ECLI:NL:RBAMS:2024:2634

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
C/13/734939 / HA ZA 23-550
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft eiseres [eiseres] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde 1] wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De zaak betreft werkzaamheden aan de woning van eiseres, die niet naar behoren zijn uitgevoerd. Eiseres vordert schadevergoeding voor herstelwerkzaamheden, terwijl gedaagde betwist dat er sprake is van tekortkomingen en vordert op haar beurt betaling voor extra werkzaamheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij niet adequaat heeft gereageerd op de klachten van eiseres en niet de gelegenheid heeft geboden om gebreken te herstellen. De rechtbank heeft de vordering van eiseres tot schadevergoeding toegewezen, met een totaalbedrag van € 16.270,78, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering in reconventie van gedaagde is afgewezen, omdat gedaagde niet heeft aangetoond dat eiseres opdracht heeft gegeven voor meerwerk. De proceskosten zijn voor gedaagde, die grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/734939 / HA ZA 23-550
Vonnis van 8 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats 2] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.G. Blokziel,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde 1],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
en haar vennoten
2.
[gedaagde 2],
wonende in [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende in [woonplaats 1] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A.M. van der Zwart.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde 1] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 juni 2023 met producties,
  • de conclusie van antwoord met daarin de eis in reconventie, met producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het tussenvonnis van 4 oktober 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 december 2022 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

[gedaagde 1] heeft in opdracht van [eiseres] werkzaamheden aan haar woning uitgevoerd. [eiseres] is niet tevreden over het geleverde werk. Diverse klussen zijn niet goed gedaan. Om dat werk te laten herstellen zodat het wel goed is, moet [eiseres] kosten maken. Voor die kosten wil zij schadevergoeding van [gedaagde 1] . [gedaagde 1] vindt dat zij geen fouten heeft gemaakt bij de klus. Dus hoeft ze ook geen schadevergoeding te betalen. Bovendien heeft [gedaagde 1] niet de gelegenheid gekregen om de gebreken zelf te herstellen. De bedragen die [eiseres] als schade opvoert zijn verder ook veel te hoog. [gedaagde 1] vordert op haar beurt betaling van facturen voor extra werk dat ze in opdracht van [eiseres] heeft gedaan. [eiseres] ontkent dat ze opdracht heeft gegeven tot extra werk. Bovendien had [gedaagde 1] haar moeten waarschuwen als de afgesproken aanneemsom hoger zou uitvallen.
De rechter vindt dat [gedaagde 1] op een aantal punten geen goed werk heeft geleverd. Zij heeft voldoende gelegenheid gekregen om dit op te lossen, maar dat niet gedaan. Dus moet zij daarvoor schadevergoeding betalen. De tegenvordering van [gedaagde 1] van het meerwerk wijst de rechtbank af, omdat [gedaagde 1] [eiseres] voor hogere kosten had moeten waarschuwen en dat heeft ze niet gedaan.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] is eigenaar van een woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats 2] .
3.2.
[eiseres] en [gedaagde 1] hebben een aanneemovereenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde 1] diverse werkzaamheden ging uitvoeren aan de woning van [eiseres] voor een bedrag van € 19.196,65. De aanneemovereenkomst is gebaseerd op de offerte voor dit bedrag van 21 juni 2022.
3.3.
[eiseres] heeft het totaalbedrag van € 19.196,65 voldaan voor aanvang van de werkzaamheden. De werkzaamheden zijn uitgevoerd door en/of onder aanvoering van
[gedaagde 3] , een vennoot van [gedaagde 1] . Op 28 augustus 2022 heeft [gedaagde 1] de laatste werkzaamheden verricht.
3.4.
[eiseres] heeft [gedaagde 1] op 1 september 2022 een e-mail gestuurd met schade en werkzaamheden die volgens haar niet goed zijn uitgevoerd. Zij verzoekt [gedaagde 1] daarin om contact op te nemen met haar aansprakelijkheidsverzekering en vraagt om een oplossing. Daarna volgen meerdere e-mails over en weer, waaronder een factuur van [gedaagde 1] voor meerwerk.
3.5.
[eiseres] heeft op 21 oktober 2022 een bouwinspecteur van Bouwcentrum Advies CV (hierna: Bouwcentrum Advies) laten langskomen om het werk van [gedaagde 1] te inspecteren. Daarvan heeft Bouwcentrum Advies een rapport uitgebracht.
3.6.
Op 16 januari 2023 vindt een contra-expertise plaats door Abo-Bouwmanagement B.V., ingeschakeld door [gedaagde 1] . Ook Abo-Bouwmanagement heeft hiervan een rapport uitgebracht.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[eiseres] vordert samengevat dat de rechtbank bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
I. voor recht verklaart dat [gedaagde 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld,
II. voor recht verklaart dat de verbintenis tot nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding,
III. [gedaagde 1] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 33.208, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2023,
IV. [gedaagde 1] veroordeelt in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde 1] de overeenkomst niet (goed) is nagekomen omdat zij het werk niet goed heeft uitgevoerd. Daardoor heeft [eiseres] schade. Die schade bestaat uit € 30.060,00 voor herstelwerkzaamheden zoals begroot, € 1.170,78 aan gemaakte kosten voor herstel elektra en € 825,00 aan kosten voor de deskundigen. [eiseres] wil een schadevergoeding in plaats van nakoming van de overeenkomst.
4.3.
[gedaagde 1] betwist dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Ter onderbouwing verwijst zij naar het rapport van Abo-Bouwmanagement, waarin staat dat de werkzaamheden goed en deugdelijk zijn verricht en dat de door [eiseres] opgevoerde schades buitensporig hoog en onjuist zijn. Bovendien is [gedaagde 1] niet in verzuim en heeft [eiseres] geen geldige omzettingsverklaring gestuurd.
in reconventie
4.4.
[gedaagde 1] vordert samengevat dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiseres] veroordeelt tot betaling van
€ 3.191,98, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart tot de dag der algehele voldoening,
€ 444,22 aan buitengerechtelijke incassokosten,
de proces- en nakosten.
4.5.
[gedaagde 1] baseert haar vordering op werkzaamheden die zij op verzoek van [eiseres] heeft verricht boven op de werkzaamheden die oorspronkelijk waren afgesproken. Het gaat om een bedrag van € 3.191,98. De factuur van 21 september 2022 moest uiterlijk op 5 oktober 2022 betaald worden. [gedaagde 1] heeft [eiseres] met de brief van 27 februari 2023 in gebreke gesteld en gemaand om binnen veertien dagen te betalen. Dat is niet gebeurd, waardoor [eiseres] sinds 14 maart 2023 in verzuim is.
4.6.
Volgens [eiseres] is de handelsrechter onbevoegd om over de vordering in reconventie te beslissen. Verder betwist [eiseres] dat zij opdracht heeft gegeven voor meerwerk. [gedaagde 1] heeft ook nooit gewaarschuwd voor meer kosten.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
Als de schuldenaar, in dit geval [gedaagde 1] , tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst is zij verplicht de daardoor door [eiseres] , geleden schade te vergoeden. Als nakoming nog mogelijk is kan [eiseres] de verplichting tot nakoming van de overeenkomst omzetten in vervangende schadevergoeding als (i) de schuldenaar in verzuim is en (ii) de schuldeiser ( [eiseres] ) schriftelijk meedeelt dat zij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert. [1]
5.2.
In deze zaak staat tussen partijen ter discussie:
of [gedaagde 1] tekort is geschoten bij de uitvoering van haar werkzaamheden,
of [eiseres] daardoor schade heeft geleden, en zo ja hoe groot die schade is,
of [gedaagde 1] in verzuim is geraakt en
of [eiseres] de omzetting in vervangende schadevergoeding schriftelijk heeft meegedeeld.
De rechtbank ziet in de standpunten van partijen aanleiding om eerst te beoordelen of [gedaagde 1] in verzuim is geraakt (3), daarna of er een schriftelijke mededeling in de zin van artikel 6:87 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft plaatsgevonden (4). Daarna gaat de rechtbank in op de vraag of sprake is van tekortkomingen en of, en zo ja welke schade [eiseres] daardoor heeft geleden (1 en 2).
[gedaagde 1] is in verzuim
5.3.
Verzuim treedt in als de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hij een redelijke termijn voor de nakoming krijgt, maar daarvan geen gebruik maakt. Ook zonder ingebrekestelling kan sprake zijn van verzuim. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn als de schuldenaar ( [gedaagde 1] ) niet of niet toereikend reageert op een verzoek van de schuldeiser ( [eiseres] ) om zich binnen een redelijke termijn uit te laten over hoe en op welke termijn zij de gebreken zal herstellen. [2]
5.4.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 1] in verzuim is. [eiseres] heeft [gedaagde 3] , haar aanspreekpunt bij [gedaagde 1] , meerdere e-mails gestuurd, waarin zij hem verzoekt om met een oplossing te komen voor de ontstane problemen. Dat heeft zij als eerst gedaan op 1 september 2022. [eiseres] schrijft dan dat ze [gedaagde 1] aansprakelijk stelt voor schade en verzoekt haar om binnen acht dagen met een oplossing te komen voor de gebreken. [gedaagde 3] antwoordt dat hij met vakantie is en later zal reageren. [eiseres] laat weten dat zij voor 20 september 2022 graag een oplossing hoort voor de problemen. Vervolgens heeft zij op 25 september 2022 [gedaagde 3] opnieuw gevraagd om, bij wijze van laatste kans, vóór 28 september 2022 met een reactie te komen. [gedaagde 3] heeft in de periode van 1 tot en met 28 september 2022 geen inhoudelijke reactie gegeven. Wel heeft hij op 21 september 2022 een meerwerkfactuur gestuurd. Gezien deze omstandigheden heeft [gedaagde 1] niet toereikend gereageerd op de verzoeken van [eiseres] om met een oplossing te komen. Daarom is [gedaagde 1] zonder ingebrekestelling in verzuim vanaf het verstrijken van de laatste termijn op 28 september 2022. Het verweer van [gedaagde 1] dat [eiseres] in schuldeisersverzuim zou zijn geraakt omdat ze het aanbod tot herstel in februari 2023 niet heeft geaccepteerd gaat dan ook niet op. [gedaagde 1] was toen zelf al geruime tijd in verzuim, waardoor van een later ingetreden schuldeisersverzuim op dit punt geen sprake kan zijn.
De dagvaarding is een omzettingsverklaring
5.5.
De rechtbank vindt dat de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 22 december 2022 geen omzettingsverklaring is, omdat daarin niet staat dat de verbintenis wordt omgezet in een schadevergoeding. In de dagvaarding heeft [eiseres] om een vervangende schadevergoeding gevraagd, waardoor de dagvaarding als omzettingsverklaring wordt aangemerkt.
Tekortkomingen en schade
5.6.
