ECLI:NL:RBAMS:2024:2675

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
13/043955-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van wederechtelijke vrijheidsberoving van een 15-jarige jongen in Amsterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 13 mei 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van wederechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling van een 15-jarige jongen in de wijk De Pijp in Amsterdam. De verdachte werd vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de ontvoering en dat haar bijdrage aan de voorbereiding van de ontvoering niet van zodanig gewicht was dat zij als medepleger kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet aanwezig was op de plaats delict en dat haar handelingen niet konden worden gekwalificeerd als medeplichtigheid aan de ontvoering. De officier van justitie had vrijspraak bepleit voor de gijzeling en het medeplegen van de vrijheidsberoving, en de rechtbank volgde dit standpunt. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het aan haar ten laste gelegde feit. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en wees de vordering tot verbeurdverklaring van een geldbedrag af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/043955-23
Datum uitspraak: 13 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1989,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 13 februari 2024, 15 februari 2024, 5 maart 2024 en 13 mei 2024.
De zaak tegen verdachte (hierna ook: [verdachte] ) is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (13/011907-23), [medeverdachte 2] (13/011852-23), [medeverdachte 3] (13/011938-23), [medeverdachte 4] (13/076030-23), [medeverdachte 5] (13/012809-23) en [medeverdachte 6] (13/064657-23).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officieren van justitie, mr. J.H. van der Meij en mr. L. van Haeringen (hierna: de officier van justitie), en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. F. Tosun, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] naar voren is gebracht door hun advocaat mr. N.J. Hoogenboom.

2.Inleiding en tenlastelegging

Op 10 januari 2023 krijgt de politie melding van een ontvoering van een op dat moment 15-jarige jongen in de wijk De Pijp in Amsterdam. Hij zou zijn meegenomen in een Fiat Talento met kenteken [kentekennummer] . Nog geen uur later ziet de politie het voertuig, waarin de jongen is meegenomen, rijden op de A1 richting Hilversum, waarna het voertuig uiteindelijk op de A27 een stopteken krijgt. In het voertuig bevinden zich, naast het slachtoffer, drie andere inzittenden. Zij worden aangehouden. Naar aanleiding van het voorgaande is het onderzoek Pascua gestart.
Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – kort gezegd ten laste gelegd dat zij zich:
primair
op 10 januari 2023 in Amsterdam en/of Groenekan en/of Langbroek, althans in Nederland heeft schuldig gemaakt aan:
het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling van [benadeelde partij 1] ;
subsidiair
in de periode van 18 december 2022 tot en met 10 januari 2023 in Amsterdam en/of Groenekan en/of Langbroek, althans in Nederland heeft schuldig gemaakt aan:
de medeplichtigheid aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling van [benadeelde partij 1] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen van de ten laste gelegde gijzeling, nu de rechtbank daarvoor eerder geen ernstige bezwaren heeft aangenomen en het onderzoek op dat punt geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft opgeleverd.
Ook van het primair ten laste gelegde medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving dient volgens de officier van justitie vrijspraak te volgen, omdat verdachte aan het ten laste gelegde een bijdrage heeft geleverd die van onvoldoende gewicht is om van medeplegen te spreken.
Wel kan de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde partij 1] (hierna ook: [benadeelde partij 1] ) wettig en overtuigend worden bewezen. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit het dossier volgt dat verdachte in beeld komt bij de voorbereiding van de ontvoering, maar dat zij niet aanwezig was op de plaats delict toen [benadeelde partij 1] ontvoerd werd. Verdachte kan als medeplichtige aan de ontvoering worden aangemerkt. Haar bijdrage bestond uit het huren van een vakantiehuis op het adres [adres 2] te Langbroek als beoogd safehouse, en heeft daarover contact gehad met medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna ook: [medeverdachte 5] ). Ook heeft zij contact gehad met de verhuurster van het vakantiehuis en is zij samen met verdachte [medeverdachte 5] naar het vakantiehuis geweest om in te checken. Gelet op deze gang van zaken rondom het huren van het vakantiehuis kan het niet anders dan dat verdachte op de hoogte moet zijn geweest van de ontvoering en de bestemming van dat vakantiehuis als safehouse ten behoeve van die ontvoering.
