ECLI:NL:RBNHO:2023:13877

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
8279353 \ CV EXPL 20-751
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij schemawijziging van vlucht en aansprakelijkheid van vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EuClaim B.V., een vordering ingesteld tegen British Airways Plc. wegens compensatie na een schemawijziging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een reis van Amsterdam naar India, met een tussenstop in Londen. Op 20 januari 2018 werd de vertrektijd van hun aansluitende vlucht UK799 vervroegd, waardoor zij eerder op hun eindbestemming arriveerden. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagiers zich moesten richten tot Vistara, de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoerde.

De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van de vertrektijd als een annulering moest worden beschouwd, aangezien deze meer dan een uur was vervroegd. De rechter bevestigde dat de vervoerder aansprakelijk was voor de compensatie, omdat deze als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij werd aangemerkt. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.417,80 aan de passagiers, vermeerderd met rente en proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 20 december 2023 door kantonrechter S.N. Schipper in de Rechtbank Noord-Holland.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8279353 \ CV EXPL 20-751
Uitspraakdatum: 20 december 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eisers 1]

2. [eisers 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: EuClaim B.V.
tegen
de buitenlandse vennootschap
Public Limited Company (Verenigd Koninkrijk) British Airways Plc.te Amsterdam
gevestigd te Caardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 oktober 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 20 januari 2018 diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Londen Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Indira Gandhi International Airport (India) met de vluchtcombinatie BA447 en BA257. Vervolgens zouden de passagiers op 21 januari 2018 vervoerd worden naar Srinagar Airport (India) met vlucht UK 799.
2.2.
De vertrektijd van vlucht UK799 is vervroegd van 11:40 uur (lokale tijd) naar 09:30 uur (lokale tijd).
2.3.
De passagiers zijn als gevolg van deze schemawijziging omgeboekt naar een alternatief reisschema waarmee zij 2 uur en 9 minuten eerder dan gepland op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag 21 januari 2018, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling, dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 2 februari 2018, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling, dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de schemawijziging c.q. annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat sprake is geweest van een schemawijziging waarbij de vervoerder de passagiers heeft omgeboekt naar alternatieve vluchten.
Schemawijziging gelijk aan annulering?
4.3.
Tussen partijen is ten eerste in het geschil of de vlucht voor de passagiers als geannuleerd kan worden beschouwd. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Hij overweegt daartoe dat uit de arresten van het Hof van 21 december 2021 in de zaken C-263/20 (ECLI:EU:C:2021:1039) en C-395/20 (ECLI:EU:C:2021:1041) volgt dat een vlucht als geannuleerd dient te worden beschouwd, indien de vertrektijd met meer dan één uur is vervroegd.
Uitvoerende luchtvaartmaatschappij
4.4.
De vervoerder voert verder aan dat hij niet kan worden aangemerkt als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij en dat de passagiers zich dienen te richten tot Vistara voor compensatie op grond van de Verordening. Dit blijkt uit de aanduiding UK in het vluchtnummer van de vlucht UK799, te weten de afkorting van Vistara, aldus de vervoerder. De kantonrechter overweegt als volgt. Artikel 2 sub b van de Verordening bepaalt dat onder
luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’ wordt verstaan:
‘een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijk of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier’.
4.5.
In de beschikking van 12 november 2020 (C-367/20, ECLI:EU:C:2020:909) heeft het Hof het volgende overwogen: “
28 Wat de vraag betreft wie aansprakelijk is voor de betaling van de compensatie die verschuldigd is in geval van langdurige vertraging bij aankomst van rechtstreeks aansluitende vluchten, zoals die in het hoofdgeding, heeft het Hof verduidelijkt dat elke luchtvaartmaatschappij die ten minste één van deze rechtstreeks aansluitende vluchten heeft uitgevoerd deze compensatie verschuldigd is, ongeacht of de door haar uitgevoerde vlucht al dan niet aan de basis lag van de langdurige vertraging waarmee de passagier op zijn eindbestemming is aangekomen (zie in die zin arrest van 11 juli 2019, České aerolinie, C‑502/18, EU:C:2019:604, punten 20‑26).
29 In dit verband heeft het Hof allereerst opgemerkt dat rechtstreeks aansluitende vluchten bestaande uit twee of meer vluchten die in het kader van één enkele boeking zijn aangekocht, zoals in punt 19 van de onderhavige beschikking in herinnering is gebracht, moeten worden gezien als één geheel, wat betekent dat een uitvoerende luchtvaartmaatschappij die de tweede vlucht heeft uitgevoerd zich in het kader van dergelijke vluchten niet kan verschuilen achter de slechte uitvoering van een eerdere vlucht door een andere luchtvaartmaatschappij (zie in die zin arrest van 11 juli 2019, České aerolinie, C-502/18, EU:C:2019:604, punt 27)”.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat deze beschikking ook van toepassing is op de situatie dat één van de rechtstreeks aansluitende vluchten is geannuleerd. Nu vast staat dat de vervoerder een gedeelte van de rechtstreeks aansluitende vluchten zou uitvoeren, kan de vervoerder, overeenkomstig de beschikking van het Hof van 12 november 2020, als de ‘luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’ worden aangemerkt.
4.7.
Nu de vervoerder als de ‘luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’ kan worden aangemerkt en gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. De vervoerder heeft geen beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, zodat de vordering van de passagiers voor toewijzing gereed ligt.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot een bedrag van € 217,80 (inclusief btw). De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de pasasgiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 21 februari 2018, en over € 217,80 vanaf 28 oktober 2019, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 398,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter