ECLI:NL:RBAMS:2024:2731

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
9599692 CV EXPL 21-18093
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH en Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. over compensatie voor vertraging van een vlucht. De eisende partij, AirHelp, heeft de vordering van passagiers overgenomen die op 20 februari 2020 van Edinburgh naar Zürich via Amsterdam zouden vliegen. De vlucht van Amsterdam naar Zürich werd geannuleerd, waardoor de passagiers met een vertraging van 20 uur op hun eindbestemming arriveerden. AirHelp vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen.

De rechtbank oordeelde dat de vervoerder, Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V., aansprakelijk was voor de compensatie, ondanks dat KLM Cityhopper de vlucht van Amsterdam naar Zürich zou uitvoeren. De rechtbank stelde vast dat de vervoerder niet voldoende redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken, zoals het aanbieden van alternatieve vluchten. De rechtbank verwierp het verweer van de vervoerder dat er sprake was van een buitengewone omstandigheid die de vertraging veroorzaakte. De rechtbank oordeelde dat de gevorderde hoofdsom van € 500,00 aan compensatie toewijsbaar was, evenals de wettelijke rente en proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om passagiers tijdig en adequaat te informeren over hun rechten bij vertragingen en annuleringen. De rechtbank veroordeelde de vervoerder tot betaling van de gevorderde bedragen en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 9599692 \ CV EXPL 21-18093

Vonnis van 21 mei 2024

in de zaak van

de vennootschap naar het recht harer vestiging AIRHELP GERMANY GMBH,

gevestigd te Berlijn,
eisende partij,
hierna te noemen: AirHelp,
gemachtigde: mr. D.E. Lof,
tegen

de naamloze vennootschap KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,

gevestigd te Amstelveen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de vervoerder,
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 7 december 2021, met producties;
  • antwoord met producties;
  • repliek met producties;
  • dupliek met producties;
  • akte geen uitlating producties Airhelp;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat vast:
1.1.
[naam 1] en [naam 2] – hierna de passagiers – hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 20 februari 2020 diende te vervoeren van Edinburgh naar Zürich via Amsterdam. De vlucht van Edinburgh naar Amsterdam is uitgevoerd door de vervoerder. De vlucht van Amsterdam naar Zürich zou worden uitgevoerd door KLM Cityhopper.
1.2.
De vlucht van Amsterdam naar Zürich is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar een andere vlucht met vluchtnummer KL1963 en zijn met een vertraging van 20 uur op de eindbestemming gearriveerd.
1.3.
De passagiers hebben de vordering aan Airhelp Ltd –gecedeerd. Airhelp Ltd heeft de vervoerder op 3 april 2020 schriftelijk gesommeerd tot betaling.
1.4.
De vervoerder heeft geweigerd de compensatie te betalen.
1.5.
Airhelp Ltd heeft de vordering gecedeerd aan AirHelp.

Vordering en verweer

2. Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 500,00 aan hoofdsom;
b. wettelijke rente over € 500,00 vanaf 21 februari 2020 tot de algehele voldoening;
c. de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vonnis;
3. AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
4. AirHelp stelt dat de vervoerder is aan te merken als de operating carrier, ook voor de vlucht van Amsterdam naar Zürich. De duur van de vertraging geeft recht op de gevorderde compensatie. Airhelp betwist dat er sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening die zou verhinderen dat de vervoerder is gehouden tot betaling van de compensatie. De vervoerder heeft daarnaast niet voldaan aan de redelijke maatregelen ter beperking van de vertraging op de eindbestemming. Airhelp wijst op negen alternatieve vluchten, waardoor de passagiers met een kortere vertraging zouden zijn gearriveerd op de eindbestemming.
5. De vervoerder voert verweer en voert – kort gezegd – primair aan dat Airhelp de verkeerder rechtspersoon heeft gedagvaard. KLM Cityhopper (KLC) is de operating carrier. KLC is een afzonderlijke rechtspersoon binnen de KLM groep die zelfstandig vluchten uitvoert, met een eigen crew en eigen vloot. Subsidiair betwist de vervoerder de vordering. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van redelijke maatregelen, als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, niet voorkomen had kunnen worden. De buitengewone omstandigheid, namelijk een capaciteitsreductie wegens weersomstandigheden, is ook meegedeeld aan de passagier.
6. De passagiers zijn omgeboekt op de eerstvolgende beschikbare vlucht. Een sneller alternatief was er niet. Dat er voor de passagiers een plek beschikbaar was op de door Airhelp aangedragen vluchten wordt betwist. Dit is niet door de passagier gesteld.

