ECLI:NL:RBAMS:2024:2967

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
13/150868-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking, bedreiging, belediging en mishandeling van ex-vriendin

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-vriendin heeft belaagd, bedreigd, beledigd en mishandeld. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 2 juni 2023 tot en met 14 juni 2023 zich schuldig heeft gemaakt aan belaging (stalking) van de aangeefster, alsook aan mishandeling op 1 juni 2023, bedreiging in de periode van 6 juni 2023 tot en met 14 juni 2023, en belediging in de periode van 6 juni 2023 tot en met 10 juni 2023. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en aan hem werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn psychologische problemen, niet leerde van eerdere veroordelingen en dat zijn gedrag een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €1.500,- aan de aangeefster toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 juni 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/150868-23
Parketnummer vordering tot tenuitvoerlegging: 13/172113-21
Datum uitspraak: 22 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
(mr. G. Dankers) en van wat verdachte en zijn raadsman (mr. B.W.J. Krämer) naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de slachtofferverklaring en het ter zitting mondeling ingediende verzoek tot schadevergoeding van aangeefster
[aangeefster] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – tenlastegelegd dat hij zich, steeds in Amsterdam, schuldig heeft gemaakt aan:
belaging (stalking) van [aangeefster] in de periode van 2 juni 2023 tot en met
14 juni 2023;
mishandeling van [aangeefster] op 1 juni 2023;
bedreiging van [aangeefster] in de periode van 6 juni 2023 tot en met 14 juni 2023;
belediging van [aangeefster] in de periode van 6 juni 2023 tot en met 10 juni 2023.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle vier de ten laste gelegde feiten. Zij gaat daarbij uit van eendaadse samenloop van de feiten 1 en 3.
3.2
Standpunt van de raadsman
3.2.1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 tenlastegelegde. Verdachte ontkent niet dat hij veelvuldig contact heeft gezocht met aangeefster en dat hij nare en vervelende berichten heeft gestuurd. Er is echter over en weer gecommuniceerd tussen verdachte en aangeefster en er is geen zogeheten
stop-gesprek met verdachte gevoerd. Dit maakt dat er van een wederrechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster geen sprake is. Daarnaast is het onduidelijk welke handelingen en uitlatingen wanneer hebben plaatsgevonden. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk op welke data de verschillende (WhatsApp) berichten zijn gestuurd, omdat er op de screenshots geen data staan vermeld. Daarom kan niet de gehele tenlastegelegde periode worden bewezen.
3.2.2
Voor het geval de rechtbank wat betreft feit 1 niet tot vrijspraak komt, heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de eendaadse samenloop van de feiten 1 en 3. De onder 3 ten laste gelegde uitlatingen komen namelijk ook terug in het onder 1 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
3.2.3
Voor het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Er is namelijk volgens hem onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster dat zij door verdachte is mishandeld.
3.2.4
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, geen verweer gevoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
t.a.v. feit 1, 3 en 4
3.3.1
Uit het dossier en uit de bekennende verklaring van verdachte blijkt dat hij aangeefster [aangeefster] op verschillende manieren veelvuldig heeft lastiggevallen. Hij heeft haar met zowel een herkenbaar/bekend als een anoniem nummer gebeld en heeft geprobeerd contact te zoeken door middel van WhatsApp (video)bellen. Ook heeft hij haar meerdere (al dan niet bedreigende) berichten gestuurd via WhatsApp, heeft hij in een aantal voicemailberichten beledigende teksten richting haar geuit en heeft hij meermalen geld naar aangeefsters bankrekening overgemaakt. Dit alles staat in zoverre niet ter discussie.
3.3.2
Verdachte ontkent dat hij, toen hij op 10 juni 2023 voor de deur van de woning van aangeefster stond, tegen de deur van die woning heeft getrapt en gebonkt. Gelet op de in het dossier beschreven camerabeelden en de bij de deur van aangeefster aangetroffen houtsplinters acht de rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte hard tegen de deur van de woning van aangeefster heeft getrapt en gebonkt.
3.3.3
Gelet op het verweer van de raadsman is het aan de rechtbank ook om zich uit te laten over de vraag of bewezen kan worden of de ten laste gelegde gedragingen ook daadwerkelijk in de ten laste gelegde periodes hebben plaatsgevonden en of er sprake is van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, zoals op grond van de wet is vereist voor belaging (stalking).
3.3.4
Op de verschillende screenshots die zich in het dossier bevinden staat geen datum staat vermeld. Uit de bij de screenshots behorende processen-verbaal van bevindingen blijkt echter duidelijk op welke data de screenshots zijn gemaakt en op welke data de op de screenshots zichtbare berichten zijn verstuurd. Daar gaat de rechtbank dan ook van uit. Verdachte heeft verder op de zitting bekend dat hij met aangeefster contact heeft gezocht op de manieren en in de periodes zoals deze volgen uit de tenlastelegging.
3.3.5
De raadsman heeft voorts betoogd dat het uitblijven van een zogeheten
stop-gesprek en de omstandigheid dat er over en weer gecommuniceerd is tussen verdachte en aangeefster, maakt dat er geen sprake is van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank volgt de raadsman hier niet in. Het uitblijven van een
stop-gesprek staat immers aan een veroordeling voor belaging niet in de weg. Ook zonder een dergelijk gesprek moest het voor verdachte duidelijk zijn geweest dat zijn handelingen jegens aangeefster niet gewenst waren. Aangeefster heeft namelijk op 2 juni 2023 telefonisch gezegd tegen verdachte dat de relatie over is. Dit heeft verdachte ook ter zitting bevestigd. Dat aangeefster onder andere enkele keren de telefoon heeft opgenomen maakt niet dat daarmee geen sprake meer kan zijn van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Uit niets blijkt dat aangeefster verdachte het idee heeft gegeven dat zijn pogingen om contact te zoeken gewenst waren.
3.3.6
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verklaringen van verdachte en aangeefster, alsmede uit het veelvuldige en op verschillende manieren gezochte contact de wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte heeft aangeefster door dit alles gedwongen zijn berichten en de diverse pogingen van het contact zoeken te dulden en heeft haar daarmee vrees aangejaagd. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat, naast de onder 3 en 4 ten laste gelegde bedreiging en belediging, ook de onder 1 ten laste gelegde belaging kan worden bewezen. Ten aanzien van de feiten 1 en 3 gaat de rechtbank uit van eendaadse samenloop.