Daarmee is de rechtbank toegekomen aan de vraag of er sprake is van tekortkomingen in de uitvoering van het werk door [gedaagde 1] . Partijen verschillen daarover van mening. De bewijslast van het bestaan van tekortkomingen rust op [eiseres] . Daarbij is van belang wat partijen hebben afgesproken over de werkzaamheden die [gedaagde 1] zou verrichten. Over de meeste hierna te bespreken werkzaamheden zijn partijen het eens dat ze zijn afgesproken (of dat nu in de initiële offerte is of als meerwerk). Als partijen het niet eens zijn over de afgesproken werkzaamheden van een post, wordt dat hierna expliciet beoordeeld. De vraag of [eiseres] voor bepaalde werkzaamheden extra betaling verschuldigd is (meerwerk) komt verderop bij de beoordeling in reconventie aan de orde. De vordering tot schadevergoeding voor een vlek op het aanrecht heeft [eiseres] op de zitting ingetrokken.
5.7.
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat het werk is opgeleverd. Voor zover [gedaagde 1] daarmee het verweer heeft willen voeren dat het werk gezamenlijk is gekeurd en [eiseres] daarom nu geen punt meer kan maken van de gebreken, slaagt dit niet. [gedaagde 3] heeft op de zitting gezegd dat hij geen rondje langs de werkzaamheden heeft gelopen met [eiseres] en [eiseres] heeft ook betwist dat het werk gezamenlijk is gekeurd en dat zij het werk heeft aanvaard. [gedaagde 1] heeft haar stelling op dit punt dus niet onderbouwd.
5.8.
Beide partijen hebben een rapport van een deskundige in het geding gebracht. [eiseres] heeft aangevoerd dat het rapport van Abo-Bouwmanagement van [gedaagde 1] van onvoldoende kwaliteit is, omdat in het rapport stellingen van [gedaagde 3] zijn overgenomen die niet tot de waarneming van een deskundige kunnen behoren. De rechtbank ziet dat ook, maar dat leidt niet tot de conclusie dat de deskundige niet meer of onvoldoende deskundig is op het gebied waarover hij wordt bevraagd. Ook de bevindingen van Abo-Bouwmanagement worden dus betrokken in de beoordeling.
De spoelbak
5.9.
[eiseres] vordert een bedrag van € 250 voor krassen in de rvs spoelbak. [eiseres] heeft gesteld dat het werk op 28 augustus 2022 af was. Zij heeft daarna schoongemaakt en toen ze de kras zag, heeft ze de kras meteen, al vóór 1 september 2022, gemeld aan [gedaagde 3] . Volgens [gedaagde 1] is de kras pas ontstaan tijdens het schoonmaken door [eiseres] . Gezien de korte tijd tussen 28 augustus 2022 en ‘vóór 1 september 2022’ vindt de rechtbank het aannemelijk dat de kras is veroorzaakt door of onder verantwoordelijkheid van [gedaagde 1] . [gedaagde 1] heeft dat onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele stelling dat [eiseres] die kras ook zelf kan hebben veroorzaakt bij het schoonmaken is daarvoor onvoldoende. De kras in de spoelbak is een tekortkoming in de nakoming en [gedaagde 1] dient de schade daarvoor te vergoeden. De gestelde hoogte van de schade € 250 is niet betwist.
5.10.
De conclusie is dat [gedaagde 1] de schade aan de spoelbak van € 250 moet vergoeden.
Tegelwerk
5.11.
[eiseres] vordert een bedrag van € 1.800 voor voegwerk van de tegels op de keukenwand onder verwijzing naar het rapport van Bouwcentrum Advies. De schade aan de tegels is volgens haar ontstaan door meerdere tekortkomingen.
5.12.
Het eerste gestelde gebrek is dat er een randje onder het keukenkastje is, waar niet is gevoegd, terwijl dat wel had gemoeten. [gedaagde 1] erkent dat daar niet is gevoegd, en dat dat normaal gesproken wel hoort. [gedaagde 1] heeft echter aangevoerd dat met de partner van [eiseres] een andere afspraak is gemaakt, namelijk om de rand niet te voegen. Omdat [gedaagde 1] zich op een andere afspraak beroept en [eiseres] die afspraak ontkent moet [gedaagde 1] feiten aanvoeren en onderbouwen waar die afspraak uit blijkt. [gedaagde 1] heeft daarvoor een verklaring van de tegelzetter [naam 2] overgelegd waarin hij schrijft dat de partner van [eiseres] , [naam 1] , heeft gezegd dat het niet nodig was om nog een smalle reep tegel te maken. Dit omdat het keukenkastje nog goed geïnstalleerd moest worden en [naam 1] het kastje wat lager zou laten ophangen zodat het kastje precies op een hele tegel uit zou komen. [eiseres] heeft de afspraak betwist.
5.13.
De rechtbank vindt die enkele betwisting, afgezet tegen de specifieke verklaring van tegelzetter [naam 2] , te weinig onderbouwd. De rechtbank gaat dus uit van de afspraak zoals door [naam 2] verwoord en neemt op dit punt geen tekortkoming van [gedaagde 1] aan.
5.14.
Het tweede gebrek dat [eiseres] stelt is dat de randen van het tegelwerk niet zijn afgewerkt met profielen. [gedaagde 1] zegt dat dat klopt en dat de afspraak tussen partijen was dat [eiseres] zou zorgen voor het materiaal waarmee moest worden afgewerkt. Volgens [gedaagde 1] waren onvoldoende materialen (profielen) aanwezig om het werk af te werken. [eiseres] zegt op haar beurt dat dit weliswaar de afspraak was, maar dat de tegelzetter dan had moeten zeggen dat materiaal voor de afwerking ontbrak, zodat [eiseres] de materialen kon inkopen en het werk afgewerkt kon worden zoals het hoort.
5.15.
De rechtbank oordeelt dat voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde 1] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst op dit punt. Van een aannemer mag verwacht worden dat als er een tekort aan materialen ontstaat, hij daar de opdrachtgever over inlicht, zodat deze de materialen kan aanvullen en het werk kan worden afgemaakt. Door dit niet te doen, is [gedaagde 1] tekort geschoten in de nakoming. Het (niet) handelen van de tegelzetter, een onderaannemer van [gedaagde 1] , valt onder de verantwoordelijkheid van [gedaagde 1] . [3]
5.16.
