3.4.2.De verklaring van [slachtoffer]
Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het gegeven dat slechts twee personen – het vermeende slachtoffer en de vermeende dader - aanwezig waren bij de ten laste gelegde handelingen. In deze zaak is dat niet anders. Voor een bewezenverklaring zijn de verklaringen van het vermeende slachtoffer alleen onvoldoende. Er moet sprake zijn van steunbewijs, afkomstig uit een andere bron dan het vermeende slachtoffer zelf. Daarbij geldt in zedenzaken dat een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Dat betekent dat de rechtbank allereerst de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] moet beoordelen en de vraag moet beantwoorden of die verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] neemt de rechtbank in ogenschouw de context waarin deze zijn afgelegd en wat de verstandelijke beperking van [slachtoffer] daarop mogelijk voor invloed heeft gehad. Het dossier bevat naast de aangifte van zijn vader, ook verklaringen van deskundigen die [slachtoffer] begeleiden dan wel onderzocht hebben. Zij hebben uiteen gezet hoe de verstandelijke beperking van [slachtoffer] zijn gedrag en keuzevrijheid kan beïnvloeden.
De vader van [slachtoffer] , [naam vader slachtoffer] , heeft over [slachtoffer] verklaard dat hij heel sociaal is, maar ook een pleaser. Dat betekent dat hij moeilijk nee kan zeggen en heel goed is in het geven van sociaal wenselijke antwoorden. Dit beeld wordt bevestigd door getuige [getuige 1] , de psychomotorisch therapeut van [slachtoffer] . Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] vaak bevestiging zoekt in wat hij doet. Het is heel moeilijk om naar boven te krijgen wat [slachtoffer] echt wil omdat hij vaak sociaal wenselijke antwoorden geeft. Voor [slachtoffer] is het heel belangrijk wat anderen van hem vinden, dat hij zich gesteund voelt en dat hij het goed heeft.
Getuige [getuige 3] , orthopedagoog-generalist en seksuoloog, heeft in haar rapport over [slachtoffer] het volgende verklaard:
“
Dhr.[ [slachtoffer] ]
zal zich altijd gedragen naar de onmiddellijke goed/afkeuring van de ouder, verzorger of andere autoriteitsfiguur. Zeker in een omgeving waar ouders of begeleiders niet aanwezig zijn, zal dhr. [slachtoffer] luisteren naar de persoon met de meeste autoriteit. Uit angst voor straf of consequenties zal dhr.[ [slachtoffer] ]
zich gedragen naar de wensen en eisen van een ander.”
Dit wordt bevestigd door getuige [getuige 2] , gedragsdeskundige bij [naam insteling] . Zij heeft over [slachtoffer] verklaard dat hij gedrags- en sociale regels moeilijk kan onthouden en naleven. Zeker in een omgeving waar ouders of begeleiding niet aanwezig zijn, zal [slachtoffer] luisteren naar de persoon met de meeste autoriteit.
Dit maakt dat de rechtbank niet kan uitsluiten dat deze eigenschappen van [slachtoffer] ook een rol hebben gespeeld tijdens de studioverhoren die bij de politie zijn afgenomen, ondanks de deskundigheid van de daartoe specifiek opgeleide zedenrechercheurs. De rechtbank ziet namelijk aanwijzingen dat de antwoorden die [slachtoffer] tijdens de twee studioverhoren heeft gegeven, mogelijk zijn beïnvloed door de context van deze verhoren, de reeks van (vervolg)vragen over de verschillende (seksuele) handelingen die tussen verdachte en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden en de betrokkenheid bij het strafrechtelijk onderzoek van personen die voor [slachtoffer] als autoriteitsfiguren kunnen gelden (ouders, verzorgers en politie).
Als voorbeeld wijst de rechtbank op passages uit het studioverhoor van 29 november 2022, waarin aan [slachtoffer] onder andere vragen zijn gesteld over de poep- en plasseks die hij met verdachte zou hebben gehad. In één van deze passages valt te lezen dat [slachtoffer] verklaart dat hij van verdachte een keer zijn
eigenpoep moest opeten:
[slachtoffer] : ik moest ook nog een keer mijn eigen poep opeten dat heeft hij tegen
mij gezegd en dat heb ik ook gedaan toen heb ik het daarna uitgespuugd op hem zijn kleed, maar dat mocht niet.
Ondervrager: Vertel eens over dat poep eten, hoe wist je dat dat moest?
[slachtoffer] : Dat had [voornaam verdachte] ook tegen mij gezegd. Ik moest poep van hem eten.
Ondervrager: Zijn poep opeten?
Zodra de verbalisant vraagt hoe [slachtoffer] wist dat hij dat moest doen, verklaart [slachtoffer] :
“Ik moest poep van hem eten.”De rechtbank heeft de indruk dat de verbalisant vervolgens denkt dat [slachtoffer] bedoelde dat hij de poep
van verdachtemoest opeten. Als de verbalisant vraagt of dit klopt, antwoordt [slachtoffer] bevestigend. Hij komt hierdoor terug op zijn eerdere verklaring die hij kort daarvoor heeft afgelegd.
In een andere passage verklaart [slachtoffer] dat hij door het eten van de poep
bijnamoest overgeven:
[slachtoffer] : (…) dat moest ik opeten en toen moest ik bijna overgeven.
Ondervrager: Ging je echt overgeven?
Wanneer de verbalisant hierop vraagt of [slachtoffer] ook
echtheeft overgegeven, antwoordt hij opnieuw bevestigend en daarmee opnieuw tegenstrijdig aan zijn eerdere verklaring die hij vlak daarvoor heeft gegeven.
De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [slachtoffer] er in zijn verklaringen rekening mee probeerde te houden welke antwoorden zijn ondervrager wenste te horen en zijn eigen antwoorden daar vervolgens op heeft afgestemd. Opvallend aan de verklaringen van [slachtoffer] is verder dat hij in eerste instantie bij zijn ouders en twee begeleiders alleen spreekt over pijpen en aftrekken, terwijl zijn verklaring bij de politie steeds uitvoeriger wordt en steeds meer handelingen worden benoemd. Zo heeft [slachtoffer] tijdens zijn verhoren bij de politie voor de eerste keer verklaard dat verdachte hem met zijn penis heeft gepenetreerd in zijn poepgat, dat [slachtoffer] van verdachte urine moest drinken en poep moest eten, dat verdachte hem een blinddoek voordeed en hem met een zweepje tegen zijn billen sloeg.
De rechtbank hecht eraan om uitdrukkelijk op te merken dat dit niet betekent dat – ook deze later genoemde handelingen – niet gebeurd zouden kunnen zijn en evenmin is het voorgaande reden om de verklaring van [slachtoffer] als onbetrouwbaar aan te merken. Gelet op wat hiervoor is overwogen over de verstandelijke beperking van [slachtoffer] en enkele aanwijzingen uit het verhoor van [slachtoffer] dat hij zijn verklaringen mogelijk (al dan niet onbewust) heeft aangepast, zal de rechtbank echter wel zeer terughoudend en met uiterste zorgvuldigheid gebruik maken van de verklaringen van [slachtoffer] . De rechtbank zal daarom de verklaringen van [slachtoffer] alleen gebruiken voor het bewijs voor zover deze steun vinden in andere bewijsmiddelen in het dossier. Anders dan het onder 3.4.1. geschetste juridisch kader, zal naar het oordeel van de rechtbank
een geringe mate van steunbewijsvoor de verklaring van [slachtoffer] dus niet voldoende bewijs opleveren; daaraan worden in deze zaak hogere eisen gesteld.
3.4.3.Overig bewijs voor tenlastegelegde (seksuele) handelingen
Verdachte heeft tijdens de zitting en in zijn politieverhoor verklaard dat [slachtoffer] en hijzelf elkaar over en weer hebben gepijpt en afgetrokken tijdens een aantal seksdates bij verdachte thuis. Daarbij heeft verdachte erkend dat hij tijdens de bezoekjes van [slachtoffer] de deur op slot heeft gedaan en dat hij in het kader van een rollenspel ‘de baas’ speelde, waarbij hij [slachtoffer] instructies heeft gegeven om bijvoorbeeld op zijn knieën te gaan zitten en hem te pijpen en af te trekken. Dit komt overeen met de verklaringen van [slachtoffer] , zodat deze seksuele handelingen bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van de overige in de tenlastelegging opgenomen (seksuele) handelingen waarover [slachtoffer] heeft verklaard – waaronder penetratie, slaan met een zweepje, moeten eten van ontlasting en drinken van urine en het dreigen [slachtoffer] te slaan of schoppen als hij zijn ouders zou vertellen over verdachte - bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steunbewijs, waardoor deze handelingen niet kunnen worden bewezen.
Het dossier bevat chatgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] waarin onder meer wordt voorgesteld om te gaan neuken
(de rechtbank begrijpt: het penetreren met de penis), waarin verdachte zegt dat [slachtoffer] mag plassen/zijn plas moet bewaren en waarin verdachte aangeeft dat hij mes, touw en spullen klaar heeft staan. Hoewel deze chats een indicatie bevatten dat er mogelijk sprake is geweest van penetratie, dat er urine gedronken moest worden en het gebruik van attributen, kan echter niet bewezen worden dat de door [slachtoffer] omschreven handelingen hebben plaatsgevonden. Daarbij geldt bovendien dat de chats slechts spreken van een voornemen, belofte of plan. Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte zijn ook geen (seks)attributen aangetroffen. Verdachte heeft al deze handelingen tot slot stellig ontkend. Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op al het voorgaande niet worden bewezen dat deze handelingen ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
3.4.5.Het oordeel over het subsidiair ten laste gelegde
Nu verdachte wordt vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting, zal de rechtbank moeten beoordelen of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde: het plegen van seksuele handelingen, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , terwijl verdachte wist dat [slachtoffer] niet in staat was om zijn wil te bepalen, kenbaar te maken of tegen die handelingen weerstand te bieden.
3.4.5.1. De wilsbekwaamheid van [slachtoffer] in seksueel opzicht
In artikel 243 Sr is – onder meer – opgenomen dat het strafbaar is om handelingen die (mede) bestaan uit seksueel binnendringen te plegen met iemand die aan een
zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.Daarvan moet bij een verdachte ook wetenschap hebben bestaan.
De rechtbank stelt voorop dat zij deze bepaling niet begrijpt in die zin dat voor een bewezenverklaring sprake zou moeten zijn van een ‘absoluut verbod’, waarmee het aan niemand zou zijn toegestaan met de desbetreffende persoon seksuele handelingen te plegen. Niet vereist is naar haar oordeel dat een slachtoffer in alle gevallen niet of onvoldoende in staat moet worden geacht tot wilsbepaling, maar voldoende is dat het slachtoffer vanwege zijn of haar handicap niet in staat was tegen de seksuele handelingen die van de dader uitgingen, weerstand te bieden. Onderscheid dient naar het oordeel van de rechtbank aldus te worden gemaakt tussen situaties waarin een persoon met een licht verstandelijke beperking geacht kan worden niet in staat te zijn om zijn of haar wil te bepalen, te weten in situaties waarin bijvoorbeeld sprake is van ongelijke machtsverhoudingen of onverhoedse avances, en situaties waarin sprake is van gelijkwaardigheid en van ruimte voor bezinning, waarbij van belang kan zijn of de betrokkene daarin wordt begeleid door ouders of verzorgers.Dit betekent dat de rechtbank zorgvuldig dient te beoordelen onder welke voorwaarden en omstandigheden [slachtoffer] in staat is om zelf tot het besluit te komen om seks met iemand te hebben en daarbij zijn grenzen te bewaken, om vervolgens te kunnen toetsen of de seksuele contacten tussen verdachte en [slachtoffer] aan die voorwaarden hebben voldaan. De in het dossier gevoegde verklaringen van de gedragsdeskundigen en begeleiders van [slachtoffer] zijn daarbij leidend.
In het geval van [slachtoffer] is belangrijk om op te merken dat [slachtoffer] een relatie heeft met een (eveneens) verstandelijk beperkte vrouw en dat zij ook begeleiding en therapie ontvangen om die (seksuele) relatie vorm te geven en in goede banen te leiden. Het is in het geval van [slachtoffer] dus niet zo dat zijn gedragsdeskundigen en begeleiders onder alle omstandigheden een seksuele relatie onwenselijk vinden of [slachtoffer] daar in zijn geheel niet toe in staat achten.
Zoals hiervoor al is omschreven, is de verstandelijke beperking van [slachtoffer] veroorzaakt door een mutatie in het TLK2 gen. Uit de brief van [getuige 2] , senior gedragstherapeut, blijkt dat [slachtoffer] door deze mutatie een ontwikkelingsleeftijd heeft van vier tot zeven jaar oud. Dit heeft tot gevolg dat [slachtoffer] in een omgeving waarin zijn ouders niet aanwezig zijn, zal luisteren naar de persoon met de meeste autoriteit. Hij is niet goed in staat om voor zichzelf op te komen, kan de gevolgen van zijn gedrag niet goed overzien en zal weinig tot geen verzet tonen wanneer zijn grenzen worden overschreden. Uit de brief van [getuige 3] , senior gedragsdeskundige, orthopedagoog-generalist en seksuoloog, blijkt dat waar het gaat om het emotionele functioneren, sprake is van een ontwikkelingsleeftijd van tussen zes en achttien maanden oud. Hierdoor heeft [slachtoffer] voortdurend emotionele nabijheid van een ander nodig om zich voldoende veilig te voelen en is hij niet in staat om zijn eigen emoties te reguleren, waardoor hij emotioneel afhankelijk van een hechtingsfiguur is.
[getuige 3] heeft ook gerapporteerd over wat dit alles voor [slachtoffer] betekent op het gebied van seksualiteit. Zij beschrijft dat wat een persoon met een verstandelijke beperking aankan op het gebied van seksualiteit, met name samenhangt met de emotionele ontwikkelingsleeftijd. Ook op het gebied van seksualiteit is [slachtoffer] afhankelijk van zowel de bescherming als de regulatie van een verzorger of hechtingsfiguur. Als gevolg van zijn kwetsbare functioneren, is [slachtoffer] niet in staat om zichzelf in veiligheid te brengen wanneer hij zich in een voor hem onveilige of onplezierige situatie bevindt. Hij is dan niet in staat om zijn grenzen aan te geven of ‘nee’ te zeggen, uit angst voor een afwijzing of straf van de ander.
Uit deze brieven van de gedragsdeskundigen maakt de rechtbank op dat het voor [slachtoffer] belangrijk is dat sprake is van een gelijkwaardige situatie en/of dat [slachtoffer] bij het beslissen tot het hebben van seks de begeleiding nodig heeft van een verzorger of hechtingsfiguur hem ondersteunt in het bewaken van zijn grenzen. Alleen onder deze omstandigheden kan hij zijn wil bepalen als het op seks aankomt en weerstand bieden tegen seksuele handelingen van een ander die hij niet fijn vindt.
Van een gelijkwaardige situatie tussen verdachte en [slachtoffer] was naar het oordeel van de rechtbank allereerst geen sprake. Uit het dossier blijkt dat verdachte een op zichzelf wonende man is, die ongeveer twintig jaar ouder is dan [slachtoffer] . Uit onderzoek blijkt dat hij weliswaar functioneert op een ruim beneden gemiddeld niveau (GIT-2 score 83), maar daar staat een IQ van rond de 60 van [slachtoffer] tegenover. Uit de verklaringen van zowel [slachtoffer] als verdachte volgt dat verdachte de leiding had tijdens de seksafspraken en dat hij [slachtoffer] vertelde wanneer zij gingen afspreken en wat er vervolgens ging gebeuren. Dit wordt ondersteund door de chatberichten tussen beiden, waaruit het beeld naar voren komt dat verdachte degene is die bepaalt wanneer zij met elkaar afspreken, voor hoe lang en wat zij tijdens de ontmoeting gaan doen. De seksafspraken met verdachte vonden plaats zonder medeweten van betrokken zorgverleners en de ouders van [slachtoffer] , zodat hij daarbij ook geen begeleiding heeft gehad. Wanneer dit wordt afgezet tegen de bevindingen van de gedragsdeskundigen die [slachtoffer] begeleiden, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] onvoldoende zijn wil kenbaar heeft kunnen maken en geen weerstand heeft kunnen bieden aan de seksuele handelingen van verdachte.
3.4.5.2. De wetenschap van verdachte
Tot slot ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte ook heeft geweten dat [slachtoffer] door zijn verstandelijke beperking niet in staat is geweest om aan de seksuele handelingen van verdachte weerstand te bieden.
De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat uit de verschillende verklaringen van een arts en een therapeut die [slachtoffer] hebben behandeld blijkt dat de mutatie van het TLK2 gen van [slachtoffer] , die de oorzaak is van zijn verstandelijke beperking, zich ook naar buiten toe uit in de vorm van enkele lichamelijke kenmerken. Uit een rapportage van het Academisch Medisch Centrum (AMC) omschrijft dr. [naam] , klinisch geneticus, dat de mutatie van het TLK2 gen bij [slachtoffer] er voor zorgt dat zijn ogen wijd uiteen staan, dat hij een prominente neuspunt heeft en een upslant van zijn ogen. Daarnaast is zijn motoriek houterig en is zijn lichaam klein en licht uit verhouding. Deze fysieke kenmerken worden eveneens omschreven door zijn begeleiders en zijn vader. Daar voegt [getuige 1] , de psychomotorisch therapeut van [slachtoffer] aan toe dat hij wat kleiner is, wat langzamer spreekt wat trager beweegt.
Verdachte heeft ontkend dat hij geweten heeft dat [slachtoffer] een verstandelijke beperking had. Hij heeft [slachtoffer] omschreven als een gewone, sociale man van 35 jaar. Hij heeft naar eigen zeggen nooit iets vreemds aan [slachtoffer] gemerkt. Ter zitting heeft verdachte, toen hij werd geconfronteerd met bovenstaande informatie, verklaard dat hij deze kenmerken van [slachtoffer] nooit heeft opgemerkt omdat het meestal donker was wanneer zij elkaar ontmoetten. Dit vindt de rechtbank gelet op de handelingen die zij verrichtten in de woning van verdachte, volstrekt onaannemelijk. Daarbij komt nog dat verdachte tijdens zijn politieverhoor onder meer het volgende heeft verklaard:
“Hij was niet de knapste. Qua uiterlijk zag hij er niet zo goed uit.”Dat er
ietsmet [slachtoffer] aan de hand was, moet dus ook voor verdachte zichtbaar zijn geweest.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de verstandelijke beperking van [slachtoffer] ook goed waarneembaar is op basis van de manier waarop [slachtoffer] zichzelf uit en communiceert met anderen. Dit blijkt onder meer uit een opmerking die de rechter-commissaris, na afloop van een studioverhoor van [slachtoffer] , in zijn proces-verbaal heeft opgenomen:
“Op de rechter-commissaris, een leek op dit gebied, maakte de getuige de indruk van een man wiens emotionele ontwikkeling duidelijk achter is gebleven bij zijn kalenderleeftijd.”
Dat ook verdachte tot deze conclusie moet zijn gekomen en daar misbruik van heeft gemaakt door desondanks door te gaan met het initiëren van seksuele contacten met [slachtoffer] , leidt de rechtbank af uit de in het dossier gevoegde chatberichten. Deze berichten laten naar het oordeel van de rechtbank zien dat de verstandhouding tussen verdachte en [slachtoffer] zeer ongelijkwaardig van aard was, dat verdachte in die verstandhouding actief de leidende rol aannam en die rol gebruikte om [slachtoffer] - vaak op commanderende toon - te sturen door hem naar zijn huis te laten komen om zich vervolgens te laten pijpen en aftrekken. Dit blijkt volgens de rechtbank onder meer uit de berichten waarin verdachte [slachtoffer] de opdracht geeft om naar zijn huis te komen en daarin zelf probeert te bepalen op welke momenten [slachtoffer] dat mag doen. Bijzonder tekenend in dit kader zijn de berichten waarin verdachte [slachtoffer] op dwingende wijze naar zijn huis heeft geprobeerd te lokken, door hem voor te houden dat daar een jongen van zeventien op hem wacht die zijn vriendje wil zijn.
Verdachte is zich ook bewust geweest van deze leidende en sturende rol die hij aannam. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op dergelijke wijze met [slachtoffer] sprak in het kader van een rollenspel waarin hij ‘de baas’ speelde. De rechtbank vindt deze verklaring echter ongeloofwaardig. Naast de commanderende toon waarmee verdachte [slachtoffer] via de chats aansprak, gaf hij [slachtoffer] namelijk voortdurend de opdracht om alle chatgesprekken te wissen. Verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat hij dit deed omdat hij niet wilde dat de ouders (of vriendin) van [slachtoffer] zouden ontdekken dat hij homoseksueel is. Waarom verdachte zich actief heeft bemoeid met deze kwestie, nu [slachtoffer] in zijn ogen een normaal functionerende man van destijds 35 jaar zou zijn die zijn eigen keuzes en afwegingen kan maken, blijft volstrekt onduidelijk en is om die reden niet geloofwaardig. Daar komt bij dat het dossier een aantal chatgesprekken bevat die de ongelijkwaardige relatie tussen verdachte en [slachtoffer] lijkt te bevestigen. Zo heeft verdachte verklaard dat hij sinds december 2021/januari 2022 seksdates heeft gehad met [slachtoffer] en dat zij elkaar tijdens deze dates over en weer pijpten. In een chatbericht van 2 augustus 2022 valt echter te lezen dat verdachte aan [slachtoffer] schrijft:
“Je bent er klaar voor. Vandaag is je kans voor het eerst gepijpt te worden.”In een ander chatbericht van 5 augustus 2022 geeft [slachtoffer] aan dat hij zit te huilen. Verdachte reageert vervolgens met:
“Kom nu maar zoon.”. Wanneer verdachte tijdens de zitting werd gevraagd wat hij hiermee bedoelde, heeft hij daarover verklaard dat hij [slachtoffer] misschien ook wel als een soort zoon zag.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte van de verstandelijke beperking van [slachtoffer] op de hoogte is geweest en dat hij heeft geweten dat [slachtoffer] daardoor geen weerstand kon bieden aan de seksuele handelingen van verdachte. Desondanks heeft verdachte deze handelingen door [slachtoffer] laten verrichten. Door [slachtoffer] hem te laten pijpen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . De rechtbank is daarom ook van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.