ECLI:NL:RBAMS:2024:2804

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
10793865 \ CV EXPL 23-14540
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming in de overeenkomst van opdracht en de zorgplicht van de opdrachtnemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een opdrachtgever, [eiser], en een opdrachtnemer, [gedaagde], over een vermeende tekortkoming in de uitvoering van een overeenkomst van opdracht. [eiser] had [gedaagde] ingeschakeld voor het maken van tekeningen en het aanvragen van een omgevingsvergunning in verband met de verkoop van zijn woning. De kern van het geschil was of [gedaagde] tekort was geschoten in zijn verplichtingen door niet te onderzoeken of er al een omgevingsvergunning voor het dakterras bestond. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet onzorgvuldig had gehandeld en wees de vordering van [eiser] tot schadevergoeding af. De rechter concludeerde dat [gedaagde] de zorgvuldigheid had in acht genomen die van hem verwacht mocht worden en dat [eiser] zelf verantwoordelijk was voor het niet melden van het bestaan van de omgevingsvergunning. De proceskosten werden toegewezen aan [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10793865 \ CV EXPL 23-14540
Vonnis van 19 april 2024
in de zaak van:
[eiser],
wonende in [woonplaats] (Verenigde Staten van Amerika),
eisende partij,
hierna: [eiser] ,
gemachtigde: mr. G.I. Beij,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. D.N. Allick.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 november 2023 met producties,
- de conclusie van antwoord van 16 januari 2024 met producties,
- het tussenvonnis van 30 januari 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 21 maart 2024, waarvan zittingsaantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen mr. G.I. Beij namens [eiser] , en [gedaagde] , bijgestaan door mr. Allick. De zittingsaantekeningen zijn aan het dossier toegevoegd. Na de mondelinge behandeling is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] heeft zijn woning te koop gezet. [gedaagde] is met het oog op de verkoop van de woning ingeschakeld voor onder meer het maken van tekeningen en voor het opnieuw indienen van een vergunningaanvraag. De zaak gaat vooral over de vraag of [gedaagde] als opdrachtnemer tekort is geschoten door niet nader onderzoek te doen naar het bestaan van een omgevingsvergunning. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] niet tekort is geschoten. Daarom wijst de kantonrechter de vordering van [eiser] af. Hoe hij tot dit oordeel komt, wordt onder de beoordeling uitgelegd.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is eigenaar geweest van de woning aan de [adres] (hierna: de woning). In de periode dat [eiser] eigenaar was, heeft hij twee bergingen van zijn buren gekocht en die bergingen door een verbouwing bij zijn woning gevoegd. Met de verbouwing werd de volledige vierde verdieping bij de woning van [eiser] betrokken. [eiser] heeft deze verbouwing en samenvoeging gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. Ook de splitsingsakte van de Vereniging van Eigenaren is niet aangepast.
3.2.
De woning is voorzien van een dakterras dat toegankelijk is via een dakhuisje. Het dakterras en het dakhuisje zijn aangelegd door degene die vóór [eiser] eigenaar was van de woning. Die vorige eigenaar beschikte over een omgevingsomgeving van 1 juli 2015 voor de aanleg van het dakterras. [eiser] wist niet dat voor de aanleg van het dakterras in 2015 een omgevingsvergunning was verleend.
3.3.
[eiser] heeft de woning in 2021 te koop gezet. Hiervoor heeft hij makelaarskantoor Nieuw Amsterdams Huys ingeschakeld.
3.4.
Op 19 augustus 2021 heeft [naam] (hierna: [naam] ) van Nieuw Amsterdams Huys [gedaagde] benaderd per e-mail. Nieuw Amsterdams Huys schrijft:

(…) Een cliënt van ons heeft de bergingen vd buren gekocht en wil de splitsingsakte wijzigen en daarvoor moet een nieuwe tekening komen. Zie bijlage met de splitsingsakte.
Hebben jullie hier tijd voor en zo ja wat gaat zoiets kosten. (…)
3.5.
[gedaagde] heeft per e-mail op 19 augustus 2021 aan [naam] geantwoord:

Voor het wijzigen van de splitsings tekening moet er inderdaad een nieuwe tekening komen. Aan de hand van de splitsingsakte uit 2010 die, voor zover ik kan zien, bestaat uit 43 appartementsrechten maar er zit geen tekening bij.
Om de prijs te kunnen bepalen zal ik toch meer gegevens moeten hebben. Eventueel kan ik de laatst gedeponeerde splitsings tekening opvragen bij het kadaster.
Wij hebben in elk geval op korte termijn tijd om deze tekening te maken.
3.6.
Op verzoek van [naam] heeft [gedaagde] de tekening van de vorige splitsingsakte opgevraagd bij de Kamer van Koophandel en/of het Kadaster.
3.7.
Op 25 augustus 2021 heeft [gedaagde] per e-mail aan Nieuw Amsterdams Huys een bedrag van € 1.050,00 (exclusief btw) geoffreerd voor het maken van een nieuwe splitsingstekening. [gedaagde] heeft in die e-mail geschreven:

