5.3Oordeel van de rechtbank
Naar de rechtbank begrijpt heeft de raadsvrouw willen betogen dat het niet aanhouden van de
behandeling van het overleveringsverzoek en het toestaan van de overlevering tot gevolg kan hebben dat de straffen in Polen tenuitvoergelegd worden, hetgeen in strijd zou komen met het evenredigheidsbeginsel en bovendien tot een grondrechtenschending zou leiden.
De rechtbank heeft het aanhoudingsverzoek ter zitting van 23 april 2024 afgewezen. Daarnaast komt de rechtbank tot het oordeel dat de overlevering kan worden toegestaan. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd maakt dit niet anders. De rechtbank acht hiervoor het volgende redengevend.
Het stelsel van de OLW is, op de voet van het daaraan ten grondslag liggende Kaderbesluit, gebaseerd op het uitgangspunt dat het gebruik van de bevoegdheden tot overlevering, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit te verwezenlijken. De rechtbank verwijst naar de hierna geciteerde rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ).
Uit het stelsel van overlevering en een kaderbesluitconforme uitleg volgt dat een evenredigheidsafweging in beginsel is ingebed in de afweging tot uitvaardiging van een EAB. Het besluit van de Poolse rechter om in deze zaak een EAB uit te vaardigen gaat niet verder dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit – het voorkomen van straffeloosheid – te verwezenlijken. Hiermee is de evenredigheid van de uitvaardiging van het EAB gegeven. Wat de raadsvrouw heeft aangevoerd maakt dit niet anders. De tenuitvoerlegging van het EAB kan onder uitzonderlijke omstandigheden onevenredig worden geacht ten opzichte van de opgeëiste persoon, maar van dergelijke omstandigheden is in dit geval niet gebleken.
Uit hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd volgt ook niet, dat het toestaan van overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen - een grondrechtenschending op zou leveren.
De raadsvrouw heeft verwezen naar artikel 49, derde lid, Handvest, dat luidt:
De zwaarte van de straf mag niet onevenredig zijn aan het strafbare feit.
Niet aanhouden en (dus) toestaan van de overlevering is volgens de raadsvrouw in strijd met artikel 49, derde lid, Handvest, omdat de opgeëiste persoon dan een vrijheidsstraf van in totaal drie-en-een-half jaar moet uitzitten.
De rechtbank verwijst echter naar het arrest van het HvJ van 14 juli 2022waarin is geoordeeld:
65 Om te beginnen wordt in het bij kaderbesluit 2002/584 ingevoerde systeem de naleving van het evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen namelijk gewaarborgd door de rechterlijke autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat. Het Hof heeft verklaard dat het waarborgen van de rechten van de betrokkene wiens overlevering wordt verzocht in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de uitvaardigende lidstaat is [arresten van 23 januari 2018, Piotrowski, C 367/16, EU:C:2018:27, punt 50, en 6 december 2018, IK (Uitvoering van een bijkomende straf), C 551/18 PPU, EU:C:2018:991, punt 66].
66 Voorts komt, zoals de advocaat-generaal in punt 63 van zijn conclusie heeft opgemerkt, het mogelijk onevenredige karakter van de in de uitvaardigende lidstaat opgelegde straf niet voor in de gronden tot verplichte en facultatieve weigering van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel die worden vermeld in de artikelen 3, 4 en 4 bis van kaderbesluit 2002/584.
Reeds hierom treft het verweer geen doel. Het is in het licht van punt 66 immers niet aan de rechtbank als uitvoerende rechterlijke autoriteit, om in het kader van de overleveringsprocedure, en in een zaak als de onderhavige, een oordeel te vellen over de (on)evenredigheid van de aan de opgeëiste persoon in Polen opgelegde straffen. Gelet hierop levert een weigering om de beslissing op het overleveringsverzoek aan te houden en het toestaan van overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen geen schending van haar grondrechten op.
Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat de omstandigheid dat er een nieuw (executie)EAB ten behoeve van de opgeëiste persoon is uitgevaardigd ook voor het (nog) niet afdoen van het onderhavige overleveringsverzoek pleit omdat dit nieuwe EAB hoe dan ook aan feitelijke overlevering in de weg staat, overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het nieuwe EAB geen beletsel op voor feitelijke overlevering. Evenmin is sprake van overmacht. Ten slotte bestaat voor de Poolse justitiële autoriteit de mogelijkheid om na overlevering van de opgeëiste persoon een verzoek om aanvullende toestemming in te dienen waarop door de rechtbank kan worden beslist.