De officier van justitie heeft in het verlengde hiervan gevorderd dat de rechtbank de gevangenneming van verdachte zal bevelen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
Allereerst dient vrijspraak te volgen voor de ten laste gelegde gijzeling, nu niet kan worden bewezen dat het oogmerk van verdachte (en haar medeverdachten) gericht was op een ander te dwingen iets wel of niet te doen.
Verdachte kan evenmin als medepleger van de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving worden aangemerkt, aangezien op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat een ontvoering ging plaatsvinden. Ook blijkt niet dat verdachte met dat opzet een vakantiehuis heeft geboekt. Het enkele feit dat verdachte een vakantiehuis heeft geboekt levert geen medeplegen op.
Van medeplichtigheid is volgens de raadsvrouw ook geen sprake. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap van de ontvoering had. Nu bij verdachte opzet op het gronddelict ontbreekt, is niet voldaan aan het
dubbel opzetvereiste voor medeplichtigheid. Ook in voorwaardelijke zin kan dat opzet niet worden bewezen. Dat maakt dat verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte van de ten laste gelegde gijzeling dient te worden vrijgesproken, omdat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat het oogmerk van verdachte (en haar medeverdachten) gericht was op een ander te dwingen iets wel of niet te doen.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, eveneens van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met haar medeverdachten bij de ten laste gelegde ontvoering. Verdachte heeft met haar handelen geen intellectuele dan wel materiële bijdrage van dusdanig gewicht geleverd dat zij als medepleger van de ontvoering kan worden aangemerkt. Dat maakt dat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Vervolgens is de vraag aan de orde of sprake is van medeplichtigheid zoals onder feit 1 subsidiair ten laste gelegd.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op haar handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2º van het Wetboek van Strafrecht (Sr), maar ook dat haar opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de daders gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de daders verrichte handelingen, ook als het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
Feitelijke gang van zaken
Op 10 januari 2023 omstreeks 08:39 uur krijgt de politie melding van een ontvoering van een jongen in de wijk De Pijp in Amsterdam. Een getuige hoorde geschreeuw en zag dat een jongen schuin tegenover een woning aan de Jan Steenstraat [huisnummer 1] door twee mannen in de laadruimte van een wit busje, voorzien van kenteken [kentekennummer] , werd geduwd. Een andere getuige zag ook een witte bus staan en hoorde iemand om hulp roepen. Nadat een man aan de bestuurderskant van de bus was ingestapt, reed de bus weg. Op de ring-deurbel van huisnummer [huisnummer 2] bleek dezelfde ochtend een wit zakje te zijn geplakt. Daarnaast wordt de capuchon van de jas van het slachtoffer, [benadeelde partij 1] op straat gevonden. Wanneer de politie ter plaatse komt, wordt de moeder van [benadeelde partij 1] door hem gebeld. [benadeelde partij 1] zegt tegen haar dat het een ‘
prank’ (de rechtbank begrijpt: een grap) is en dat hij naar huis komt.
Nadat verbalisanten via het Operationeel Centrum een melding hebben gekregen over de ontvoering met de opdracht om uit te kijken naar een voertuig met kenteken [kentekennummer] (een Fiat Talento), ziet de politie het voertuig met genoemd kenteken op de A1 richting Hilversum rijden. Nadat het voertuig de Rijksweg A27 op is gereden, geeft de politie het voertuig een stopteken, waaraan de bestuurder voldoet. De bestuurder, later geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 1] , verlaat het voertuig. In de laadruimte van de bus blijken nog drie andere personen te zitten, onder wie medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . De derde inzittende betreft het slachtoffer [benadeelde partij 1] . Hij verlaat geboeid, mank lopend en suf het voertuig. [benadeelde partij 1] is in totaal 40 minuten van zijn vrijheid beroofd geweest en is in die periode onder andere geboeid en gemaskerd en heeft een gag-ball in zijn mond gekregen.
Na de aanhouding van de medeverdachten hebben de verbalisanten in de Fiat Talento verschillende telefoons aangetroffen, waaronder twee telefoons van het merk Samsung, type A032F-DS. In de fouillering van medeverdachte [medeverdachte 2] werd een derde telefoon aangetroffen van het merk Samsung type A032F-DS. De toestellen beschikten over de applicatie ‘Signal’ met daarin een groeps-chat genaamd ‘Holland’ bestaande uit vijf personen, waarin iedere deelnemer de naam van een Europees land had. De namen van de telefoons die in het voertuig en in de fouillering zijn aangetroffen betroffen: ‘Spanje’, ‘Frankrijk’ en ‘Portugal’.