Het volgende gebrek volgens [eiseres] zijn breedteverschillen in het voegwerk. Er is een klein stuk voegwerk (links van de rvs-plaat) waarvan [gedaagde 1] op de zitting heeft erkend dat dit niet is zoals het hoort. Voor dat kleine stuk is dus sprake van een tekortkoming in de nakoming. Met betrekking tot het stuk rechts van de rvs-plaat heeft [gedaagde 1] aangevoerd dat Abo-Bouwmanagement heeft geconstateerd dat dit verwaarloosbaar is en er dus geen sprake is van een gebrek. [eiseres] heeft tegen dit argument niets ingebracht. Zij heeft niet duidelijk gemaakt hoezeer de voegbreedte verschilt. In het rapport van Bouwcentrum Advies zit hiervan geen foto. Daarom heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat aan de rechterkant van de rvs-plaats sprake is van een daadwerkelijk niet te verwaarlozen gebrek in het tegelwerk. De vordering komt op dit punt niet voor toewijzing in aanmerking.
5.17.
[eiseres] vordert voor de besproken gebreken in het tegelwerk op basis van het rapport van Bouwcentrum Advies € 1.800 schade. Dit bedrag is opgebouwd uit verschillende posten. De kosten voor het afwerken van de tegelranden zijn daarin € 400. Die post wijst de rechtbank toe. Het herstel van het voegwerk (alleen) links van de rvs-plaat is op die berekening niet uitgesplitst. De rechtbank begroot de herstelkosten hiervoor ook op € 400, op basis van de in het rapport gebruikte bedragen. Samen wordt dus € 800 toegewezen als schade voor tekortkomingen in het tegelwerk.
5.18.
Verder heeft [eiseres] gesteld dat er vlekken op het tegelwerk zitten, waarvoor zij € 250 aan schadevergoeding vordert. Bouwcentrum Advies schrijft dat het gaat om aluminium profielen die niet snel genoeg gereinigd zijn. [gedaagde 1] heeft niet betwist dat er vlekken zijn ontstaan, maar gesteld dat [eiseres] het voegsel zelf een dag na het zetten had moeten reinigen. De tegelzetter zou dat ook tegen [eiseres] hebben gezegd. Bovendien zijn de vlekken eenvoudig te reinigen met Alu Cleaner.
5.19.
De rechtbank oordeelt dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Als je iemand opdracht geeft om tegelwerk te verrichten, dan mag je verwachten dat je tegels krijgt zonder vlekken. Als het ontstaan van vlekken voorkomen kan worden of de vlekken eenvoudig verwijderd kunnen worden met een daarvoor bestemde vloeistof, dan ligt het op de weg van de aannemer om daarover advies te geven en de vloeistof daarvoor te leveren. [gedaagde 1] heeft wel gesteld dat tegen [eiseres] gezegd zou zijn dat zij het zelf moest schoonmaken, maar [eiseres] heeft dat ontkend. Uit de verklaring van de tegelzetter blijkt alleen dat hij vindt dat [eiseres] het had moeten schoonmaken, maar niet dat dat ook aan haar is meegedeeld. De rechtbank stelt dus vast dat [eiseres] geen instructies heeft gekregen over de vlekken op de tegels. Daarom is sprake van een tekortkoming. De schadepost wordt toegewezen, maar het bedrag wordt gematigd. Door [gedaagde 1] is namelijk betwist dat de kosten voor het verwijderen van de vlek (de daarvoor benodigde vloeistof) € 250 zijn. De rechtbank schat de kosten daarvoor op € 50.
5.20.
De conclusie is dat [gedaagde 1] de schade aan het tegelwerk van € 850 moet vergoeden. De rest van de post tegelwerk wijst de rechtbank af. Voor zover [gedaagde 1] zich erop heeft beroepen dat het hier niet om afspraken uit de offerte gaat, maar om meerwerk, wordt dat standpunt hierna bij de beoordeling van de eis in reconventie besproken.
Stopcontact
5.21.
[eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde 1] een stopcontact te dicht bij een kraan en een waterleiding heeft gemonteerd. In het rapport van Bouwcentrum Advies is een foto opgenomen, waarop te zien is dat het betreffende stopcontact meteen naast een kraan en waterleiding is geplaatst. Dat is niet conform de toepasselijke NEN norm, NEN 1010.
5.22.
[gedaagde 1] heeft erkend dat zij het stopcontact te dicht bij de kraan heeft gemonteerd. [gedaagde 1] heeft aangegeven dat het eigenlijk in een kastje moest, maar dat kastje was kleiner dan verwacht.
5.23.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 1] op dit punt is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst, omdat [eiseres] ervan uit mag gaan dat het stopcontact conform de toepasselijke regelgeving wordt geplaatst, maar dat niet is gebeurd. Maar er wordt geen schadevergoeding toegewezen voor dit gebrek. Uit de factuur die [eiseres] ter onderbouwing van haar schade in het geding heeft gebracht, blijkt niet dat er kosten zijn gemaakt voor het verplaatsen van het stopcontact. [eiseres] heeft hiermee onvoldoende onderbouwd dat zij op dit punt schade heeft geleden.
5.24.
De conclusie is dat deze schadepost wordt afgewezen.
Stuccen over vochtige muren
5.25.
[eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde 1] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst door te stuccen over keukenmuren die vochtig waren. [gedaagde 1] heeft betwist dat de muren vochtig waren. Zij deed de werkzaamheden namelijk in de zomer van 2022. Toen was het heel warm. Er was geen vocht zichtbaar of te ruiken.
