4.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte van de ten laste gelegde gijzeling dient te worden vrijgesproken, omdat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat het oogmerk van verdachte (en haar medeverdachten) gericht was op een ander te dwingen iets wel of niet te doen.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, eveneens van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met haar medeverdachten bij de ten laste gelegde ontvoering. Verdachte heeft met haar handelen geen intellectuele dan wel materiële bijdrage van dusdanig gewicht geleverd dat zij als medepleger van de ontvoering kan worden aangemerkt. Dat maakt dat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Vervolgens is de vraag aan de orde of sprake is van medeplichtigheid zoals onder feit 1 subsidiair ten laste gelegd.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op haar handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2º van het Wetboek van Strafrecht (Sr), maar ook dat haar opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de daders gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de daders verrichte handelingen, ook als het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
Feitelijke gang van zaken
Op 10 januari 2023 omstreeks 08:39 uur krijgt de politie melding van een ontvoering van een jongen in de wijk De Pijp in Amsterdam. Een getuige hoorde geschreeuw en zag dat een jongen schuin tegenover een woning aan de Jan Steenstraat [huisnummer 1] door twee mannen in de laadruimte van een wit busje, voorzien van kenteken [kentekennummer] , werd geduwd. Een andere getuige zag ook een witte bus staan en hoorde iemand om hulp roepen. Nadat een man aan de bestuurderskant van de bus was ingestapt, reed de bus weg. Op de ring-deurbel van huisnummer [huisnummer 2] bleek dezelfde ochtend een wit zakje te zijn geplakt. Daarnaast wordt de capuchon van de jas van het slachtoffer, [benadeelde partij 1] op straat gevonden. Wanneer de politie ter plaatse komt, wordt de moeder van [benadeelde partij 1] door hem gebeld. [benadeelde partij 1] zegt tegen haar dat het een ‘
prank’ (de rechtbank begrijpt: een grap) is en dat hij naar huis komt.
Nadat verbalisanten via het Operationeel Centrum een melding hebben gekregen over de ontvoering met de opdracht om uit te kijken naar een voertuig met kenteken [kentekennummer] (een Fiat Talento), ziet de politie het voertuig met genoemd kenteken op de A1 richting Hilversum rijden. Nadat het voertuig de Rijksweg A27 op is gereden, geeft de politie het voertuig een stopteken, waaraan de bestuurder voldoet. De bestuurder, later geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 1] , verlaat het voertuig. In de laadruimte van de bus blijken nog drie andere personen te zitten, onder wie medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . De derde inzittende betreft het slachtoffer [benadeelde partij 1] . Hij verlaat geboeid, mank lopend en suf het voertuig. [benadeelde partij 1] is in totaal 40 minuten van zijn vrijheid beroofd geweest en is in die periode onder andere geboeid en gemaskerd en heeft een gag-ball in zijn mond gekregen.
Na de aanhouding van de medeverdachten hebben de verbalisanten in de Fiat Talento verschillende telefoons aangetroffen, waaronder twee telefoons van het merk Samsung, type A032F-DS. In de fouillering van medeverdachte [medeverdachte 2] werd een derde telefoon aangetroffen van het merk Samsung type A032F-DS. De toestellen beschikten over de applicatie ‘Signal’ met daarin een groeps-chat genaamd ‘Holland’ bestaande uit vijf personen, waarin iedere deelnemer de naam van een Europees land had. De namen van de telefoons die in het voertuig en in de fouillering zijn aangetroffen betroffen: ‘Spanje’, ‘Frankrijk’ en ‘Portugal’.
In het toestel genaamd ‘Spanje’ werd een zoekvraag naar het adres [adres 2] aangetroffen. In het toestel genaamd ‘Frankrijk’ werd een afbeelding met een gepinde locatie aangetroffen, te weten [adres 2] . Uit nader onderzoek aan het toestel ‘Frankrijk’ bleek dat ook met dat toestel was gezocht naar het adres [adres 2] . De politie stelt vast dat het hier gaat om het adres: [adres 2] te Langbroek. Ook blijkt dat er via de applicatie Signal berichten zijn verstuurd met de bij de ontvoering betrokken telefoons van het merk Samsung. Kort voordat de inzittenden van de bus werden aangehouden, stuurde één van de inzittenden in de bus naar de bestuurder het bericht: ‘
Ga niet naar die plek’.
Uit nader onderzoek is gebleken dat op het adres [adres 2] te Langbroek een vakantiehuis (voor acht personen) is gevestigd, dat op 5 januari 2023 voor de periode van 9 januari 2023 tot en met 13 januari 2023 door verdachte is gehuurd. Verdachte heeft bekend dat zij dit vakantiehuis heeft gehuurd, naar eigen zeggen voor een kennis die daar met zijn familie zou verblijven. Deze kennis kon het huis zelf niet huren, omdat hij onder bewind zou staan. Verdachte heeft niet willen verklaren wie deze kennis is.
