ECLI:NL:RBAMS:2024:2850

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
13-070348-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de executie van een Europees aanhoudingsbevel uit Hongarije met betrekking tot de opgeëiste persoon

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de executie van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Miskolc Regional Court in Hongarije. Het EAB, dat op 29 januari 2024 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon die in Hongarije is geboren en momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden om gelijktijdig uitspraak te kunnen doen in meerdere EAB-zaken die betrekking hebben op dezelfde opgeëiste persoon.

Tijdens de zitting op 30 april 2024 heeft de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, de vordering tot behandeling van het EAB ingediend. De opgeëiste persoon was aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak op grond van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de opgeëiste persoon voldoende garanties heeft gekregen met betrekking tot zijn recht op verzet of hoger beroep. De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering aangehouden tot een nader te bepalen zittingsdatum, zodat gelijktijdig uitspraak kan worden gedaan in de andere EAB-zaken die met dezelfde opgeëiste persoon verband houden. De rechtbank heeft bepaald dat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen voor 19 juni 2024, het einde van de verlengde beslistermijn in een van de andere EAB-zaken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-070348-24
Datum uitspraak: 14 mei 2024
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 19 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 januari 2024 door
Miskolc Regional Court, Sentence Enforcement Group, Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 april 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment delivered by the Miskolc District Court, dated on 17 May 2023 and final on 05 June 2023,met referentie 10.B.2744/2021/64.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaren en zeven maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vijf jaren, zes maanden en achtentwintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden en aanvullende vragen aan de Hongaarse autoriteiten te stellen, om meer duidelijkheid te krijgen over de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon. Onder 3.4. bij onderdeel D in het EAB staat namelijk vermeld dat het tijdsbestek voor het instellen van verzet of hoger beroep één maand bedraagt
“after becoming aware that the conclusive decision concluding the underlying case became final and binding”.Op grond hiervan is onduidelijk of deze termijn al is verstreken, aangezien de opgeëiste persoon tijdens de overleveringsprocedure met het vonnis bekend is geworden, of dat deze termijn pas in gaat vanaf het moment dat het vonnis daadwerkelijk aan de opgeëiste persoon is betekend.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat. Het is de officier van justitie ambtshalve bekend dat de termijn voor het instellen van verzet of hoger beroep pas in gaat op het moment dat het vonnis na overlevering aan de Hongaarse autoriteiten aan de opgeëiste persoon is betekend.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB in combinatie met de aanvullende informatie vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“the person was not personally served with the decision, but
- the person will be personally served with this decision without delay after the surrender; and
- when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed; and
- the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be days.
The defendant or de defence counsel may submit a motion for retrial within one month after the day of the defendant becoming aware that the conclusive decision concluding the underlying case became final and binding.”
Voornoemde garantie in onderling verband en samenhang bezien voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. De rechtbank leest de verzetgarantie zo dat de termijn voor het instellen van verzet of hoger beroep pas in gaat nadat het vonnis na overlevering van de opgeëiste persoon aan de opgeëiste persoon is betekend, bij welke betekening hij zal worden geïnformeerd over de termijn voor het instellen van verzet of hoger beroep, zijnde één maand. Zie ook de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:8162).
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich dus niet voor.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden en nadere vragen te stellen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven.
Om die reden kan de overlevering worden toegelaten. De rechtbank zal de beslissing echter aanhouden, totdat ook in de andere EAB’s (met parketnummers 13-070360-24 (EAB II), 13-104063-24 (EAB III) en 13-114812-24 (EAB IV) die gelijktijdig zijn behandeld) uitspraak wordt gedaan.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum
en -tijd, zodat gelijktijdig uitspraak kan worden gedaan in de zaken van EAB’s met parketnummers 13-070360-24 (EAB II), 13-104063-24 (EAB III) en 13-114812-24 (EAB IV).
HOUDT AANde beslissing over de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Miskolc Regional Court, Sentence Enforcement Group, Hongarije, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen voor 19 juni 2024, zijnde het einde van de verlengde beslistermijn in EAB II (13-070360-24).
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en
tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Hongaarse taal tegen voornoemd tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. Ch. A. van Dijk, voorzitter,
mrs. P. Sloot en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.