In het toestel genaamd ‘Spanje’ werd een zoekvraag naar het adres [adres 2] aangetroffen. In het toestel genaamd ‘Frankrijk’ werd een afbeelding met een gepinde locatie aangetroffen, te weten [adres 2] . Uit nader onderzoek aan het toestel ‘Frankrijk’ bleek dat ook met dat toestel was gezocht naar het adres [adres 2] . De politie stelt vast dat het hier gaat om het adres: [adres 2] te Langbroek. Ook blijkt dat er via de applicatie Signal berichten zijn verstuurd met de bij de ontvoering betrokken telefoons van het merk Samsung. Kort voordat de inzittenden van de bus werden aangehouden, stuurde één van de inzittenden in de bus naar de bestuurder het bericht: ‘
Ga niet naar die plek’.
Uit nader onderzoek is gebleken dat op het adres [adres 2] te Langbroek een vakantiehuis (voor acht personen) is gevestigd, dat op 5 januari 2023 voor de periode van 9 januari 2023 tot en met 13 januari 2023 door verdachte is gehuurd. Verdachte heeft bekend dat zij dit vakantiehuis heeft gehuurd, naar eigen zeggen voor een kennis die daar met zijn familie zou verblijven. Deze kennis kon het huis zelf niet huren, omdat hij onder bewind zou staan. Verdachte heeft niet willen verklaren wie deze kennis is.
Uit het dossier blijkt dat verdachte meermalen contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 5] . Op 23 december 2022 heeft [medeverdachte 5] het telefoonnummer van verdachte opgeslagen in zijn telefoon en haar op diezelfde dag gebeld. Ook op
27 december 2022 is er contact geweest tussen verdachte en [medeverdachte 5] en heeft een contante storting plaatsgevonden van € 2.250,00 op de [naam bank 2] -bankrekening van verdachte. Tevens heeft zij die dag voor het eerst gebeld en gemaild naar [naam site] , een verhuurorganisatie van vakantiehuisjes.
Ook [persoon] , de vriendin van [medeverdachte 5] , heeft op 27 december 2022 naar vakantiehuisjes gezocht. Daarnaast volgt uit het dossier dat verdachte en [persoon] in deze periode contact met elkaar hebben gehad.
Op de avond van 27 december 2022 heeft [medeverdachte 5] in zijn telefoon een notitie gemaakt met de volgende tekst:
A [adres 3] Vortum-Mullem
B [adres 4] , Schaijk
C [adres 5] Overijssel
Gebleken is dat dit adressen zijn van vakantiehuisjes die verdachte heeft geprobeerd te huren op 27 december 2022. Op die datum heeft verdachte een e-mail ontvangen van [naam site] waarin de reservering van het vakantiehuisje in Vortum-Mullem is afgewezen. Op 27 december 2022 heeft verdachte e-mails ontvangen waaruit volgt dat de boekingsaanvraag voor het vakantiehuis in Schaijk is afgewezen en de reservering voor het vakantiehuis in Weerselo is verlopen. Verdachte heeft op
28 december 2022 om 00:07 uur een bericht naar [medeverdachte 5] gestuurd: ‘
a afgewezen’.
Op 5 januari 2023 heeft verdachte een foto gemaakt van het vakantiehuis [adres 2] te Langbroek. Diezelfde dag heeft zij dit vakantiehuis gehuurd en daarvoor een bedrag van € 1.034,00 overgemaakt vanaf haar [naam bank 1] -bankrekening. Enkele uren daarvoor heeft naar die bankrekening een overschrijving van € 2.000,00 vanaf haar [naam bank 2] -bankrekening plaatsgevonden.
Verdachte is op 9 januari 2023 in het vakantiehuis aan de [adres 2] geweest om in te checken. Zij heeft toen telefonische contacten gehad met de verhuurster van de woning en gevraagd hoe het sleutelkastje werkte en later hoe het alarm uitgeschakeld kon worden. Op datzelfde moment heeft de door [medeverdachte 5] gehuurde Citroën C4 gebruik gemaakt van een zendmast die binnen het dekkingsgebied van het vakantiehuis in Langbroek valt. De rechtbank leidt hieruit af, zoals eerder overwogen, dat verdachte met [medeverdachte 5] op genoemde datum bij het vakantiehuis is geweest.
