ECLI:NL:RBAMS:2024:271

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
C/13/736347 / HA ZA 23-633
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor schade aan berging en waterschade als gevolg van renovatiewerkzaamheden

In deze zaak vorderde eiseres [eiser 3] schadevergoeding van de stichting Woningstichting Rochdale (gedaagde) voor schade aan een berging en waterschade als gevolg van renovatiewerkzaamheden. De rechtbank Amsterdam heeft op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Eiseres stelde dat de schade aan de berging was ontstaan doordat Rochdale de aannemer niet goed had geïnformeerd over de bewoonde staat van het gehuurde. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat Rochdale onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat Rochdale niet aansprakelijk was op grond van artikel 6:170 BW, omdat de schade niet was veroorzaakt door een fout van een ondergeschikte. Evenmin was Rochdale aansprakelijk op grond van artikel 6:171 BW, omdat de werkzaamheden niet waren uitgevoerd ter uitoefening van het bedrijf van Rochdale. De vordering tot schadevergoeding voor waterschade werd eveneens afgewezen, omdat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat Rochdale aansprakelijk was. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/736347 / HA ZA 23-633
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[eiser 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en eisers gezamenlijk [eiser 3] ,
advocaat: mr. A.P.W. Tonen te Amsterdam,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING ROCHDALE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Rochdale,
advocaat: mr. L.C. Strating te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 juli 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord, met één productie,
- het tussenvonnis van 20 september 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces verbaal van de mondelinge behandeling van 6 december 2023,
- producties 7 en 8 van [eiser 3]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] en [eiser 3] zijn echtgenoten en sinds 1993 allebei vennoot van [eiser 1] . [eiser 2] heeft vanaf 1977 van de rechtsvoorganger van Rochdale de woon- en bedrijfsruimte aan de [adres] (hierna: het gehuurde) gehuurd. Rochdale is vanaf 1990 eigenaar en verhuurder van het gehuurde.
2.2.
Rochdale heeft renovatieplannen ontwikkeld voor het gebied waarin het gehuurde staat. Na het uitvoeren van deze renovatieplannen zou het niet meer mogelijk zijn om het gehuurde te gebruiken voor hun handboekbinderij. [eiser 2] en [eiser 3] hebben zich tegen deze renovatieplannen verzet.
2.3.
In 1999 zijn [eiser 2] en [eiser 3] verhuisd en vanaf dat moment hebben zij het gehuurde alleen nog gebruikt voor hun handboekbinderij.
2.4.
Rochdale heeft DeltaForte B.V. ingeschakeld en deze heeft vervolgens de aannemer Slokker Bouwgroep B.V. ingeschakeld om de renovatiewerkzaamheden uit te voeren. In 2009 heeft Slokker werkzaamheden uitgevoerd aan woningen in de Bentinckstraat. Daarbij zijn de stenen berging, de afscheiding van de tuin en de beplanting in de tuin bij het gehuurde ernstig beschadigd geraakt.
2.5.
Bij brief van 25 augustus 2009 heeft [eiser 3] Rochdale aansprakelijk gesteld voor de schade aan de berging. Rochdale heeft bij e-mail van 27 augustus 2009 meegedeeld dat zij geen opdracht aan Slokker heeft verstrekt om werkzaamheden aan het gehuurde uit te voeren en dat Slokker rechtstreeks contact met [eiser 3] zal opnemen om de schade te herstellen.
2.6.
Op 28 januari 2010 heeft een lekkage plaatsgevonden in een leegstaande verdieping boven het gehuurde. Dezelfde dag heeft [eiser 3] aan DeltaForte meegedeeld dat zij waterschade heeft als gevolg van de lekkage en zij heeft DeltaForte aansprakelijk gesteld voor de schade.
2.7.
ENM Expertise heeft in 2010 de schade van [eiser 3] als gevolg van de lekkage begroot op € 27.351. ENM Expertise heeft de oorzaak van de lekkage niet kunnen vaststellen. Bij brief van 23 maart 2010 hebben [eiser 2] en [eiser 3] Rochdale aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de lekkage.
2.8.
Met ingang van 18 mei 2010 is Rochdale aandeelhouder geworden van DeltaForte. De handelsnaam van DeltaForte is op 1 maart 2011 gewijzigd in Rochdale Projectontwikkeling B.V.
2.9.
