ECLI:NL:GHSGR:2012:BY1911

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001865-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak met licht verstandelijk gehandicapte benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, wegens verkrachting van een licht verstandelijk gehandicapte benadeelde partij. De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, stellende dat de handelingen met de benadeelde partij met wederzijds goedvinden plaatsvonden en dat hij niet wist dat zij niet in staat was haar wil te bepalen.

Het hof heeft vastgesteld dat er tussen de verdachte en de benadeelde partij seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting. De deskundige, dr. R. Bullens, heeft gerapporteerd dat de benadeelde partij weliswaar een licht verstandelijke beperking had, maar dat zij in staat was haar wil tot op zekere hoogte te bepalen. Het hof concludeert dat de verdachte niet in de wetenschap handelde dat de benadeelde partij niet in staat was om haar wil te bepalen, en spreekt hem vrij van het eerste alternatief van de tenlastelegging.

Ten aanzien van het tweede alternatief, dat de verdachte de benadeelde partij zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen, oordeelt het hof dat de aangifte onvoldoende steun vindt in aanvullend bewijs. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en spreekt de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Tevens verklaart het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte is vrijgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001865-11
Parketnummer: 09-758911-09
Datum uitspraak: 25 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 maart 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1948,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 17 januari 2012 en 11 oktober 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het eerste alternatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Subsidiair, indien de verdachte wordt vrijgesproken van het eerste alternatief ten laste gelegde, heeft zij gevorderd dat de verdachte ter zake van het tweede alternatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het eerste alternatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij], toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-- en is aan de verdachte de schadevergoe-dingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde partij], opgelegd tot een bedrag van € 3.000,--, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en na wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzittingen in hoger beroep van 17 januari 2012 en 11 oktober 2012 - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 april 2008 tot en met 30 september 2009 te 's-Gravenhage en/of Leidschendam, met [benadeelde partij], van wie hij, verdachte, wist dat die [benadeelde partij] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [benadeelde partij] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte
- zijn vinger(s) en/of penis in de vagina van die [benadeelde partij] geduwd/gestopt en/of
- zijn tong in de mond van die [benadeelde partij]
geduwd/gestopt en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde partij] en/of
- zich afgetrokken in het bijzijn van die [benadeelde partij]
en/of (daarbij) zijn, verdachtes, sperma door die [benadeelde partij] laten oplikken en/of
- de borsten van die [benadeelde partij] betast en/of
- (naakt) op het (naakte) lichaam van die [benadeelde partij]
liggen en/of rijen op/tegen het (naakte) lichaam van
die [benadeelde partij]
of
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 april 2008 tot en met 30 september 2009 te 's Gravenhage en/of Leidschendam, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, bestaande uit:
- het (telkens) één of meer malen opzettelijk ontuchtig
strelen en/of betasten en/of bevoelen en/of vasthouden
van de borsten en/of (enig ander deel van) het lichaam
van die [benadeelde partij] en/of
- het één of meer malen duwen, althans brengen van de
penis (geslachtsdeel) en/of meerdere, althans een
vinger(s) van verdachte in/tegen de vagina, althans het
lichaam van die [benadeelde partij], en/of
- het beetpakken en/of bevoelen/betasten/vasthouden van
de penis (geslachtsdeel) van verdachte door die [benadeelde partij] en/of het door die S [benadeelde partij] oplikken van sperma
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- het gebruik maken van een psychisch overwicht van hem,
verdachte, op die licht verstandelijk gehandicapte
[benadeelde partij] en/of
- het (telkens) opzettelijk op boze wijze, althans luid
zeggen dat hij, verdachte het wil doen" en/of "het toch
wil doen" en/of "met haar wil neuken", althans woorden
van soortgelijke bedreigende en dwingende aard en/of
- het beetpakken en/of vastpakken en/of vasthouden van
die [benadeelde partij] en/of
- het uitkleden van die [benadeelde partij] en/of het op het bed
trekken van die [benadeelde partij] en/of het (stevig)
drukken/duwen van zijn, verdachtes, lichaam en/of penis
(geslachtsdeel) tegen de vagina, althans het lichaam
van die [benadeelde partij] en/of het beetpakken van de borsten
van die [benadeelde partij] en/of
- het zeggen "je moet het oplikken", althans woorden van
soortgelijke bedreigende en/of dwingende aard".
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het eerste alternatief en tweede alternatief ten laste gelegde bepleit.
De raadsman heeft ter zake van het eerste alternatief ten laste gelegde daartoe aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - dat de verdachte niet wist en ook niet kon weten, ook niet in voorwaardelijke zin, dat [benadeelde partij] leed aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens, dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een en ander zoals nader toegelicht in de door hem ter terechtzitting overgelegde pleitnotities.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Als vaststaand moet worden aangenomen dat de verdachte en [benadeelde partij] in de ten laste gelegde periode seksueel contact hebben gehad. De verdachte heeft alle ten laste gelegde handelingen erkend, met uitzondering van het brengen van zijn penis in haar vagina. Volgens de verdachte vond alles wat er tussen hem en [benadeelde partij] is gebeurd op seksueel gebied met wederzijds goedvinden plaats en was er geen enkele dwang.
De centrale vraag ten aanzien van het eerste alternatief ten last gelegde is of bewezen is dat de verdachte handelingen heeft gepleegd die (mede) bestaan uit het sexueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde partij] in de wetenschap dat bij deze [benadeelde partij] sprake was van een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De verdachte heeft die wetenschap, ook in voorwaardelijke zin, steeds ontkend.
In deze zaak is voor de behandeling in hoger beroep door dr. R. Bullens, klinisch psycholoog, onderzoek gedaan met betrekking tot [benadeelde partij], ter beantwoording van de volgende vragen:
1. In hoeverre was het slachtoffer in staat haar wil te bepalen en deze te uiten ten opzichte van de handelingen waarvan de heer [verdachte] wordt verdacht?
2. Wat is de waarde van het studioverhoor van de aangeefster, zoals geregistreerd op de aan het dossier toegevoegde beelddrager en weergegeven in het daarvan opgemaakte proces-verbaal?
Door dr. Bullens is over [benadeelde partij] onder meer het navolgende gerapporteerd - zakelijk weergegeven -: Concluderend kan worden gesteld dat het voor iedereen direct duidelijk is dat mevrouw [benadeelde partij] een licht verstandelijke beperking heeft. Op zich zou dit feit al voldoende moeten zijn om de extra beschermwaardigheid die zij op basis daarvan nodig heeft gestalte te geven: zij is beperkt in staat om haar wil te bepalen. Mevrouw [benadeelde partij] kan haar wil tot op zekere hoogte echter wel degelijk bepalen, zoals zij tijdens het onderzoek heeft getoond. Beantwoording van de vraag in hoeverre zij in staat was haar wil te bepalen, laat geen eenduidig antwoord toe: immers niet kan worden ontkend dat zij eerder een aantal (sexuele) relaties heeft gehad en dat ze ook weet aan te geven wat ze daar wel of niet plezierig aan vindt of heeft gevonden.
Voorts heeft dr. Bullens gerapporteerd dat niet kan worden uitgesloten dat het slachtoffer pas door de confrontatie vanuit de begeleiding tot het besef is gekomen dat "het misschien niet deugt" wat haar in de relatie met verdachte is overkomen, dat ze het woord "seksueel misbruik" van haar moeder heeft overgenomen en dat als het ware daardoor een nieuwe werkelijkheid voor haar is ontstaan, die Bullens plaatst in het kader van de theorie van het "veranderd perspectief".
Naar het oordeel van het hof is op grond van de rapportage van dr. Bullens en de zich in het dossier bevindende stukken voldoende komen vast te staan dat de verstandelijke beperking van [benadeelde partij] duidelijk moet zijn geweest aan de verdachte. Echter is tevens gebleken dat niet valt uit te sluiten en er dus rekening mee dient te worden gehouden dat [benadeelde partij] ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen seksuele handelingen wel zodanig in staat was haar wil te bepalen, die kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan de verdachte onder het eerste alternatief is ten laste gelegd.
De verdachte behoort daarvan dan ook te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het tweede alternatief ten laste gelegde overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt - mede op grond van de verklaring van de verdachte - vast dat er tussen de verdachte en [benadeelde partij] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Volgens is zij hiertoe door de verdachte gedwongen. Verdachte ontkent zulks.
Het hof is van oordeel dat de aangifte van [benadeelde partij], voor zover deze op de aan verdachte ten laste gelegde dwang wijst, onvoldoende concrete steun vindt in aanvullend bewijs.
Derhalve acht het hof, gelet op de zich in het dossier bevindende stukken, niet wettig bewezen dat [benadeelde partij] door (bedreiging met) geweld en/of (bedreiging met)(een) andere feitelijkhe(i)d(en) tot deze seksuele handelingen is gedwongen. Dit dient te leiden tot vrijspraak ook van het tweede alternatief ten laste gelegde.
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van al hetgeen aan hem is ten laste gelegd.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 5.000,--.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 3.000,--.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3.000,--, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. C.M. le Clercq-Meijer,
mr. A.A. Schuering en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 oktober 2012.