Uit het dossier volgt dat (een aantal) medeverdachten meermaals een bezoek hebben gebracht aan het vakantiehuis op het adres [adres 2] te Langbroek in de dagen voorafgaand en na de ontvoering. Gebleken is dat op verschillende ramen, ondoorzichtige plakfolie is aangebracht.
Ook op 11 januari 2023 heeft verdachte telefonisch contact gehad met de verhuurster van het vakantiehuis in Langbroek. Zij heeft de verhuurster toen laten weten dat alles naar wens was, terwijl gebleken is dat op dat moment niemand in de woning aanwezig was.
Ten aanzien van de tenlastegelegde medeplichtigheid
Dat op 10 januari 2023 de ontvoering van [benadeelde partij 1] heeft plaatsgevonden en dat het door verdachte gehuurde vakantiehuis beoogd was de ontvoerde [benadeelde partij 1] daar naartoe te brengen, staat naar het oordeel van de rechtbank vast.
Uit het dossier blijkt echter niet dat verdachte tijdens de ontvoering op de plaats delict aanwezig was. Zij is in beeld gekomen door het huren van het vakantiehuis waar [benadeelde partij 1] naartoe gebracht zou worden. Dat maakt dat verdachte feitelijk een bijdrage heeft geleverd aan een gepland vervolg op de ontvoering.
De gedragingen van verdachte, zoals hiervoor vermeld onder de feitelijke gang van zaken, roepen vragen op. Daarover heeft verdachte noch bij de politie, noch bij de rechter-commissaris noch ter terechtzitting volledige opening van zaken willen geven. De rechtbank is evenwel van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat het door haar gehuurde vakantiehuis gebruikt zou worden bij een ontvoering. Zij heeft weliswaar opzet gehad op het verschaffen van een middel als bedoeld in artikel 48 Sr, maar niet het opzet op dan wel bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het ten laste gelegde gronddelict van ontvoering door de medeverdachten zou worden gepleegd. Dat maakt dat bij verdachte het voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving vereiste ‘dubbele opzet’ niet is voldaan. Dit betekent dat ook het subsidiair ten laste gelegde niet is bewezen en dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

5.De benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben in dit strafproces schadevergoeding gevorderd:
  • het slachtoffer [benadeelde partij 1] ,
  • de moeder van het slachtoffer [benadeelde partij 2] .
Hun vorderingen tot schadevergoeding hebben betrekking op verschillende soorten schade, waaronder ook zogenoemde schokschade.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 1.500,00 aan vergoeding van materiële schade (toekomstige medische (reis- en parkeer-)kosten) en € 12.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 1.800,00 aan vergoeding van materiële schade (toekomstige medische (reis- en parkeer-)kosten en kapotte telefoon) en € 7.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partijen zullen in hun vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt vrijgesproken van het aan haar ten laste gelegde feit.

6.Beslag

6.1.
De in beslag genomen voorwerpen
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023007331-G6310974, Apple);
2. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023007331-G6311019, Zwart, merk: Nokia).
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen iPhone verbeurd te verklaren, nu verdachte met deze telefoon contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 5] rondom het huren van het vakantiehuis. De in beslag genomen Nokia kan wat de officier van justitie betreft aan verdachte worden teruggegeven.
Daarnaast heeft de officier van justitie op grond van artikel 34 lid 2 Sr gevorderd een geldbedrag van € 3.250,00 verbeurd te verklaren.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de in beslag genomen telefoons aan verdachte terug te geven. Het geldbedrag van € 3.250,00 komt volgens de raadsvrouw niet voor verbeurdverklaring in aanmerking. De vordering van de officier van justitie dient daarom te worden afgewezen.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
Nu verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, is de rechtbank van oordeel dat de in beslag genomen telefoons aan verdachte moeten worden teruggegeven. Om diezelfde reden zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 3.250,00 op grond van artikel 34 lid 2 Sr afwijzen.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Verklaart [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023007331-G6310974, Apple)
2. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023007331-G6311019, Zwart, merk: Nokia).
Wijst af de vordering tot verbeurdverklaring van het geldbedrag van € 3.250,00, nu verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 mei 2024.