Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
statementsinzake de filmwerken De Kleine IJsbeer en Lars De Kleine IJsbeer met betrekking tot de jaren 2009 tot en met 2013,
statementsinzake Hoe Overleef Ik Mijzelf met betrekking tot de jaren 2005 tot en met 2013,
statementsvan Film1 vanaf het jaar 2013,
statementsuit hoofde van de overeenkomsten met Netflix, Disney, Amazon en andere (S)VOD aanbieders, waaronder in ieder geval maar niet beperkt tot het jaar 2018,
statementsvan Attraction en/of andere derden die de Filmwerken hebben geëxploiteerd in het jaar 2021 en 2022,
4.De beoordeling
statementsvordert [eiser] twee verklaringen voor recht dat afspraken die [gedaagde] met ITA heeft gemaakt buitengerechtelijk zijn vernietigd. Deze vorderingen worden eerst behandeld.
actio paulianabuiten faillissement, geregeld in artikel 3:45 Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel bepaalt in lid 1, voor zover hier van belang,
actio pauliana. Met name het door [gedaagde] overgelegde overzicht van 18 titels waaruit voor het overgrote deel een 50/50 verdeling volgt, is voldoende aanleiding om de stelling van [eiser] dat 50/50
nietmarktconform is, niet als uitgangspunt te nemen. Ook de afspraken die [gedaagde] heeft gemaakt met de rechthebbenden op de AMGS titels na de eerder genoemde kort geding procedure, te weten 60/40, draagt hieraan bij. Dat is weliswaar geen 50/50 verdeling, maar [gedaagde] heeft hierbij onbetwist aangevoerd dat het succes van de AMGS titels dit hogere percentage verklaart. Wat [eiser] hier verder tegen heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Hier speelt mogelijk mee dat [eiser] er in haar procestukken steeds vanuit is gegaan dat ook artikel 4.1 van de Oude ITA Overeenkomst rechtsgeldig vernietigd was. Daarin was de verdelingsafspraak 25/75. Maar die verdeling speelt niet mee bij de vraag of bij een 50/50 verdeling sprake is van benadeling.
actio paulianaomdat van benadeling niet is gebleken. De verklaring voor recht die hierop ziet wordt daarom afgewezen.
statements. [gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat onder de co-financieringsovereenkomsten [gedaagde] slechts gehouden is om een eindafrekening te verstrekken en dat partijen verder hebben afgesproken dat [eiser] desgewenst controle kan (doen) uitvoeren op de onderliggende stukken. Dat heeft [eiser] niet betwist, maar zij heeft gewezen op het feit dat toen voor een dergelijke controle een keer een afspraak was gemaakt er nauwelijks iets aan stukken bleek te bestaan.
statements. Het feit dat bij een eerdere afspraak nauwelijks documenten aanwezig waren maakt dit niet anders.