ECLI:NL:RBAMS:2024:2753

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
AMS 23/5910, AMS 23/5911, AMS 23/5913 en AMS 23/5914
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser uit Breukelen en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De rechtbank ontving op 27 september 2023 een beroepschrift van de eiser, gericht tegen vier uitspraken op bezwaar van de verweerder, gedateerd op 16 augustus 2023. De rechtbank heeft het beroep geregistreerd onder de zaaknummers AMS 23/5910, AMS 23/5911, AMS 23/5913 en AMS 23/5914.

De rechtbank heeft het onderzoek in de zaken gesloten, omdat voortzetting niet nodig was. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de eiser het verschuldigde griffierecht van € 50,- niet had betaald. De griffier had de eiser een termijn gesteld om het griffierecht te voldoen, maar dit was niet gebeurd. De eiser had in reactie op een verzoek om uitleg over het niet betalen van het griffierecht aangegeven geen factuur te hebben ontvangen, maar deze ontkenning was niet onderbouwd.

De rechtbank concludeerde dat de griffier op 17 november 2023 een brief had verzonden, die door een medewerker van PostNL was ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheid dat een medewerker van PostNL voor de ontvangst had getekend, niet voldoende was om de ontkenning van ontvangst geloofwaardig te maken. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het niet betalen van het griffierecht de eiser kon worden verweten, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/5910, AMS 23/5911, AMS 23/5913 en AMS 23/5914

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , te Breukelen, eiser,

(gemachtigde: mr. J. van Gemert),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 27 september 2023 een beroepschrift van eiser ontvangen dat is gericht tegen vier uitspraken op bezwaar van verweerder, alle gedateerd op 16 augustus 2023 (de bestreden uitspraken). De rechtbank heeft het beroep geregistreerd onder meerdere zaaknummers.

Overwegingen

1. De rechtbank sluit het onderzoek in de zaken omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. De rechtbank doet uitspraak zonder dat een zitting wordt gehouden, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. [1]
2. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. [2] In deze zaak is het griffierecht vastgesteld op € 50,-. De griffier heeft een termijn gesteld waarbinnen het griffierecht moet zijn betaald. Dat betekent dat het hele bedrag binnen die termijn moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft eiser bij brief van 19 oktober 2023 een betaaltermijn van vier weken gesteld. In een per aangetekende post verzonden brief van 17 november 2023 heeft de griffier eiser een tweede betaaltermijn van vier weken gegeven. Dat betekent dat het griffierecht uiterlijk op 15 december 2023 door de rechtbank moet zijn ontvangen.
4. Eiser heeft het griffierecht niet betaald.
5. Eiser heeft in reactie op de vraag van de griffier om de reden van het niet betalen van het griffierecht op te geven de rechtbank op 29 januari 2024 geschreven dat hij geen factuur heeft ontvangen. Eiser heeft de ontkenning van de ontvangst niet nader onderbouwd.
6.1
Indien de belanghebbende stelt de brief, waarin hij in de gelegenheid is gesteld om het griffierecht te betalen, niet te hebben ontvangen, moet eerst worden vastgesteld dat de brief verzonden is. Is dat voldoende aannemelijk dan ligt het op de weg van de belanghebbende om op een niet ongeloofwaardige wijze aannemelijk te maken dat de brief niet is ontvangen. [3] Aannemelijk is dat de notabrief van 17 november 2023 ter verzending per aangetekende post is aangeboden aan PostNL en niet bij de rechtbank retour is gekomen. Op 21 november 2023 is het poststuk afgehaald op het PostNL-punt en is voor de ontvangst van het poststuk getekend.
6.2
De omstandigheid dat een medewerker van PostNL voor de ontvangst heeft getekend, zoals uit de Track & Trace code blijkt, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor een geloofwaardige ontkenning. [4]
PostNL en haar medewerkers moeten voldoen aan wettelijke eisen. [5] Op de website van PostNL is over aangetekende poststukken die naar een postbus zijn gezonden vermeld dat aangetekende poststukken pas na legitimatie worden afgegeven. Wordt een aangetekend poststuk niet afgehaald dan wordt deze retour gezonden aan de verzender van het poststuk. [6] Dat betekent dat eiser zich heeft geïdentificeerd toen hij de notabrief van 17 november 2023 op het PostNL-punt afhaalde. De omstandigheid dat een medewerker van PostNL voor de ontvangst heeft getekend leidt dus niet tot de conclusie dat deze medewerker dat niet had mogen doen.
Het niet betalen van het griffierecht kan eiser dan ook worden verweten.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling is bij die uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
11 april 2024
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een verzetschrift opsturen naar deze rechtbank. U kunt een verzetschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.artikel 8:41 van de Awb en de Regeling verlaagd griffierecht
3.zie ECLI:NL:GHDHA:2021:705 punt 4.5.4 en 4.5.5
4.volgens informatie op PostNL over nummer 3SRBDS010177815
5.onder meer vastgelegd in de Postwet 2009, het Postbesluit 2009 en de Postregulering 2009. De
6.zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2006:AY1932 en ECLI:NL: GHDHA:2021:705