Op 15 december 2010 hebben [eiser 2] en [eiser 3] de huur opgegeven en alternatieve bedrijfsruimte aan de Betinckstraat 5 in Amsterdam gehuurd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 3] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
I. Rochdale veroordeelt tot betaling van:
- € 10.390,80 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2009,
- € 27.351,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2010,
- € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2023,
subsidiair
II. Rochdale veroordeelt tot betaling van een schadebedrag dat de rechtbank in goede justitie zal bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals weergegeven onder I.,
zowel primair als subsidiair
III. Rochdale veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eiser 3] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. De schade aan de berging is ontstaan doordat Rochdale de ingeschakelde aannemer niet (goed) heeft geïnformeerd over de bewoonde staat van het gehuurde. Daarmee heeft Rochdale onrechtmatig gehandeld tegenover [eiser 3] Verder heeft Slokker de schade aan de berging aangericht als ondergeschikte van Rochdale of als niet-ondergeschikte in opdracht van Rochdale. Dat maakt eveneens dat Rochdale aansprakelijk is voor de schade aan de berging van € 10.390,80. Ook is Rochdale aansprakelijk voor de waterschade in het gehuurde als gevolg van een lekkage in een bovengelegen woning. De exacte oorzaak van de lekkage is niet meer te achterhalen, maar moet worden toegeschreven aan het onzorgvuldig uitvoeren van werkzaamheden, al dan niet in combinatie met het achterwege laten van voorzorgsmaatregelen. De waterschade bedraagt volgens EMN Expertise € 27.351,-. Tot slot maakt [eiser 3] aanspraak op vergoeding van de kosten voor juridische bijstand in deze procedure van € 2.500,-.
3.3.
Rochdale voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser 3] dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser 3] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of Rochdale aansprakelijk is voor de schade die volgens [eiser 3] aan de berging en als gevolg van de lekkage aan haar inboedel is ontstaan.
Niet gebleken dat Rochdale Slokker niet (goed) heeft geïnformeerd
4.2.
[eiser 3] stelt dat Rochdale onrechtmatig heeft gehandeld tegenover haar doordat Rochdale de aannemer die de renovatiewerkzaamheden aan de naastgelegen woning heeft uitgevoerd niet (goed) heeft geïnformeerd over de bewoonde staat van het gehuurde en de bijbehorende tuin en berging. Op grond van artikel 150 Rv draagt de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten de bewijslast van die feiten of rechten. [eiser 3] draagt dus de stelplicht en bewijslast van de stelling dat Rochdale Slokker niet goed heeft geïnformeerd over de bewoonde status van het pand. Dat [eiser 3] geen toegang heeft tot correspondentie tussen Rochdale en Slokker is onvoldoende om af te wijken van de bewijslastverdeling op grond van artikel 150 Rv.
4.3.
Rochdale heeft betwist dat zij Slokker en DeltaForte niet heeft geïnformeerd. Tegenover deze betwisting heeft [eiser 3] onvoldoende nader toegelicht waaruit zou moeten blijken dat Rochdale Slokker onvoldoende heeft geïnformeerd over de status van het gehuurde. Evenmin is uit het dossier gebleken dat Rochdale Slokker niet goed heeft geïnformeerd. De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat Rochdale onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiser 3] Er is daarom geen grond om de vordering ten aanzien van de berging toe te wijzen.
Rochdale is niet aansprakelijk op grond van artikel 6:170 BW voor schade aan de berging
4.4.
Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170 BW moet de schade veroorzaakt zijn door een fout van een ondergeschikte en moet voldoende verband bestaan tussen de fout van de ondergeschikte enerzijds en de taak die hem is opgedragen anderzijds. Ondergeschiktheid moet ruim worden opgevat, in de zin van een juridische gezagsverhouding. Er is sprake van een ondergeschiktheidsverhouding als degene in wiens dienst de ondergeschikte stond bevoegd was om enige instructies te geven ten aanzien van de werkzaamheden waarbij de ondergeschikte de fout heeft gemaakt.
4.5.
Rochdale betwist dat de schade aan de berging is veroorzaakt door handelen van haar medewerkers. Volgens Rochdale heeft aannemer Slokker de renovatiewerkzaamheden uitgevoerd en bestaat er geen ondergeschiktheidsverhouding tussen Rochdale en Slokker. Tegenover deze betwisting heeft [eiser 3] haar stelling dat de schade aan de berging is ontstaan door een ondergeschikte van Rochdale niet nader onderbouwd. [eiser 3] heeft evenmin feiten of omstandigheden aangedragen waaruit zou moeten blijken dat Slokker als ondergeschikte van Rochdale moet worden aangemerkt. De conclusie van het voorgaande is dat niet is komen vast te staan dat de schade aan de berging is veroorzaakt door een ondergeschikte van Rochdale. Op grond van artikel 6:170 BW is de vordering daarom niet toewijsbaar. Het antwoord op de vraag of Slokker een fout heeft gemaakt bij het uitvoeren van de renovatiewerkzaamheden kan daarom in het midden blijven.
