ECLI:NL:RBAMS:2024:272

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
21 januari 2024
Zaaknummer
C/13/744804 / HA RK 24-3
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning in verband met schijn van vooringenomenheid

Op 9 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen op een verzoek tot verschoning, ingediend door mr. Q.R.M. Falger, rechter bij de rechtbank Amsterdam. Dit verzoek was ingediend in het kader van een lopende zaak met het kenmerk C/13/737691 / HA ZA 23-717, waarbij de rechter betrokken was. Het verzoek tot verschoning was gebaseerd op de vrees dat de schijn van vooringenomenheid zou kunnen ontstaan, omdat een van de betrokken advocaten deel uitmaakt van de persoonlijke of zakelijke kenniskring van de rechter.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er een geobjectiveerde vrees bestaat dat de rechter de zaak niet onpartijdig kan behandelen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot verschoning toegewezen.

De rechtbank heeft bepaald dat de hoofdzaak met zaaknummer C/13/737691 / HA ZA 23-717 zal worden voortgezet voor een andere rechter. Tevens is besloten dat een afschrift van deze beslissing zal worden toegezonden aan de betrokken partijen en de rechter. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op het onder rekestnummer C/13/744804/HA RK 24/3 ingeschreven verzoek tot verschoning ingediend door:
mr. Q.R.M. Falger, rechter bij de rechtbank Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij de rechtbank te Amsterdam is onder kenmerk C/13/737691 / HA ZA 23-717 een zaak aanhangig die is toegewezen aan de rechter.

2.Het verzoek

2.1.
Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat de schijn van vooringenomenheid kan zijn ontstaan.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) dient in een verschoningsprocedure te worden beslist of er sprake is van de in artikel 36 Rv genoemde feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit voormelde bepaling valt af te leiden dat de behandeling van een verschoningsverzoek, anders dan de behandeling van een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting behoeft plaats te vinden. De rechtbank zal daarom zonder mondelinge behandeling een beslissing nemen op het verzoek.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van (het vertrouwen in) de rechterlijke onpartijdigheid.
3.3.
De rechtbank oordeelt dat de geobjectiveerde vrees kan ontstaan dat de rechter de zaak niet onpartijdig kan behandelen, omdat een van de betrokken advocaten onderdeel uitmaakt van de persoonlijke of zakelijke kenniskring van de rechter.
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot verschoning toe en bepaalt dat de hoofdzaak met zaaknummer C/13/737691 / HA ZA 23-717 wordt voortgezet voor een andere rechter;
 beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 41, tweede lid Rv wordt toegezonden aan:
 de (advocaten van) bij de zaak betrokken partijen;
 de rechter.
Aldus gegeven door mr. P.B. Martens, voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, leden, op 9 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.