Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de arrondissementsrechtbank van Baja, Hongarije. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering behandeld, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat hij in Nederland beter kan re-integreren na een eventuele veroordeling in Hongarije.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman, die stelde dat de uitvaardiging van het EAB op een misverstand berustte, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de door de raadsman aangevoerde omstandigheden geen van de in de Overleveringswet opgenomen weigeringsgronden opleverden. De rechtbank heeft ook de garantie van de Hongaarse autoriteiten als voldoende beoordeeld, waarbij werd bevestigd dat de opgeëiste persoon na overlevering in Nederland zijn straf kan ondergaan.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de detentieomstandigheden in Hongarije niet zodanig zijn dat deze een schending van de mensenrechten van de opgeëiste persoon zouden opleveren. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen belemmeringen waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de Hongaarse autoriteiten voor de feiten zoals omschreven in het EAB.