t.a.v. feit 2
3.3.7
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat er op 1 juni 2023 sprake is geweest van wat ‘duw- en trekwerk’ tussen hem en aangeefster. Hij ontkent echter aangeefster geslagen te hebben. Op grond van de verklaring van aangeefster in combinatie met het door de politie en de huisarts bij haar waargenomen letsel acht de rechtbank de verklaring van verdachte echter bewezen dat verdachte wel heeft geslagen. Deze waarnemingen bieden, anders dan door de raadsman betoogd is, voldoende ondersteunend bewijs.
3.3.8
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van het voorgaande en de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
t.a.v. feit 1:
in de periode van 2 juni 2023 tot en met 14 juni 2023 te Amsterdam wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door in voornoemde periode telkens:
- die [aangeefster] met zijn eigen nummer een groot aantal malen via WhatsApp te bellen en te videobellen, en
- die [aangeefster] anoniem een groot aantal malen telefonisch te bellen, en
- via WhatsApp al dan niet dreigende berichten te sturen naar die [aangeefster] met onder
meer de berichten:
- " Moet ik je komen vermoorden in je kanker winkel", en
- " Ik ga jullie 2 liguideren", en
- " [verdachte] gaat jullie begraven", en
- " Schietpartij meteen", en
- " Ik zeg je uit mijn hart ik weet je manne neuke is murder", en
- tegen de deur van de woning van die [aangeefster] te trappen en te bonken en die [aangeefster]
daarbij anoniem te bellen, en die [aangeefster] daarbij uit te schelden, en
- zonder redelijk doel te verblijven en zich op te houden bij de woning van die
[aangeefster] , en
- telkens ongevraagd een of meerdere geldbedragen over te maken naar de
bankrekening van die [aangeefster] ,
met het oogmerk die [aangeefster] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
t.a.v. feit 2:
op 1 juni 2023 te Amsterdam, [aangeefster] , heeft mishandeld door met gebalde vuist tegen het linkeroog van die [aangeefster] te slaan;
t.a.v. feit 3:
in de periode van 6 juni 2023 tot en met 14 juni 2023 te Amsterdam [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangeefster] telkens via WhatsApp dreigend de woorden toe te voegen:
- " Moet ik je komen vermoorden in je kanker winkel", en
- " Ik ga jullie 2 liguideren", en
- " [verdachte] gaat jullie begraven", en
- " Schietpartij meteen", en
- " Ik zeg je uit mijn hart ik weet j manne neuke is murder";
t.a.v. feit 4:
in de periode van 6 juni 2023 tot en met 10 juni 2023 te Amsterdam opzettelijk die [aangeefster] in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen:
- " ey, kanker hoer", en
- " you fucking bitch", en
- " kankerhond", en
- " nep surinamer ben je vieze aap".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsadvies van
9 februari 2024. De officier van justitie heeft in haar eis rekening gehouden met het advies van de psycholoog in het Pro Justitia rapport van 3 oktober 2023 en gaat uit van een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
7.2
Het standpunt van de raadsman
De manier waarop verdachte zich de afgelopen tijd, onder andere in het kader van zijn behandeling, heeft opgesteld maakt dat er geen aanleiding is om hem terug te sturen naar de gevangenis. Een gevangenisstraf zal onder andere als gevolg hebben dat verdachte zijn baan en woning verliest. De raadsman heeft de rechtbank verzocht aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke straf en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
7.3.2
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal hele nare feiten die de rechtbank hem zwaar aanrekent. Toen aangeefster een punt achter haar relatie met verdachte zette heeft verdachte dit niet kunnen accepteren en is hij aangeefster haast onophoudelijk gaan stalken, bedreigen en beledigen. Ook fysiek geweld is daarbij door verdachte niet geschuwd. Uit hetgeen aangeefster ter zitting naar voren heeft gebracht blijkt dat het feitencomplex (logischerwijs) veel impact op haar heeft gehad.
7.3.3
Verdachte is psychologisch onderzocht. Dit heeft geresulteerd in een Pro Justitia-rapportage van 3 oktober 2023. Hieruit is voortgekomen dat verdachte te kampen heeft met een persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Het advies is om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de deskundige en neemt deze over.
7.3.4
In haar advies van 9 februari 2024 heeft de reclassering geadviseerd om aan verdachte een aantal bijzondere voorwaarden te verbinden bij oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Momenteel is verdachte al gestart met een behandeling bij Inforsa. Ter zitting heeft hij aangegeven hier veel baat bij te hebben. De ter zitting aanwezige toezichthouder van verdachte heeft aangegeven dat verdachte op de goede weg is.
7.3.5
Bij de keuze tot het opleggen van de hierna te noemen vrijheidsbenemede straf en de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder het strafblad van verdachte meegewogen. Verdachte heeft meermalen aangegeven dat hij veel spijt heeft van zijn handelen jegens aangeefster. De rechtbank wil verdachte hierin geloven. Tegelijkertijd blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij zich al vaker aan soortgelijke feiten jegens ex-partners heeft schuldig gemaakt. Zo is hij in juni 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf wegens bedreiging en vernieling in het kader van huiselijk geweld jegens een ex-partner. In augustus 2019 is hij eveneens veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor bedreiging in het kader van huiselijk geweld. Uit de Pro Justitia-rapportage en de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat beide eerdere veroordelingen zijn voortgekomen uit het onvermogen van verdachte om te gaan met een beëindigde relatie. De reclassering spreekt dan ook van een delictpatroon.
7.3.6
Gelet op de eerdere veroordelingen en het gedragspatroon dat verdachte steeds weer lijkt te laten zien na een beëindiging van een relatie, lijkt verdachte niet te leren van zijn fouten. Het stadium van taakstraffen en volledig voorwaardelijke gevangenisstraffen is daarom voorbij. Ondanks de gevolgen die een gevangenisstraf voor verdachte mogelijk zal hebben volgt de rechtbank de officier van justitie in haar eis. Deze houdt naar het oordeel van de rechtbank rekening met de conclusie om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsadvies van 9 februari 2024.
7.3.7
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten aangeefster. Gelet op het recidiverisico, dat als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij [aangeefster]

8.1
De benadeelde partij [aangeefster] heeft, mondeling ter zitting, € 1.500,- aan vergoeding van immateriële schade gevorderd.
8.2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft in reactie daarop aangegeven het voorstel van de officier van justitie te hoog te vinden. Hij verzoekt de rechtbank de vordering te matigen.
8.3
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer. Dit blijkt uit de impact die de bewezenverklaarde feiten blijkens haar slachtofferverklaring op de benadeelde partij hebben gehad. De rechtbank begroot, rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op €1.500,-. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
14 juni 2023, de dag waarop het complex van de tenlastegelegde schadeveroorzakende handelingen zich heeft voltrokken.
8.4
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
8.5
In het belang van [aangeefster] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

9.1
Bij de stukken bevindt zich de vordering van de officier van justitie van 25 augustus 2023 in de zaak met parketnummer 13/172113-21. Deze vordering betreft het onherroepelijk geworden vonnis van 23 juni 2022 van de politierechter in Amsterdam, waarbij verdachte onder andere is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
9.2
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
9.3
De raadsman heeft verzocht om dan wel de onder 9.1 genoemde proeftijd te verlengen, dan wel de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
9.4
De rechtbank oordeelt als volgt. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken te gelasten. Het feit dat verdachte zich al meermalen schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten maakt dat een andere beslissing niet passend is; dit zou in deze situatie immers afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de eerder in voorwaardelijke vorm aan verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 55, 266, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
t.a.v. feit 1 en 3:
eendaadse samenloop van belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
t.a.v. feit 2:
mishandeling;
t.a.v. feit 4:
eenvoudige belediging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
1 (één) maand, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

1.Meldplicht bij reclassering (na afspraak)

Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.

2.Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)

Veroordeelde laat zich behandelen door FAZ Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.

3.Contactverbod

Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met mevrouw
[aangeefster] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats 2] ( [geboorteland] ), zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.

4.Meewerken aan middelencontrole

Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht bovengenoemde gestelde bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
T.a.v. de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/172113-21
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 23 juni 2023 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) weken.
T.a.v. de vordering van benadeelde partij [aangeefster]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] toe tot een bedrag van
€1.500,- (vijftienhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] aan de Staat €1.500,- (vijftienhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
14 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Q.M.J.A. Crul, voorzitter,
mrs. J. Thomas en H.B.W. Beekman, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.J.F. Ceelie en F.E. Leopold, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2024.