5.26.
Gelet op de betwisting door [gedaagde 1] heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat op dit punt sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [gedaagde 1] . De rechtbank kan niet vaststellen dat de muren op dat moment vochtig waren of dat het zodanig naar vocht rook dat de stukadoor het wel moest merken en in elk geval een vochtmeting had moeten doen.
5.27.
De conclusie is dat deze schadepost wordt afgewezen.
Stucwerk bij wandcontactdoos (wcd) en thermostaat vloerverwarming
5.28.
[eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat het stucwerk bij de wcd en de thermostaat van de vloerverwarming niet vlak is, terwijl het dat wel hoort te zijn. Zij heeft daarbij verwezen naar het rapport van Bouwcentrum Advies. Volgens [eiseres] moet dat werk dus opnieuw en zijn de kosten daarvan € 3.000.
5.29.
[gedaagde 1] heeft niet betwist dat een stuk van het stucwerk niet vlak was. [gedaagde 1] voert aan dat de schilder van [eiseres] dit had moeten vereffenen. Het gaat volgens [gedaagde 1] om een stuk van slechts 10 cm, waardoor de opgevoerde herstelkosten van € 3.000 buitenproportioneel zijn.
5.30.
De rechtbank oordeelt dat voldoende is onderbouwd dat het stucwerk op deze plek vlak hoort te zijn en het dat niet was. Er is dus sprake van een tekortkoming. [eiseres] heeft op de zitting bevestigd dat de oneffenheid in het stucwerk het stukje tussen de schakelaars betreft. Op het verweer van [gedaagde 1] dat een bedrag van € 3.000 niet in verhouding staat tot het kleine plekje waar het om gaat, heeft [eiseres] niet gereageerd. De rechtbank ziet in de betwisting van [gedaagde 1] aanleiding om het gevorderde bedrag aan herstelkosten aanzienlijk te matigen. De schade wordt geschat op € 500. De rest van deze post wordt afgewezen.
5.31.
De conclusie is dat deze post voor € 500 wordt toegewezen en voor het overige wordt afgewezen.
Vloerverwarming
5.32.
[eiseres] stelt dat [gedaagde 1] de elektrische vloerverwarming onder dekvloer heeft gelegd die, omdat de woning scheef staat, varieert tussen de 5 en 10 cm dikte. Omdat die dekvloer zo dik is werkt de vloerverwarming niet goed. [eiseres] heeft hierbij verwezen naar het rapport van Bouwcentrum Advies. [eiseres] vordert € 6.000 aan schadevergoeding.
5.33.
[gedaagde 1] heeft deze post betwist. Zij wijst op het rapport van Abo-Bouwmanagement. Daarin staat dat het onjuist is dat de vloerverwarming op 10 cm diepte ligt. Zij heeft het nagemeten en komt tot andere, minder lage, dieptes (4-5 cm). De elektrische vloerverwarming functioneert volgens de deskundige van [gedaagde 1] naar behoren. Ook is het volgens deze deskundige onjuist dat de verwarming onder de keuken zou liggen en dat de keuken bij herstel zou moeten worden verwijderd en worden herplaatst.
5.34.
De rechtbank vindt dat [eiseres] voldoende heeft onderbouwd dat de vloerverwarming niet goed is aangelegd waardoor de verwarming niet goed werkt.
5.35.
Bouwcentrum Advies schrijft in haar rapport dat de vloerverwarming onder de dekvloer is aangebracht, tussen de oude en de nieuwe vloer. Op basis van de foto van [eiseres] constateert Bouwcentrum Advies dat de zandcementvloer boven de vloerverwarmingsmatten bijna 10 cm dik is. Het rapport maakt geen melding van eigen metingen door Bouwcentrum Advies. In het rapport staat verder dat elektrische vloerverwarming (de rechtbank begrijpt; normaal gesproken) wordt geplaatst tussen de bovenzijde van de dekvloer en de aan te brengen vloertegel in de tegellijm laag, waarbij wordt verwezen naar de instructies van de fabrikant. Volgens Isso, het kennisinstituut voor de installatie en bouwbranche, moet elektrische vloerverwarming direct onder de tegels worden aangebracht. Omdat een bijna 10 cm dikke laag cement moet worden opgewarmd zal het lang duren voordat de vloerverwarming als warmtebron wordt ervaren, waarbij veel warmte verloren gaat door de grote massa, aldus steeds Bouwcentrum Advies.
5.36.
[eiseres] heeft ook verwezen naar een opgenomen telefoongesprek met de fabrikant van de vloerverwarming. In dat telefoongesprek legt [eiseres] uit dat er in delen van haar vloer een laag van meer dan 5 cm dekvloer boven de vloerverwarming zit. De ander reageert daarop door te zeggen dat ze dan waarschijnlijk geen warme vloer krijgt. Hij legt uit dat elektrische vloerverwarming op een zandcementvloer wordt geplakt en daarop dan weer de tegel. Hij zegt dat de vloer zo misschien ook wel warm zou kunnen worden, maar dat dat dan wel erg lang duurt en dat een gemiddelde aannemer dit niet zo zou doen.
5.37.
[gedaagde 1] heeft hier tegenin gebracht dat uit het telefoongesprek niet blijkt dat de verwarming het niet doet. Abo-Bouwmanagement heeft tijdens de inspectie de verwarming aangezet en toen werd de vloer gewoon warm.
5.38.
In het rapport van Abo-Bouwmanagement staat:
“Constatering dat de vloerverwarming op 10 cm diepte ligt is onjuist, bij nameten blijkt het nivo verschil tussen de entree en keukenvloer ca. 70 mm. te zijn, bij controlemeting met een Hilti PS5O multidetector blijkt de vloerverwarming op ca. 40-50 mm. diepte te liggen tov bovenzijde tegelvloer bij controle en navraag bij de fabrikant van de vloerverwarming en rekening houdend met de warmteweerstand van de zcd vloer
(de rechtbank begrijpt zandcementdekvloer)en tegelvloer, zal de vloerverwarming gewoon functioneren. Tevens is de elektrische vloer verwarming als bijverwarming toegepast en is er een radiator als hoofd verwarming in de keuken aanwezig.”
5.39.
De rechtbank constateert dat Abo-Bouwmanagement in haar rapport geen melding maakt van het testen van de verwarming. Dat had wel voor de hand gelegen als dat tijdens de inspectie inderdaad had plaatsgevonden. De rapporteur doet een inschatting dat de verwarming ‘gewoon zal functioneren’, maar zegt niet dát de verwarming daadwerkelijk functioneert. Overigens maakt ook Bouwcentrum Advies geen melding van het testen van de verwarming en de uitkomst daarvan. Op basis van de rapporten kan de rechtbank dus niet vaststellen of de verwarming het wel of niet doet. Uit wat hiervoor is opgenomen blijkt wel voldoende dat de manier waarop de verwarming is aangelegd niet deugdelijk is. Beide rapporten spreken over een zandcementdekvloer waaronder de verwarmingsmatten zijn aangebracht, waarbij in elk geval een dikte van 5 cm (inclusief tegel) is gemeten. Uit zowel het rapport van Bouwcentrum Advies als uit het telefoongesprek is op te maken dat de vloerverwarming bovenop (en dus niet onder) de dekvloer moet worden aangebracht en de tegels daar rechtstreeks op moeten worden gelijmd. [gedaagde 1] heeft dat onvoldoende onderbouwd weersproken. Dat brengt de rechtbank tot de conclusie dat ook als de zandcementdekvloer 40 tot 50 mm dik is, zoals door [gedaagde 1] is gesteld, de vloerverwarming niet goed is aangelegd. Ook is met het rapport van Bouwcentrum Advies en het telefoongesprek voldoende onderbouwing gegeven voor de stelling dat de vloerverwarming het daardoor niet (goed) doet.
5.40.
[eiseres] heeft in de op dit punt gemaakte kosten opgenomen dat een deel van de keuken verwijderd moet worden omdat de vloerverwarming daaronder zit. Bouwcentrum Advies schrijft daarover: “Verwijderen van het keukenblok en tijdelijk opslaan omdat de tegels ook onder het keukenblok doorlopen. Na het herstelwerk het keukenblok terugplaatsen en afwerken.” [eiseres] heeft op de zitting toegelicht dat de keuken in een hoekopstelling staat.
5.41.
[gedaagde 1] heeft betwist dat een deel van de keuken moet worden verwijderd om de vloerverwarming opnieuw aan te leggen. Zij heeft gewezen op een foto van vóór het leggen van de dekvloer waaruit blijkt dat een rand langs een van de muren is vrijgelaten van vloerverwarmingsmatten om daar de keuken te kunnen plaatsen.
5.42.
De rechtbank vindt dat [eiseres] voldoende heeft onderbouwd dat het nodig is om een keukenblok te verwijderen om de vloerverwarming te herstellen. Los van de vraag of de vloerverwarmingsmatten onder het keukenblok lopen, blijkt uit het rapport van Bouwcentrum Advies dat er in elk geval tegels onder het keukenblok doorlopen. Dat heeft [gedaagde 1] niet betwist. Bouwcentrum Advies schrijft dat de vloertegels moeten worden verwijderd en de nieuwe elektrische vloerverwarming in de lijmlaag voor de tegels moet worden geplaatst. De rechtbank begrijpt dit zo dat om te komen tot een afgewerkte tegelvloer met daaronder deugdelijke vloerverwarming, daarvoor ook tegels verwijderd moeten worden die onder het keukenblok zitten, ook als daar geen vloerverwarmingsmatten onder zitten. Dat komt de rechtbank niet onlogisch voor. Daarmee zijn de herstelkosten voldoende onderbouwd.
5.43.
De conclusie is dat deze post voor € 6.000 wordt toegewezen.
Meterkast
5.44.
[eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde 1] groepen bij een meterkast heeft geplaatst op een manier die gevaarlijk is. De extra groepen zijn niet overeenkomstig de toepasselijke NEN 1010 aangelegd, wat [gedaagde 1] wel had moeten doen.
5.45.
[gedaagde 1] heeft niet betwist dat een en ander niet conform de NEN-norm is, maar voert aan dat dit vanwege een afspraak tussen partijen is. De partner van [eiseres] , die aanwezig was tijdens de werkzaamheden, heeft aangegeven dat de extra aansluiting voor het elektrisch koken alvast aangesloten kon worden en dat hij een elektricien zou inschakelen om het in orde te maken.
5.46.
[eiseres] heeft deze afspraak betwist. Op de zitting heeft de partner van [eiseres] het bestaan van deze afspraak ook ontkend.
5.47.
De rechtbank vindt dat, wat er ook zij van de gestelde afspraak, [gedaagde 1] tekort is geschoten in de nakoming op dit punt. Partijen zijn het erover eens dat de opdracht van [gedaagde 1] was om 4 extra groepen aan te leggen in de bestaande meterkast. Uit het rapport van Bouwcentrum Advies blijkt dat de meterkast niet aan de toepasselijke NEN-norm voldoet omdat in de groepenkast één aardlekbeveiliging aanwezig is, terwijl dat er volgens het aantal installatieautomaten twee hadden moeten zijn. Bouwcentrum Advies schrijft: “De overige 4 groepen zijn niet beveiligd”. Die conclusie is door [gedaagde 1] en haar deskundige niet weersproken. De rechtbank leidt daaruit af dat [gedaagde 1] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting om 4 extra groepen aan te leggen. Daarbij mocht [eiseres] er namelijk vanuit gaan dat de aanleg van die 4 extra groepen zou voldoen aan de voorschriften die gelden voor elektrische installaties. Maar dat is hier niet het geval, omdat een aardlekbeveiliging voor die vier extra groepen ontbreekt. Wat er verder is afgesproken over de extra aansluiting voor het elektrisch koken maakt dan niet uit. [gedaagde 1] dient de hieruit voortkomende schade dan ook te vergoeden. Die schade wordt begroot op de kosten van het herstel zoals blijkt uit de door [eiseres] overgelegde factuur. De hoogte van die factuur is door [gedaagde 1] niet betwist.
5.48.
De conclusie is dat [gedaagde 1] de schade van [eiseres] op dit punt van € 1.170,78 moet vergoeden.
Dakbedekking
5.49.
Dan heeft [eiseres] nog gesteld dat [gedaagde 1] tekortgeschoten is in de werkzaamheden aan het dak. Het dak is niet goed opnieuw gedekt. Er is maar één laag dakbedekking aangebracht, terwijl het normaal is om twee lagen dakbedekking aan te brengen. Daarnaast is het slecht afgewerkt. Met name bij de daktrimmen zijn enkele problemen zichtbaar. [eiseres] heeft ter onderbouwing verwezen naar het rapport van Bouwcentrum Advies. [eiseres] vordert € 7.500 aan schadevergoeding.
5.50.
[gedaagde 1] heeft betwist dat er maar één laag dakbedekking is aangebracht en verwijst daarbij naar het rapport van Abo-Bouwmanagement dat ook over een tweelaagse dakbedekking spreekt. [gedaagde 3] heeft op zitting erkend dat bepaalde delen van het dak niet netjes zijn afgewerkt. Een betere afwerking zou meerwerk betekenen. Ook in het rapport van Abo-Bouwmanagement staat dat de daktrimmen netter en beter aangebracht kunnen worden.
5.51.
De rechtbank stelt vast dat er op het punt van de afwerking sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. In de offerte zijn algemene afspraken gemaakt over het vernieuwen van het dak. Als je daar geen andere afspraken over maakt, dan hoort daar normaal gesproken ook een nette afwerking bij. Van andere afspraken over de afwerking is niet gebleken. Als [gedaagde 1] voor die afwerking extra kosten in rekening wilde brengen, dan had het op haar weg gelegen om daarover in overleg te treden met [eiseres] en daarover afspraken te maken. Nu dat niet is gebeurd, moet worden aangenomen dat de afwerking onder de geoffreerde werkzaamheden viel, waardoor het ontbreken daarvan een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst oplevert.
5.52.
Op het punt van het aantal aangebrachte lagen dakbedekking gaat de rechtbank uit van het rapport van Bouwcentrum Advies. In dat rapport wordt met foto’s en een figuur van hoe het zou moeten zijn, onderbouwd dat sprake is van eenlaagse dakbedekking. Het rapport van Abo-Bouwmanagement stelt daar te weinig tegenover door simpelweg te stellen; er is sprake van tweelaagse dakbedekking. Daardoor wordt niet duidelijk waar die constatering op gebaseerd is en waarom de constateringen van Bouwcentrum Advies volgens [gedaagde 1] en haar deskundige op dit punt niet kloppen.
5.53.
Dat betekent dat beide elementen aan het dakwerk een tekortkoming in de nakoming opleveren waarvan de herstelkosten van € 7.500 voldoende zijn onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komen.
Onvoorziene kosten
5.54.
[eiseres] vordert een bedrag van € 5.010 voor onvoorziene kosten. Dit is 25% van de totaalsom van € 25.050. [gedaagde 1] heeft betwist dat er voor dit bedrag schade is. Gelet op deze betwisting heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat zij voor dit bedrag schade heeft of zeer aannemelijk is dat ze die schade nog gaat lijden. De post wordt afgewezen.
Tussenconclusie schadevergoeding
De volgende bedragen aan schadevergoeding worden toegewezen. De rest van de posten wordt afgewezen.
Post
Bedrag
Spoelbak
€ 250,00
Tegelwerk
€ 850,00
Stucwerk wcd
€ 500,00
Vloerverwarming
€ 6.000,00
Meterkast
€ 1.170,78
Dakbedekking
€ 7.500,00
Totaal
€ 16.270,78
Overige vorderingen
5.55.
Omdat de verzochte schadevergoeding (deels) wordt toegewezen, heeft [eiseres] geen zelfstandig belang bij de gevraagde verklaringen voor recht. [eiseres] heeft daarover niets aangevoerd. De gevorderde verklaringen voor recht worden dus afgewezen.
Wettelijke rente
5.56.
Omdat de dagvaarding als omzettingsverklaring geldt, zie eerder onder 5.5, is de vervangende schadevergoeding vanaf de dag van de dagvaarding opeisbaar. De wettelijke rente wordt daarom vanaf die datum toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.57.
[eiseres] vordert vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt om de vordering vóór de gerechtelijke procedure te innen. Zoals hiervoor vastgesteld is de vordering tot vervangende schadevergoeding die wordt toegewezen pas opeisbaar sinds de dagvaarding. Van vergoeding van kosten om die vordering buiten rechte te innen kan dan ook geen sprake zijn. De vergoeding van de kosten wordt afgewezen.
Proceskosten
5.58.