Wij hebben het een en ander onderzocht en vonden nog andere zaken betrekking hebbende op de splitsing tekening. Er zijn dakterrassen gezien op Google
De huidige tekening voldoet niet meer aan de huidige eisen voor een splitsing tekening.
Daarnaast moet er een of twee wijzigingen in de splitsing plaatsvinden.
De nieuwe tekening bestaat uit een pdf met daarop een schaalaanduiding voorzien van plattegronden en nummering van vijf panden € 1050,00 excl. btw”.
3.8.
[naam] heeft op 25 augustus 2021 geantwoord:

Dank voor de offerte. Ik overleg met mijn cliënt en kom er dan op terug.
3.9.
Op 6 september 2021 heeft [gedaagde] de door hem gemaakte definitieve splitsingstekening aan onder meer [eiser] en [naam] gestuurd. [gedaagde] heeft zijn werkzaamheden voor de splitsingstekening op 15 november 2021 aan Nieuw Amsterdams Huys gefactureerd. [eiser] heeft het factuurbedrag aan [gedaagde] betaald.
3.10.
Op 6 september 2021 heeft [naam] namens [eiser] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het omzetten van zolderbergingen naar verblijfsruimte en het betrekken daarvan bij de woning. Op 21 september 2021 heeft de gemeente Amsterdam (hierna: de gemeente) aan [naam] meegedeeld dat de aanvraag onvolledig is. Op 27 september 2021 heeft de gemeente aan [naam] laten weten dat voor de omgevingsvergunning bouwkundige tekeningen en ventilatie- en daglichtberekeningen nodig zijn. Op 29 september 2021 heeft [naam] dit bericht van de gemeente aan [gedaagde] doorgestuurd met de vraag “
Kan je hier wat mee?”.
3.11.
Op 4 oktober 2021 heeft [gedaagde] bevestigend geantwoord. Daarbij heeft [gedaagde] opgesomd welke werkzaamheden nodig zijn voor het maken van de bouwkundige tekeningen en de ventilatie- en daglichtberekeningen. Ook heeft [gedaagde] aangegeven dat een constructeur statische berekeningen van de balken en vloer op de zolderverdieping moet maken. [gedaagde] sluit zijn e-mail van 4 oktober 2021 af met:

