ECLI:NL:RBAMS:2024:273

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
21 januari 2024
Zaaknummer
C/13/745049 / HA RK 24-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verschoning in strafzaak met eerdere betrokkenheid rechter

Op 17 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure onder rekestnummer C/13/745049 HA RK 24/12. Het verzoek tot verschoning werd ingediend door mr. M. Smit, een strafrechter bij de rechtbank Amsterdam, die eerder betrokken was bij de behandeling van strafzaken die gerelateerd zijn aan de mega Homen. De rechter stelde dat er een gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid zou kunnen bestaan, gezien haar eerdere betrokkenheid bij het onderzoek Adonara, dat onderdeel uitmaakt van het procesdossier Homen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de enkele betrokkenheid van de rechter bij een eerdere uitspraak in een soortgelijk geschil niet voldoende is om te concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat in een verschoningsprocedure moet worden vastgesteld of er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van dergelijke feiten of omstandigheden en wees het verzoek tot verschoning af. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op het onder rekestnummer C/13/ 745049 HA RK 24/12 ingeschreven verzoek van:
mr. M. Smit, strafrechter bij de rechtbank Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij de afdeling Publiekrecht, team strafrecht van de rechtbank te Amsterdam zijn onder parketnummers 13-091041, 13-277506-22, 13-091399-22, 13-301732-21, 13-091313-22, 13-091339-22, 13-091347-22, 13-329112-21 en 13-09417-22 zaken aanhangig.

2.Het verzoek

2.1.
Aan het verzoek is het volgende ten grondslag gelegd dat de rechter eerder bemoeienis heeft gehad met de zaak of met partijen. De genoemde strafzaken betreffen de mega Homen. De rechter is oudste rechter lid van de rechtbankcombinatie die deze mega behandelt. Het onderzoek Adonara is onderdeel van het procesdossier Homen. De verdenkingen zijn mede gebaseerd op de onderzoeksbevindingen uit het onderzoek Adonara. De rechtbank heeft op 5 januari 2022 vonnis gewezen in de strafzaken tegen twee (mede)verdachten in het onderzoek Adonara. De rechter heeft als jongste rechter deel uitgemaakt van die rechtbank combinatie. In die strafzaken waren (onder meer) aan de orde verdenkingen van witwassen van dezelfde bedragen. De rechtbank heeft zich in die vonnissen uitgelaten over de herkomst van het geld en heeft daarvoor bewijsmiddel(en) gebruikt die ook in het onderzoek Holmen (mede) bijdragen aan de verdenkingen in bovengenoemde zaken. Gelet op dit alles zou volgens de rechter bij bovengenoemde betrokkenen de gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid kunnen bestaan.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van het bepaalde in artikel in artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) dient in een verschoningsprocedure te worden beslist of er sprake is van de in artikel 512 Sv genoemde feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit voormelde bepaling valt af te leiden dat de behandeling van een verschoningsverzoek, anders dan de behandeling van een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting behoeft plaats te vinden. De rechtbank zal daarom zonder mondelinge behandeling een beslissing nemen op het verzoek.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van (het vertrouwen in) de rechterlijke onpartijdigheid.
3.3.
Vooropgesteld wordt dat uit het verschoningsverzoek niet blijkt dat de rechter zelf van mening is dat zij de zaak niet meer onpartijdig zou kunnen behandelen. Door de rechter is enkel aangevoerd dat uit haar eerdere betrokkenheid de schijn van partijdigheid zou kunnen worden afgeleid.
De rechtbank is echter van oordeel dat de enkele betrokkenheid van de rechter bij een eerdere uitspraak in een geschil over een soortgelijk onderwerp geen feit of omstandigheid oplevert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, ook niet indien één van partijen bij dat eerdere geschil betrokken was. Waar uit HR 25 september 2018 (ECLI NL:HR:2018:1413) volgt dat een rechterlijke (tussen)beslissing nooit grond kan zijn voor het aannemen van (de schijn van) vooringenomenheid, geldt dat des te sterker voor de rechterlijke beslissing in een andere zaak dan die waarin het verschoningsverzoek is gedaan.
4. Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot verschoning af.
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 518, tweede lid Sv wordt toegezonden aan:
de raadslieden van verdachten;
de rechter; en
de officier van justitie.
Aldus gegeven door mr. P.B. Martens, voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, leden, op 17 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.