Rochdale is niet aansprakelijk op grond van artikel 6:171 BW voor schade aan de berging
4.6.
Een opdrachtgever kan tegenover derden aansprakelijk kan zijn voor fouten van niet-ondergeschikten bij werkzaamheden die in zijn opdracht én ter uitvoering van zijn bedrijf zijn verricht. De reikwijdte van deze risicoaansprakelijkheid wordt beperkt uitgelegd. Uit rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat aansprakelijkheid voor onrechtmatig handelen van een niet-ondergeschikte opdrachtnemer alleen bestaat indien het gaat om werkzaamheden die een opdrachtgever ter uitoefening van zijn bedrijf door die opdrachtnemer doet verrichten. Aansprakelijkheid kan niet worden aangenomen indien de benadeelde de dader en het bedrijf van diens opdrachtgever niet als een zekere eenheid kan beschouwen. [1]
4.7.
Tegen de achtergrond van deze maatstaf is Rochdale op grond van artikel 6:171 BW niet aansprakelijk voor eventueel onrechtmatig handelen van Slokker als niet-ondergeschikte opdrachtnemer, omdat Slokker de renovatiewerkzaamheden niet heeft uitgevoerd ter uitoefening van het bedrijf van Rochdale. Rochdale heeft tijdens zitting betwist dat dat zij zich bezighoudt met aannemingswerk. Volgens Rochdale verricht zij enkel klein onderhoud aan haar panden en schakelt zij voor renovatie- en aanneemwerkzaamheden een aannemer in. Dat Rochdale periodiek klein onderhoud uitvoert aan haar panden en dit ook door een derde kan laten uitvoeren, is onvoldoende om te concluderen dat Rochdale zich bezighoudt met aannemingswerkzaamheden. [eiser 3] heeft onvoldoende feiten of omstandigheden aangedragen die tot een ander oordeel kunnen leiden. Daarnaast vormen Rochdale en Slokker geen eenheid van onderneming.
4.8.
De conclusie van het voorgaande is dat de vordering van [eiser 3] tot vergoeding van de schade aan de berging zal worden afgewezen.
Rochdale is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van de lekkage
4.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat Slokker werkzaamheden in de woningen gelegen boven het gehuurde heeft uitgevoerd en dat in januari 2010 uit één van die woningen water in het gehuurde terecht is gekomen. ENM Expertise heeft destijds op verzoek van [eiser 3] onderzoek gedaan naar de lekkage, maar zij heeft de oorzaak van de lekkage niet kunnen vaststellen. Dat maakt dat de oorzaak van de lekkage niet is komen vast te staan. [eiser 3] wordt niet gevolgd in haar standpunt dat Rochdale – ongeacht de oorzaak van de lekkage – aansprakelijk is voor de schade op grond van artikel 6:170 of 6:171 BW. Zoals overwogen onder 4.4 tot en met 4.7 kan Slokker niet als een ondergeschikte van Rochdale worden aangemerkt en evenmin heeft Slokker de werkzaamheden als niet-ondergeschikte uitgeoefend ter uitvoering van het bedrijf van Rochdale. Dat maakt dat de vordering van [eiser 3] niet kan worden toegewezen op grond van artikel 6:170 of 6:171 BW. De vraag of sprake is van een fout van Slokker bij het uitvoeren van de werkzaamheden in de woningen boven het gehuurde kan daarom onbeantwoord blijven.
4.10.
[eiser 3] heeft gesteld dat Rochdale als verhuurder aansprakelijk is voor de waterschade op grond van artikel 7:208 BW. Rochdale betwist dat zij aansprakelijk is voor de vermeende waterschade, omdat in de huurovereenkomst van dit artikel is afgeweken. Tegenover deze betwisting heeft [eiser 3] haar vordering onvoldoende onderbouwd. Dat maakt dat de vordering tot vergoeding van de waterschade zal worden afgewezen.
Slotsom
4.11.
[eiser 3] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank komt daarmee niet toe aan de vordering van [eiser 3] tot vergoeding van juridische kosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Rochdale als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.366,00
(2,00 punten × € 1.183,00)
totaal
5.203,00
4.12.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.13.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser 3] af,
5.2.
veroordeelt [eiser 3] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Rochdale tot dit vonnis vastgesteld op € 5.203,00,
5.3.
veroordeelt [eiser 3] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser 3] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD7395, Delfland/Stoeterij De Kraal.