.
De rechtbank overweegt dat dat de stukken geen aanknopingspunten bevatten voor het oordeel dat de feiten geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW doet zich dan ook niet voor.

7.Artikel 11 OLW: Belgische detentieomstandigheden

7.1
Inleiding
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er, gelet op de detentieomstandigheden in België, ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed. [4]
Daarom is bij brief van 8 maart 2024 namens het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden van de Federale overheidsdienst Justitie te Brussel ten behoeve van de
opgeëiste persoon de navolgende garantie gegeven:
“(…)
1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Gent indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m 2 individuele levensruimte.
Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m 2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm.
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

7.2
Standpunten verdediging en Openbaar Ministerie
De raadsman heeft het volgende aangevoerd. Volgens de verstrekte detentiegarantie wordt de opgeëiste persoon na overlevering aan België in de penitentiaire inrichting in Gent geplaatst. Ongeveer op dezelfde datum als waarop de detentiegarantie is verstrekt, hebben de Belgische media echter bericht dat de overbevolking in de Gentse penitentiaire inrichting zo hoog is, dat er een opnamestop is ingesteld. Tevens is in die inrichting ‘grondslapen’ aan de orde van de dag. Dat roept vragen op met betrekking tot de verstrekte garantie, onder meer over waar de opgeëiste persoon wordt geplaatst na overlevering en of - indien hij inderdaad in de inrichting in Gent wordt geplaatst - de verstrekte garantie kan worden gehandhaafd in het licht van de mededeling dat ‘grondslapen’ aan de orde van de dag is. Nu overlevering van de opgeëiste persoon mogelijk tot een grondrechtenschending leidt, dient de rechtbank hierover vragen te stellen aan de Belgische justitiële autoriteiten zodat de meest actuele ontwikkelingen kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van de verstrekte detentiegarantie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verstrekte detentiegarantie genoegzaam is. In november 2023 heeft deze rechtbank nog genoegen genomen met de garantie dat een opgeëiste persoon na overlevering in de penitentiaire inrichting in Gent zou worden geplaatst. Een krantenbericht is onvoldoende om aannemelijk te achten dat de specifieke mededeling dat de opgeëiste persoon in de penitentiaire inrichting in Gent geplaatst zal worden geplaatst, niet kan worden nagekomen. Verder leidt een opnamestop waarschijnlijk tot een verlaging van het aantal gedetineerden in die inrichting, wat op zich als positief valt aan te merken. De verstrekte detentiegarantie is door de informatie waarop de raadsman doelt, niet teniet gedaan dan wel waardeloos geworden.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is daarom van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten voor de opgeëiste persoon nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden). Dat er voor de penitentiaire inrichting in Gent thans een opnamestop zou gelden en dat ‘grondslapen’ aldaar aan de orde van de dag zou zijn, doet niet af aan de individuele garantie die ten aanzien van de opgeëiste persoon is verstrekt en waaraan hij onverkort rechten kan ontlenen.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.