ECLI:NL:RBAMS:2024:2690

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
13/303019-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Belgisch Europees Aanhoudingsbevel met aandacht voor detentieomstandigheden

Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Belgische autoriteiten was uitgevaardigd. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van de opgeëiste persoon, die in België wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 20 maart 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Rafik. De officier van justitie, mr. G.M. Kolman, heeft het verzoek tot overlevering ingediend.

De rechtbank heeft in haar overwegingen aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in België, waarbij de raadsman heeft aangevoerd dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de gevangenis van Antwerpen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de Belgische autoriteiten een individuele detentiegarantie hebben afgegeven, die voldoende waarborgen biedt voor de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling in Belgische detentie-instellingen, maar in dit specifieke geval zijn er voldoende garanties gegeven om dit gevaar voor de opgeëiste persoon uit te sluiten.

De rechtbank heeft ook de terugkeergarantie beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de opgeëiste persoon, indien hij in België wordt veroordeeld, naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. Daarom heeft de rechtbank de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/303019-23
Datum uitspraak: 3 april 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 25 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 oktober 2023 door de
Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen(België), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 maart 2023, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Rafik, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een op 30 oktober 2023 door de
Onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen,bij verstek uitgevaardigd aanhoudingsbevel.
Referentie dossier nr: 2022/068 OR [naam]; not.nr.:AN45.LB.37164-22.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 1, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsman

De raadsman heeft aan de hand van zijn ter zitting overgelegde pleitaantekeningen met als bijlagen een tweetal nieuwsberichten van de Gazet van Antwerpen (GVA) van 13 maart 2024 en van Het Laatste Nieuws (HLN) van 19 maart 2024 op grond van het navolgende primair aangevoerd dat de overlevering met toepassing van artikel 11 OLW wordt geweigerd.
In deze zaak is weliswaar een individuele detentiegarantie afgegeven voor de detentie-instelling van Antwerpen, maar dat maakt niet dat de opgeëiste persoon in de gevangenis van Antwerpen geen reëel gevaar loopt van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van
artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dit gevaar is des te reëler geworden gelet op de recente nieuwsberichten waarin wordt bericht over de ernstige mishandeling van een gedetineerde door medegedetineerden in de gevangenis van Antwerpen. Doordat een structurele oplossing voor de problematiek van overbevolking en personeelstekort uitblijft, is het te verwachten dat dergelijke zorgelijke incidenten zullen toenemen.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de beslissing over de overlevering conform
artikel 11 lid 2 OLW aan te houden totdat bij wijziging van omstandigheden het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten.
Standpunt van de officier van justitie
Er zijn al langere tijd zorgen over de detentieomstandigheden in België en dat is juist de reden dat er om een individuele garantie wordt verzocht. De officier van justitie beaamt dat recent een afschuwelijk incident heeft plaatsgevonden in de detentie-instelling van Antwerpen, maar dat de door de Belgische autoriteiten afgegeven detentiegarantie nog altijd afdoende is om het gevaar voor vernederende of onmenselijke behandeling voor de opgeëiste persoon weg te nemen.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat er op dit moment voor alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet (ECLI:NL:RBAMS:2022:7536).
Bij brief van 6 maart 2024 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is de volgende garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon]zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar[opgeëiste persoon]aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m 2 individuele levensruimte.

Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.

- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m 2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Zoals de rechtbank eerder heeft geoordeeld, bevestigt de door de raadsman aangehaalde recente afschuwelijke gebeurtenis in de detentie-instelling van Antwerpen – die de rechtbank als een incident beschouwt – het eerder aangenomen algemene gevaar en de noodzaak van een individuele detentiegarantie. [4]
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5]
De rechtbank is, gelet op de aard en de oorzaken van het vastgestelde algemene gevaar en gelet op de individuele garantie van de Belgische autoriteiten, met name voor wat betreft de minimum hoeveelheid individuele levensruimte, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen.
Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen reden om de beslissing over de overlevering overeenkomstig artikel 11, tweede lid, OLW aan te houden.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings Antwerpen heeft op 21 februari 2024 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan.De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.
7. Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen(België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.W.T. Klappe en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 april 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 28 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1821 (nog te publiceren op rechtspraak.nl).
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.