Uit het dossier blijkt dat verdachte meermalen contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 5] . Op 23 december 2022 heeft [medeverdachte 5] het telefoonnummer van verdachte opgeslagen in zijn telefoon en haar op diezelfde dag gebeld. Ook op
27 december 2022 is er contact geweest tussen verdachte en [medeverdachte 5] en heeft een contante storting plaatsgevonden van € 2.250,00 op de [naam bank 2] -bankrekening van verdachte. Tevens heeft zij die dag voor het eerst gebeld en gemaild naar [naam site] , een verhuurorganisatie van vakantiehuisjes.
Ook [persoon] , de vriendin van [medeverdachte 5] , heeft op 27 december 2022 naar vakantiehuisjes gezocht. Daarnaast volgt uit het dossier dat verdachte en [persoon] in deze periode contact met elkaar hebben gehad.
Op de avond van 27 december 2022 heeft [medeverdachte 5] in zijn telefoon een notitie gemaakt met de volgende tekst:
A [adres 3] Vortum-Mullem
B [adres 4] , Schaijk
C [adres 5] Overijssel
Gebleken is dat dit adressen zijn van vakantiehuisjes die verdachte heeft geprobeerd te huren op 27 december 2022. Op die datum heeft verdachte een e-mail ontvangen van [naam site] waarin de reservering van het vakantiehuisje in Vortum-Mullem is afgewezen. Op 27 december 2022 heeft verdachte e-mails ontvangen waaruit volgt dat de boekingsaanvraag voor het vakantiehuis in Schaijk is afgewezen en de reservering voor het vakantiehuis in Weerselo is verlopen. Verdachte heeft op
28 december 2022 om 00:07 uur een bericht naar [medeverdachte 5] gestuurd: ‘
a afgewezen’.
Op 5 januari 2023 heeft verdachte een foto gemaakt van het vakantiehuis [adres 2] te Langbroek. Diezelfde dag heeft zij dit vakantiehuis gehuurd en daarvoor een bedrag van € 1.034,00 overgemaakt vanaf haar [naam bank 1] -bankrekening. Enkele uren daarvoor heeft naar die bankrekening een overschrijving van € 2.000,00 vanaf haar [naam bank 2] -bankrekening plaatsgevonden.
Verdachte is op 9 januari 2023 in het vakantiehuis aan de [adres 2] geweest om in te checken. Zij heeft toen telefonische contacten gehad met de verhuurster van de woning en gevraagd hoe het sleutelkastje werkte en later hoe het alarm uitgeschakeld kon worden. Op datzelfde moment heeft de door [medeverdachte 5] gehuurde Citroën C4 gebruik gemaakt van een zendmast die binnen het dekkingsgebied van het vakantiehuis in Langbroek valt. De rechtbank leidt hieruit af, zoals eerder overwogen, dat verdachte met [medeverdachte 5] op genoemde datum bij het vakantiehuis is geweest.
Uit het dossier volgt dat (een aantal) medeverdachten meermaals een bezoek hebben gebracht aan het vakantiehuis op het adres [adres 2] te Langbroek in de dagen voorafgaand en na de ontvoering. Gebleken is dat op verschillende ramen, ondoorzichtige plakfolie is aangebracht.
Ook op 11 januari 2023 heeft verdachte telefonisch contact gehad met de verhuurster van het vakantiehuis in Langbroek. Zij heeft de verhuurster toen laten weten dat alles naar wens was, terwijl gebleken is dat op dat moment niemand in de woning aanwezig was.
Ten aanzien van de tenlastegelegde medeplichtigheid
Dat op 10 januari 2023 de ontvoering van [benadeelde partij 1] heeft plaatsgevonden en dat het door verdachte gehuurde vakantiehuis beoogd was de ontvoerde [benadeelde partij 1] daar naartoe te brengen, staat naar het oordeel van de rechtbank vast.
Uit het dossier blijkt echter niet dat verdachte tijdens de ontvoering op de plaats delict aanwezig was. Zij is in beeld gekomen door het huren van het vakantiehuis waar [benadeelde partij 1] naartoe gebracht zou worden. Dat maakt dat verdachte feitelijk een bijdrage heeft geleverd aan een gepland vervolg op de ontvoering.
De gedragingen van verdachte, zoals hiervoor vermeld onder de feitelijke gang van zaken, roepen vragen op. Daarover heeft verdachte noch bij de politie, noch bij de rechter-commissaris noch ter terechtzitting volledige opening van zaken willen geven. De rechtbank is evenwel van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat het door haar gehuurde vakantiehuis gebruikt zou worden bij een ontvoering. Zij heeft weliswaar opzet gehad op het verschaffen van een middel als bedoeld in artikel 48 Sr, maar niet het opzet op dan wel bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het ten laste gelegde gronddelict van ontvoering door de medeverdachten zou worden gepleegd. Dat maakt dat bij verdachte het voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving vereiste ‘dubbele opzet’ niet is voldaan. Dit betekent dat ook het subsidiair ten laste gelegde niet is bewezen en dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.