Wat de exacte kosten zijn is moeilijk aan te geven, maar ga maar uit van € 4.500,00 excl. btw en dan zitten de kosten van de constructeur er nog niet bij.
Laat maar horen. Ik zag dat we tot 1 november de tijd hebben en ik schat dat de werkzaamheden twee weken gaan duren.
3.12.
Daarna heeft op 4 of 5 oktober 2021 overleg tussen [naam] en [gedaagde] plaatsgevonden. Op 5 oktober 2021 heeft [naam] de prijsopgave van [gedaagde] aan [eiser] voorgelegd.
3.13.
Daarna hebben [gedaagde] en [naam] besproken dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning van 6 september 2021, die door [naam] was gedaan, niet wordt gecontinueerd. In plaats daarvan zal [gedaagde] voor [eiser] een (nieuwe) omgevingsvergunning aanvragen voor de samengevoegde derde en vierde verdieping en voor het dakterras met dakhuisje. Op 16 november 2021 heeft [gedaagde] die aanvraag namens [eiser] ingediend.
3.14.
Op 24 november 2021 heeft [gedaagde] aan Nieuw Amsterdams Huys een factuur gestuurd voor de bouwtekeningen en ventilatie- en daglichtberekeningen, archiefonderzoek bij de gemeente, het afhandelen van de omgevingsaanvraag en projectbegeleiding. [eiser] heeft deze factuur aan [gedaagde] betaald.
3.15.
De gemeente heeft na de aanvraag van 16 november 2021 [gedaagde] tweemaal om aanpassing van de bouwtekeningen verzocht. Op 8 december 2021 en 22 december 2021 heeft [gedaagde] [eiser] en [naam] van de ingediende aanpassingen op de hoogte gebracht. Op 5 januari 2022 heeft de gemeente de omgevingsvergunning voor de samenvoeging van de derde en vierde verdieping en voor het dakterras verleend.
3.16.
Op 13 januari 2022 heeft [gedaagde] aan Nieuw Amsterdams Huys een factuur gestuurd voor aanpassing van de tekeningen en projectbegeleiding. [eiser] heeft deze factuur aan [gedaagde] betaald.
3.17.
Op 7 juni 2022 heeft [eiser] per e-mail aan [gedaagde] gemeld dat hij heeft begrepen dat de gemeente jaren geleden de omgevingsvergunning voor het dakterras al had verstrekt en dat [gedaagde] van het bestaan van die omgevingsvergunning op de hoogte had kunnen zijn als [gedaagde] beter onderzoek had gedaan. Naar de mening van [eiser] heeft hij veel geld betaald aan [gedaagde] voor werkzaamheden die niet nodig waren. [eiser] heeft [gedaagde] om een gedeeltelijke terugbetaling gevraagd.
3.18.
Op 3 november 2022 is de woning door [eiser] geleverd aan derden. De leveringsakte vermeldt dat hieraan vooraf is gegaan een eerste koopovereenkomst op 28 oktober 2021 en een aanvullende koopovereenkomst op 3 november 2022.
3.19.
Op 19 december 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor door [eiser] geleden schade. Op 16 oktober 2023 heeft [gedaagde] hierop gereageerd en aansprakelijkheid afgewezen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert in deze zaak betaling van [gedaagde] van een bedrag van € 20.292,35 als schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. Aan [gedaagde] is de opdracht gegeven om de gewijzigde situatie vergund te krijgen door middel van het opstellen van bouwtekeningen en aanvragen omgevingsvergunning, voor zover noodzakelijk in verband met de splitsing. [gedaagde] is tekortgeschoten als opdrachtnemer door onnodig te adviseren een omgevingsvergunning aan te vragen voor het dakterras met dakhuisje. Daarvoor was namelijk al op 1 juli 2015 een omgevingsvergunning verleend. Als [gedaagde] nader onderzoek had gedaan bij de gemeente, dan had hij kunnen zien dat de vergunning er al was. [gedaagde] had het archief van de gemeente dus beter moeten raadplegen. Als gevolg van de tekortkoming van [gedaagde] heeft [eiser] schade geleden. De gevorderde schade van
€ 20.292,35 is opgebouwd uit:
- € 2.892,35 aan onnodige kosten voor de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het dakterras en dakhuisje,
- € 1.400,00 aan kosten van rechtsbijstand voor vaststelling van de schade,
- € 16.000,00 aan verlaging van de koopprijs van de woning vanwege onduidelijkheid over het al dan niet vergund zijn van het dakterras.
4.3.
[gedaagde] vindt dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard of dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. Daartoe voert hij het volgende aan.
De dagvaarding voldoet niet aan de wettelijke eisen, omdat daarin niet is ingegaan op het verweer dat [gedaagde] in zijn e-mail naar voren heeft gebracht.
[eiser] heeft de klachtplicht van artikel 6:89 BW geschonden. [eiser] heeft te laat geklaagd omdat het laatst door [gedaagde] gefactureerde werk van begin 2022 dateert en de aansprakelijkstelling van [eiser] van eind 2023.
Daarnaast kan [eiser] [gedaagde] niet aanspreken omdat Nieuw Amsterdams Huys partij is bij de opdrachtovereenkomst. De facturen van [gedaagde] zijn immers gericht aan Nieuw Amsterdams Huys. Het contact over de opdracht is alleen tussen [gedaagde] en Nieuw Amsterdams Huys verlopen.
De weergave van [eiser] over de verstrekte opdracht is onjuist. De opdracht van de splitsingstekening stond los van de andere opdracht voor het maken van bouw- en constructietekeningen en stond ook los van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de samengevoegde derde en vierde verdieping en dakterras met dakhuisje.
[gedaagde] is niet tekortgeschoten. [eiser] en Nieuw Amsterdams Huys hadden het verkoopdossier niet op orde en kampten met tijdsdruk. [gedaagde] werd niet voorzien van tekeningen en heeft gedaan wat hij kon. Voor zover wel sprake zou zijn van een tekortkoming, is er sprake van overmacht. Aan [gedaagde] kan niet worden toegerekend dat de omgevingsvergunning van 1 juli 2015 niet beschikbaar was in de digitale omgeving van de gemeente. [eiser] zou als eigenaar zelf op de hoogte moeten zijn van de omgevingsvergunning. Dit geldt ook voor Nieuw Amsterdams Huys.
Voor de door [eiser] gestelde schade ontbreekt het causaal verband. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat de schade is ontstaan als gevolg van de tekortkoming van [gedaagde] .
Ook is sprake van eigen schuld van [eiser] , omdat hij zelf niet heeft uitgezocht hoe het zat met het dakterras. De schade kan niet aan [gedaagde] worden toegerekend omdat [eiser] niet aan zijn schadebeperkingsplicht heeft voldaan.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna verder ingegaan.