Omdat [gedaagde 1] grotendeels ongelijk krijgt, moet zij de proceskosten van [eiseres] in conventie betalen. Daaronder vallen ook de door [eiseres] gevorderde kosten voor haar deskundige Bouwcentrum Advies. [gedaagde 1] heeft geen verweer gevoerd op dit punt. Kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid komen voor vergoeding in aanmerking mits ze in redelijkheid gemaakt zijn en ook qua hoogte redelijk zijn. [4] De rechtbank vindt dat aan beide eisen wordt voldaan en wijst het bedrag van € 825 toe.
De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
133,85
- griffierecht
1.301,00
- kosten deskundigen
825,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.626,85
in reconventie
5.59.
[gedaagde 1] vordert in reconventie betaling voor extra werkzaamheden die zij heeft verricht (meerwerk), boven op de werkzaamheden die in de offerte waren afgesproken. Daarvoor moet dus nog apart worden afgerekend. [gedaagde 1] heeft op de zitting gezegd dat zij de post “Installeren waterleidingen en afvoeren voor de keuken maten opgekregen van € 165,80 bewoner totaal materialen” niet langer vordert, omdat het onder de offerte valt.
5.60.
Het formele verweer van [eiseres] dat de handelsrechter onbevoegd is om over de reconventionele vordering te beslissen slaagt niet. Anders dan [eiseres] betoogt, bestaat er samenhang tussen de zaak in conventie en de zaak in reconventie die zich tegen een afzonderlijke behandeling verzet. De handelsrechter is bevoegd.
5.61.
[eiseres] betwist dat zij opdracht heeft gegeven voor meer werkzaamheden waarvoor extra moest worden betaald. De meeste posten die [gedaagde 1] als meerwerk vordert, maken gewoon onderdeel uit van de oorspronkelijke offerte. [eiseres] heeft wel om een paar dingen extra gevraagd, maar met [gedaagde 1] is nooit gesproken over extra betaling daarvoor of er is juist afgesproken dat ze daarvoor niet extra hoefde te betalen. Zij is er daarom vanuit gegaan dat deze werkzaamheden onder de afgesproken en al betaalde aanneemsom vielen.
5.62.
Artikel 7:755 BW bepaalt dat bij door de opdrachtgever gewenste toevoegingen aan het overeengekomen werk de aannemer alleen een verhoging van de prijs kan vorderen als hij de opdrachtgever op tijd heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging. Die waarschuwing is niet nodig als de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen, waarbij de deskundigheid van de opdrachtgever een rol speelt.
5.63.
De rechtbank stelt vast dat partijen in de offerte van 22 juni 2022 afspraken hebben gemaakt over de werkzaamheden die [gedaagde 1] zou uitvoeren en dat deze afspraken niet heel gedetailleerd waren. Gedurende de werkzaamheden heeft [eiseres] om extra of andere werkzaamheden verzocht bij [gedaagde 3] . [gedaagde 3] heeft dit extra werk geaccepteerd, zonder daarbij iets te zeggen over hogere of extra kosten vanwege deze werkzaamheden. Het argument van [gedaagde 1] dat [eiseres] had moeten begrijpen dat hier extra kosten aan verbonden zouden zijn, omdat [gedaagde 1] nooit heeft gezegd dat het gratis zou zijn, gaat niet op. De waarschuwingsplicht is er nu juist om de opdrachtnemer, [eiseres] , te beschermen tegen hogere kosten die ze niet hoefde te verwachten. [gedaagde 1] heeft niets gesteld over de deskundigheid van [eiseres] en waarom zij in staat moet zijn geweest om te begrijpen dat ze meer geld zou moeten betalen. Uit de hoogte van de door [gedaagde 1] opgevoerde meerwerkposten kan worden afgeleid dat het om relatief kleine extra werkzaamheden ging. Uit het soort werkzaamheden hoefde [eiseres] dus niet te begrijpen dat er extra kosten aan verbonden zouden zijn. Ook van andere aanknopingspunten daarvoor is niet gebleken. Voor het tegelwerk geldt dat [gedaagde 3] in het opgenomen telefoongesprek met [naam 1] over het tegelwerk in de keuken zegt dat hij daar ‘niet zo moeilijk over doet’. Daaruit heeft [eiseres] niet hoeven begrijpen dat daarvoor extra kosten in rekening zouden worden gebracht. Dat betekent dat [gedaagde 1] bij het accepteren van de extra werkzaamheden [eiseres] op een prijsverhoging had moeten wijzen om aanspraak te kunnen maken op extra betaling naast de aanneemsom. Omdat [gedaagde 1] dat niet heeft gedaan, is [eiseres] geen betaling verschuldigd voor de extra werkzaamheden. De vraag of alle door [gedaagde 1] opgevoerde meerwerkposten extra werkzaamheden zijn waarin in de offerte niet is voorzien, kan daarom onbeantwoord blijven.
5.64.
De conclusie is dat de vordering in reconventie wordt afgewezen. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom ook afgewezen.
Proceskosten
5.65.
[gedaagde 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [eiseres] in reconventie (inclusief nakosten) betalen. Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie wordt op de salariskosten factor 0,5 toegepast. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- salaris advocaat
521,00
(2 punten × factor 0,5 × 521,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
660,00
In conventie en in reconventie
5.66.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde ( [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ) afzonderlijk kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van een schadevergoeding van € 16.270,78, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf 6 juni 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk in de proceskosten van € 3.626,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten in conventie als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde 1] af,
6.6.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk in de proceskosten van € 660,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
6.7.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk tot betaling van € 92,00 aan nakosten, plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.1, 6.2, 6.3, 6.6 en 6.6, genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Huber, rechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.
De griffier is verhinderd dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Artikel 6:74 en 6:87 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 6:82 en 6:83 BW en ECLI:NL:HR:2019:1581.
3.Artikel 7:751 BW.
4.Artikel 6:96 lid 2 onder b BW.