Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
aan de zijde van [gedaagde] : [naam 2] en [naam 3] ( [functie 1] ) met mr. Wigman en zijn kantoorgenote mr. M. Teunissen.
[naam 4] ( [functie 3] van SKAMGS);
[naam 5] ( [functie 2] van [gedaagde] );
[naam 6] en [naam 7] (werkzaam bij NPO).
Na verder debat is vonnis bepaald op 13 april 2021.
2.De feiten
.Voorts mag ITA van de aan [gedaagde] verschuldigde bedragen onder meer in mindering brengen, kosten over de periode mei 2011 – 31 december 2012 van € 7.500,- en vervolgens per kalenderjaar een bedrag € 2.500,- per geëxploiteerde filmtitel en € 500,- per aflevering van een televisieserie. Tot 2019 was SKAMGS met deze overeenkomst niet bekend.
Netflixgeschiedt via Dutch Film Works. De internationale digitale distributie onder andere op Disney+ geschiedt via
Attraction.
3.Het geschil
i) tot het moment dat daarover in een bodemprocedure is beslist of
ii) zoveel eerder dat de aan ITA toekomende distributievergoeding met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014 is verlaagd tot 25% over de “BO” (de bruto-opbrengst in de zin van artikel 4.2.a. van de licentieovereenkomst van 8 juli 2004);
Ter toelichting het volgende. Door de digitale filmexploitatie langdurig – en zonder kennisgeving aan SKAMGS – over te hevelen naar ITA handelt [gedaagde] in strijd met de gerechtvaardigde belangen van SKAMGS. Op die wijze roomt [gedaagde] de opbrengst met tenminste 75% af, plus “kosten” en “vaste bedragen” (€ 2.500,- per film per jaar), terwijl de distributievergoeding aanvankelijk 25% bedroeg. Dit is in strijd met artikel 4.2.a van de licentieovereenkomst waarin onder meer is opgenomen dat de bruto-opbrengst bestaat uit alle wereldwijde (distributie) opbengsten uit alle media, “
uitsluitend verminderd met de distributiekosten”. Met deze handelwijze verhindert [gedaagde] dat SKAMGS het uitbetaalde voorschot inloopt. Dit is niet alleen een ontduiking van haar contractuele verplichtingen jegens SKAMGS, maar ook jegens de financiers van de film. De ITA-constructie is des te kwalijker nu [gedaagde] , althans [naam 5] , ook (samen met [naam 8] ) 50/50 aandeelhouder van ITA was en hiervan dus persoonlijk heeft geprofiteerd. [gedaagde] en ITA zijn aan elkaar gelieerde partijen en zijn dus bij machte de ITA-constructie aan te passen. Ook is [gedaagde] bevoegd de overeenkomst met ITA eenzijdig te beëindigen. SKAMGS is van mening dat [gedaagde] daartoe ook gehouden is. Ook overigens is SKAMGS van mening dat er “gaten” in de exploitatieoverzichten zitten.
SKAMGS heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van haar vorderingen omdat [gedaagde] op geen enkele wijze tegemoetkomt aan de evidente bezwaren van SKAMGS. In 2019 heeft ITA aan Netflix toestemming verleend de film aan te bieden, zonder dat SKAMGS hiervan op de hoogte was. Toen zij hier bij toeval achter kwam, is deze zaak gaan rollen. Onlangs zijn de rechten ook verleend aan streaminggigant Disney+. Op die wijze verdwijnen tienduizenden euro’s via de ITA-contructie. SKAMGS heeft er een belang bij dat dit per direct stopt. Ter illustratie: in de periode tot en met 2013 is een bedrag van € 13.936,- verrekend met het voorschot; in de periode van 2014 tot en met 2020 was dat slechts € 459,49, terwijl de exploitatieopbrengsten van de film fors aan het toenemen zijn.
is van mening dat SKAMGS geen spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen. Onjuist is dat tienduizenden euro’s verdwijnen. De ITA-constructie geldt al vanaf 2011 en SKAMGS is hiervan in ieder geval vanaf medio 2019 op de hoogte. De correspondentie tussen partijen loopt al vanaf mei 2019. Het is bovendien volstrekt onaannemelijk dat een rechthebbende bij de exploitatie van een 17 jaar oude film ineens tienduizenden euro’s mis zou lopen. Zo bedraagt de waarde van de
dealmet Disney+ € 6.000,- en die van de deal met Netflix € 11.500,-.
[gedaagde] heeft voor het eerst kennis genomen van de opschorting door SKAMGS op 18 maart 2021, de datum dat de dagvaarding in dit kort geding is uitgebracht. Mogelijke opschorting heeft dan ook pas op zijn vroegst plaatsgevonden vanaf die datum. Belangrijker is dat niet is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan opschorting. Er is geen sprake van verbintenissen die tegenover elkaar staan. Aan haar verplichting tot betaling van royalty’s heeft [gedaagde] voldaan door betaling van het voorschot van € 45.378,-, dat nog niet is ingelopen. SKAMGS heeft derhalve geen opeisbare verbintenis. De gestelde niet-nakoming door [gedaagde] rechtvaardigt bovendien geen opschorting omdat de gestelde “benadeling” hooguit een bedrag van slechts € 3.475,- behelst. [gedaagde] heeft de exploitatie niet “ten onrechte” overgeheveld naar ITA. De exploitatierechten lagen niet bij [gedaagde] , maar bij Warner Bros. Een producent exploiteert zelden tot nooit zelf een film. Toen de overeenkomst met Warner Bros in 2011 tot een einde kwam, zijn de digitale rechten ondergebracht bij ITA. Dit is niet gebeurd met het oogmerk van benadeling, integendeel. [naam 5] heeft hier ook geen persoonlijk voordeel bij gehad en sinds 2019 is [gedaagde] geen aandeelhouder meer van ITA. Het oogmerk in 2011 was juist om een betere opbrengst voor alle betrokkenen te genereren. De digitale exploitatie van films stond in 2011 nog in de kinderschoenen en de kosten voor digitalisering en de bijkomende kosten waren op dat moment ontzettend hoog. Door de bril van 2011 gezien was de
dealmet ITA dan ook een redelijke
deal.Tien jaar later is de techniek veranderd en zijn de kosten gedaald. Wellicht is er bij ITA ruimte om de overeenkomst aan te passen, maar niet met terugwerkende kracht. Een en ander maakt hoe dan ook niet dat sprake is van onaanvaardbare benadeling.
Tot slot maakt [gedaagde] aanspraak op een kostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv. Zij heeft hiertoe een declaratie van haar raadsman in het geding gebracht ter hoogte van € 13.169,-.
4.De beoordeling
€ 2.500,- en daarnaast alle kosten van de producentenwinst mocht aftrekken. Voldoende aannemelijk is dat hierdoor sprake is van benadeling, zelfs als het voorschot nog niet helemaal is terugverdiend. Eveneens voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter dit als een schending van de licentieovereenkomst, dan wel als een schending van de goede trouw tussen contractspartijen zal aanmerken. Ook door SKAMGS niet in kennis te stellen van de overeenkomst tussen [gedaagde] en ITA én SKAMGS niet op de hoogte te stellen van het “tweede digitaal leven” (het exploiteren van de film via streamingdiensten), is voorshands aannemelijk dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met aard en strekking van de licentieovereenkomst.
5.De beslissing
€ 30.000,-,
€ 4.083,55 aan salaris advocaat,