5.De beoordeling

Geen gevolgen voor niet vermelden van verweer

5.1.
[eiser] heeft in de dagvaarding de op dat moment bij hem bekende verweren van [gedaagde] (de e-mail van [gedaagde] van 16 oktober 2023) niet vermeld. Daarmee heeft [eiser] niet voldaan aan de substantiëringsplicht van artikel 111 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kantonrechter ziet echter geen reden om aan die schending in dit geval enig gevolg te verbinden. [gedaagde] is namelijk niet benadeeld in zijn belangen en het debat in deze zaak heeft in volle omvang kunnen plaatsvinden.
[eiser] was opdrachtgever
5.2.
Eerst is aan de orde het verweer van [gedaagde] dat niet [eiser] maar Nieuw Amsterdams Huys partij is bij de overeenkomst met [gedaagde] . De kantonrechter oordeelt dat dit verweer niet slaagt.
5.3.
Het antwoord op de vraag of een partij ten opzichte van een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam – dat wil zeggen als wederpartij van die ander – is opgetreden, hangt af van hetgeen hij en die ander daarover ten opzichte van elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (HR 11-03-1977, ECLI:NL:PHR:1977:AC1877 (
Kribbebijter)). Tot die omstandigheden die in dat verband in aanmerking moeten worden genomen, hoort ook de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden (ECLI:NL:HR:2009:BH9284). Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn (ECLI:NL:HR:2019:2034).
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] heeft moeten begrijpen dat [eiser] de opdrachtgever was. Daarbij zijn de volgende omstandigheden van belang. [naam] heeft al in de eerste e-mail van 19 augustus 2021 aangegeven dat hij [gedaagde] benadert namens een cliënt. Op 25 augustus 2021 heeft [naam] aan [gedaagde] laten weten dat hij de prijsopgave zal voorleggen aan zijn cliënt. De splitsingstekening werd door [gedaagde] op 6 september 2021 ook aan [eiser] gestuurd. [gedaagde] vroeg
als gemachtigde voor [eiser]op 16 november 2021 een omgevingsvergunning aan bij de gemeente. De correspondentie van 8 en 22 december 2021 over die aanvraag verliep in het Engels en werd door [gedaagde] ook aan [eiser] gezonden. [eiser] betaalde de door [gedaagde] op naam van Nieuw Amsterdams Huys gestelde facturen rechtstreeks aan [gedaagde] en [gedaagde] accepteerde die betalingen. Uit deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, heeft [gedaagde] moeten begrijpen dat de opdrachten namens [eiser] werden verstrekt.
Geen schending klachtplicht
5.5.
Verder heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd als bedoeld in artikel 6:89 BW over de door [eiser] gestelde tekortkoming. De kantonrechter oordeelt dat het verweer van [gedaagde] over schending van de klachtplicht niet slaagt. De kantonrechter licht dat hierna toe.
5.6.
Artikel 6:89 BW bepaalt dat een schuldeiser (hier: [eiser] ) op een gebrek in de prestatie (hier: een vermeende fout van [gedaagde] ) geen beroep meer kan doen, als hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar (hier: [gedaagde] ) daarover heeft geprotesteerd. De achtergrond hiervan is dat de schuldenaar wordt beschermd doordat hij erop mag rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en, als dit niet het geval blijkt te zijn, dat, eveneens met spoed, aan de schuldenaar meedeelt.
5.7.
[eiser] kon pas klagen nadat hij ervan op de hoogte was gekomen dat in 2015 al een omgevingsvergunning voor het dakterras was verleend. [eiser] is daar omstreeks mei 2022 van op de hoogte geraakt. [eiser] heeft vervolgens kort daarna bij e-mail van 7 juni 2022 aan [gedaagde] gemeld dat hij het niet eens is met de door [gedaagde] gefactureerde werkzaamheden die betrekking hebben op de omgevingsvergunning voor het dakterras en dakhuisje, omdat die werkzaamheden volgens [eiser] onnodig zijn verricht. Daarmee heeft [eiser] binnen bekwame tijd bij [gedaagde] geklaagd.
[gedaagde] heeft niet onzorgvuldig gehandeld
5.8.
Daarmee wordt toegekomen aan de beoordeling of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de opdrachtovereenkomst door [gedaagde] tegenover [eiser] .
5.9.
Volgens artikel 7:401 BW moet een opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen. De opdrachtnemer moet bij de uitvoering van zijn opdracht handelen zoals een bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou gaan. Bij het oordeel of een opdrachtnemer de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen, moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval (zie ook HR 9 juni 2000, NJ 2000/460).
