2.9.Bij brief van 26 januari 2023heeft de algemeen directeur van Stichting Tuchtrecht Banken aan [eiser] bericht dat de aard en de ernst van de aan hem verweten gedragingen dusdanig worden geacht dat het voorleggen van een klacht aan de Tuchtcommissie Banken op zijn plaats is. Verder ziet de algemeen directeur aanleiding [eiser] een minnelijke schikking aan te bieden, omdat hij inzicht heeft getoond in het foute van zijn handelen, inhoudende een boete van € 750,00 en registratie van de persoonsgegevens van [eiser] in het Tuchtrechtelijk Register Banken voor de duur van drie jaar. In die brief staat, voor zover van belang het volgende:
“
(…)
De melding
De melding houdt – samengevat – het volgende in.
Volgens de bank heeft u uw nevenactiviteiten niet laten goedkeuren door de bank en deze ook niet vastgelegd in het daarvoor bestemde banksysteem. Daarnaast bent u volgens de bank betrokken geweest bij mogelijke hypotheekfraude, heeft u ongeoorloofd rekeninggegevens geraadpleegd en heeft u bedrijfsmiddelen van de bank voor privédoeleinden gebruikt.
(…)
Beslissing
De Algemeen directeur is van oordeel dat u met uw handelen de volgende regels van de aan de bankierseed verbonden gedragscode heeft geschonden.
1. De bankmedewerker werkt integer en zorgvuldig;
4. De bankmedewerker houdt zich aan de wet en andere regels die voor het werk bij de bank gelden.
Raadplegen rekeninggegevens
U wist dat het niet was toegestaan de rekeninggegevens van familie en bekenden en uw eigen rekeninggegevens te bekijken. Desondanks heeft u de rekeninggegevens van [supermarkt 1] , uw zoon en uw eigen (en/of) rekening via de banksystemen geraadpleegd. Het is evident dat het niet de bedoeling is dat de banksystemen worden gebruikt voor privédoeleinden. Uw handelwijze is dan ook niet integer, onzorgvuldig en in strijd met de regels van de bank geweest en derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar.
(…)
Gebruik bedrijfsmiddelen voor privédoeleinden
Volgens de regels van de bank was het u slechts toegestaan de zakelijke middelen incidenteel en kortstondig voor privédoeleinden te gebruiken. U heeft in de jaren 2019 tot 2021 uw zakelijke e-mail geregeld privé gebruikt in communicatie met diverse derden. Het hoeft geen betoog dat dit niet kan worden aangemerkt als incidenteel en kortstondig. Met uw handelwijze heeft u dan ook de regels van de bank overtreden. Uw handelwijze is onzorgvuldig geweest. Van bankmedewerkers wordt verwacht dat zij op een integere en zorgvuldige wijze met hun zakelijke handtekening omgaan. De bank moet daar ook op kunnen vertrouwen. Door op deze wijze de handtekening van de bank te gebruiken, heeft u dat vertrouwen geschaad. Volgens u was het voor eenieder duidelijk dat u op persoonlijke titel handelde. Wat daarvan ook zij, dat doet niets af aan het feit dat u onzorgvuldig en in strijd met de regels van de bank heeft gehandeld.
Nevenactiviteiten
(…)
Volgens de regels van de bank had u uw vastgoedportefeuille in het daarvoor bestemde banksysteem (Workday) moeten registreren. Dat u dat heeft nagelaten is onzorgvuldig van u geweest en in strijd met de regels van de bank. De Algemeen directeur is echter van oordeel dat dit nalaten in de gegeven omstandigheden u niet tuchtrechtelijk kan worden aangerekend. De bank was immers van deze nevenactiviteiten op de hoogte. Bovendien heeft uw laatste leidinggevende verklaard dat er geen bezwaar bestond tegen uw vastgoedportefeuille. Als u dit zou hebben gemeld, zou u daarvoor dus toestemming hebben gekregen.
Uw aandeelhouderschap in de twee supermarkten ( [supermarkt 1] en [supermarkt 2] ) had u, zoals de bank voorschrijft, binnen de bank moeten melden en in Workday moeten registreren. U heeft gesteld dat de bank wist van dit aandeelhouderschap. U heeft deze stelling niet met nadere stukken onderbouwd. Ook als ervan uit wordt gegaan dat dit bij een hypotheekaanvraag van u bij de bank aan de orde is geweest, zoals u stelt, heeft te gelden dat u daarmee naar het oordeel van de Algemeen directeur niet erop heeft mogen vertrouwen dat deze kennis de perso(o)n(en) of afdeling(en) die over uw nevenactiviteiten diende(n) te oordelen ter kennis was gekomen en dat u daarmee aan u meldplicht had voldaan. Het had op uw weg gelegen de bank hierover duidelijk te informeren en hiervoor uitdrukkelijk toestemming te vragen, ook gelet op de beeldvorming die bij het publiek bestaat over de betrokkenheid bij kleine (Poolse) supermarkten. U had zich hiervan als professioneel bankmedewerker bewust moeten zijn. Dat u uw betrokkenheid bij deze supermarkten niet heeft gemeld aan de bank niet heeft geregistreerd in het bedoelde banksysteem is u dan ook tuchtrechtelijk te verwijten.
Naar het oordeel van de Algemeen directeur had u in januari 2018 de hypotheekaanvraag van (…) niet in behandeling moeten nemen. Dit om elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Dat op zichzelf is u tuchtrechtelijk te verwijten. Van een redelijk handelend en redelijk bekwaam bankmedewerker mag in een dergelijke situatie immers worden verwacht dat hij alert is en het dossier direct aan een collega overdraagt. In tweede instantie heeft u dat gedaan omdat (…) inmiddels DGA was geworden. U heeft naar uw zeggen bij de eerste aanvraag een afweging gemaakt, daaruit blijkt dat u wel bewust bent geweest van de situatie. Feit is verder dat de bank in september 2018 op grond van dezelfde stukken aan (…) een hypotheek heeft verstrekt. Hieruit leidt de Algemeen directeur af dat de bank aan de deugdelijkheid van de hypotheekaanvragen van (…) niet heeft getwijfeld. De bevindingen van de bank over de periode daarna, dat (…) kennelijk sinds november 2018 niet meer werkzaam was bij [supermarkt 1] en (…) contante betalingen aan (…) heeft gedaan, doen vragen oproepen. Echter zijn er in de stukken geen aanwijzingen te vinden dat u op enige manier daarbij betrokken bent geweest. De Algemeen directeur kan om die reden niet vaststellen dat u op dit punt enig tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.
Het voorgaande leidt ertoe dat u wat het raadplegen van de rekeninggegevens, uw betrokkenheid bij de eerste hypotheekaanvraag en de supermarkten en het ongeoorloofde gebruik van zakelijke middelen een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. (…)
(…).”