Beoordeling

Uitvoerende luchtvaartmaatschappij

7. Artikel 2 sub b van de Verordening bepaalt dat onder
luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’ wordt verstaan:
‘een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijk of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier’.
8. In de beschikking van 12 november 2020 (C-367/20, ECLI:EU:C:2020:909) heeft het Hof het volgende overwogen:

28 Wat de vraag betreft wie aansprakelijk is voor de betaling van de compensatie die verschuldigd is in geval van langdurige vertraging bij aankomst van rechtstreeks aansluitende vluchten, zoals die in het hoofdgeding, heeft het Hof verduidelijkt dat elke luchtvaartmaatschappij die ten minste één van deze rechtstreeks aansluitende vluchten heeft uitgevoerd deze compensatie verschuldigd is, ongeacht of de door haar uitgevoerde vlucht al dan niet aan de basis lag van de langdurige vertraging waarmee de passagier op zijn eindbestemming is aangekomen (zie in die zin arrest van 11 juli 2019, České aerolinie, C502/18, EU:C:2019:604, punten 2026).
29 In dit verband heeft het Hof allereerst opgemerkt dat rechtstreeks aansluitende vluchten bestaande uit twee of meer vluchten die in het kader van één enkele boeking zijn aangekocht, zoals in punt 19 van de onderhavige beschikking in herinnering is gebracht, moeten worden gezien als één geheel, wat betekent dat een uitvoerende luchtvaartmaatschappij die de tweede vlucht heeft uitgevoerd zich in het kader van dergelijke vluchten niet kan verschuilen achter de slechte uitvoering van een eerdere vlucht door een andere luchtvaartmaatschappij (zie in die zin arrest van 11 juli 2019, České aerolinie, C-502/18, EU:C:2019:604, punt 27)”.
9. Het voorgaande geldt ook indien één van de rechtstreeks aansluitende vluchten is geannuleerd. Nu vast staat dat de vervoerder een gedeelte van de rechtstreeks aansluitende vluchten zou uitvoeren, kan de vervoerder, overeenkomstig de beschikking van het Hof van 12 november 2020, als de ‘luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’ worden aangemerkt. (zie ook rechtbank Noord-Holland, 20 december 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:13877).

Redelijke maatregelen

10. Indien zich een buitengewone omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening dient er tevens beoordeeld te worden of de vervoerder redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. Als de vervoerder daar niet aan heeft voldaan kan in het midden blijven of zich een buitengewone omstandigheid heeft voorgedaan. Dat is in deze zaak het geval gelet op het volgende.
10. Indien er geen plek beschikbaar is op een andere rechtstreekse of indirecte vlucht van de vervoerder dan wel een andere vervoerder waarmee de betrokken passagiers de eindbestemming minder laat hadden kunnen bereiken dan de daadwerkelijk genomen vlucht van de betrokken vervoerder, heeft de vervoerder voldaan aan de zorgvuldigheid die van hem verwacht mocht worden ter zake van het treffen van redelijke maatregelen als vorenbedoeld (HvJ EU, 11 juni 2020, C-74/19). Dat geldt ook in het geval het organiseren van dergelijk alternatief vervoer niet gevergd kan worden van de vervoerder (eveneens HvJ EU, 11 juni 2020, C-74/19). De enkele stelling dat de vervoerder de passagiers heeft omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht is daartoe onvoldoende bij een vertraging van 20 uur, gelet op de gemotiveerde betwisting van de passagiers op dit punt. Gelet op de concrete alternatieven die door Airhelp zijn aangedragen dient door de vervoerder, concreet aan de hand van stukken, onderbouwd te worden waarom deze alternatieven niet zouden hebben geleid tot een eerdere aankomst. De vervoerder heeft derhalve niet aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dat betekent dat het beroep van de vervoerder op dat artikel faalt en hij is gehouden tot het betalen van compensatie. De gevorderde hoofdsom is toewijsbaar.
10. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de datum van de vlucht. Het betreft immer een vordering tot vergoeding van forfaitaire berekende schade, die gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade wordt geacht te zijn geleden.
10. De vervoerder zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 500,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2020 tot aan de voldoening;
veroordeelt de vervoerder in de proceskosten, aan de zijde van Airhelp tot op heden begroot op:
-griffierecht: € 128,00
-exploot: € 119,21
-salaris: € 164,00
--------------
totaal: € 411,21
inclusief eventueel verschuldigde btw en te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien deze proceskosten niet betaald zijn binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 19,00 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw, en te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien deze proceskosten niet betaald zijn binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.
569