5.10.
Beoordeeld moet worden of [gedaagde] wel of niet als een goed opdrachtnemer heeft gehandeld door te adviseren een omgevingsvergunning voor het dakterras met dakhuisje aan te vragen, terwijl achteraf is gebleken dat in 2015 voor het dakterras al een omgevingsvergunning was verleend.
5.11.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] aanvankelijk uitsluitend de opdracht aan [gedaagde] heeft gegeven om een nieuwe splitsingstekening te maken. Deze opdracht is door [gedaagde] uitgevoerd en afgerond op 6 september 2021. Vervolgens is aanvullend aan [gedaagde] gevraagd om bouwkundige tekeningen en ventilatie- en daglichtberekeningen te maken. Ook deze opdracht is uitgevoerd.
5.12.
Los van die twee opdrachten is daarna ook nog besproken dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning die Nieuw Amsterdams Huys namens [eiser] op 6 september 2021 had gedaan (voor de samenvoeging van de derde en de vierde verdieping) niet zou worden voortgezet, en dat in plaats daarvan [gedaagde] namens [eiser] een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de samenvoeging van de derde en de vierde verdieping zal indienen. Daarbij heeft [gedaagde] geadviseerd in die nieuwe aanvraag ook mee te nemen een aanvraag voor het dakterras met dakhuisje, omdat [gedaagde] had gezien dat er een dakterras was en [gedaagde] in het digitaal geraadpleegde bouwdossier van de gemeente geen vergunning voor het dakterras had aangetroffen. [eiser] heeft hiermee ingestemd.
5.13.
De kantonrechter is van oordeel dat het advies van [gedaagde] om in de nieuwe omgevingsvergunningaanvraag ook het dakterras mee te nemen juist als een zorgvuldig handelen is aan te merken. Van belang was immers dat alles wat nodig was met de nieuwe vergunningsaanvraag geregeld zou zijn, terwijl [gedaagde] het digitale archief/bouwdossier van de gemeente had geraadpleegd en dat zich daarin geen omgevingsvergunning voor het dakterras bevond. Op zichzelf is het dan logisch en zorgvuldig, al was het maar voor de zekerheid, ook de kwestie van het dakterras mee te nemen in de vergunningaanvraag.
Mogelijk had [gedaagde] door nader (telefonisch) navraag te doen bij de gemeente kunnen achterhalen dat er al wel een omgevingsvergunning aanwezig was voor het dakterras, maar dat [gedaagde] dat nadere onderzoek hier niet heeft gedaan, is in dit geval niet als onzorgvuldig aan te merken. Er was op dat moment namelijk onbetwist sprake van tijdsdruk omdat de benodigde vergunningen zo snel mogelijk moesten worden verkregen in verband met de voorgenomen verkoop van de woning. Ook was aan [gedaagde] niet de opdracht gegeven om na te gaan of er al een omgevingsvergunning voor het dakterras was. Ten slotte heeft [eiser] zelf ook niet bij [gedaagde] gemeld dat er al een omgevingsvergunning was voor het dakterras. [gedaagde] heeft mogen verwachten dat [eiser] (als woningeigenaar) op de hoogte was van het bestaan van een vergunning voor het dakterras en dat [eiser] daar dan melding van zou maken. Dat heeft [eiser] niet gedaan. Dat [eiser] zelf geen wetenschap had van de omgevingsvergunning (en het bestaan daarvan om die reden niet heeft gemeld) komt hier voor zijn rekening en risico.
5.14.
De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] als opdrachtnemer de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van hem in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. [gedaagde] heeft niet gehandeld in strijd met artikel 7:401 BW. [gedaagde] is daarom niet tekortgeschoten in zijn verplichtingen uit hoofde van de aan hem verstrekte opdracht.
Dat betekent dat [gedaagde] niet aansprakelijk is en de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. De andere geschilpunten kunnen daarmee onbesproken blijven.
5.15.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 1.086,00 (2 punten x € 543,00)
- nakosten
€ 135,00(plus de verhoging die in de beslissing staat)
Totaal € 1.221,00

6.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vorderingen van [eiser] af,
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening (conform het Btag [1] ) als [eiser] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, bijgestaan door mr. N. Noordmans, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2024.

Voetnoten

1.Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders