Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
mr. E.H. de Bruijn, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A. Jhingoer, naar voren hebben gebracht.
2.Inleiding en beschuldiging
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3.Waardering van het bewijs
bijlage II– in onderling verband en samenhang bezien – kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van aangeefster. Vast kan worden gesteld dat verdachte aangeefster met geschoeide voet hard heeft geraakt tegen het hoofd. Als gevolg van dit handelen heeft het slachtoffer bovengenoemd letsel opgelopen. Uit de aard en strekking van het handelen van verdachte maakt de rechtbank op dat het opzet van verdachte was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster.
4.Bewezenverklaring
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
5.Strafbaarheid van het feit en van verdachte
6.Oplegging van straf
‘roekeloos uitgaansgeweld’. De rechtbank vindt dat verdachte met deze bewoordingen de ernst van het geweld treffend heeft verwoord. Verdachte heeft echter geen verantwoordelijkheid genomen voor het geweld ten aanzien van slachtoffer [benadeelde partij] nu hij - na een eerdere bekentenis bij de politie en de rechter-commissaris - ter terechtzitting heeft ontkend dat hij het slachtoffer zou hebben mishandeld. Gelet op de ernst van het geweld kan de verdachte van geluk spreken dat het slachtoffer geen ernstiger en zo mogelijk blijvend letsel heeft opgelopen.
7.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
Voor het overige wordt de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
primair tenlastegelegdeniet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
[verdachte], daarvoor strafbaar.
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
benadeelde partij [benadeelde partij]toe tot een bedrag
van € 2.526,39 (tweeduizendvijfhonderdzesentwintig euro en negenendertig eurocent)aan vergoeding van materiële schade en
€ 7.500,00 (zevenduizendvijfhonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade. De schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 juli 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
overige niet-ontvankelijkin haar vordering tot vergoeding.
ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 10.026,39 (tienduizendzesentwintig euro en negenendertig eurocent)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 juli 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 58 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.