In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 april 2024 uitspraak gedaan in de beroepen van eisers tegen een besluit van de burgemeester van Amsterdam, waarbij een exploitatievergunning voor een horecabedrijf van McDonald’s is verleend. De rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de exploitatievergunning inmiddels was verlopen en er geen procesbelang meer bestond voor de eisers. De rechtbank oordeelde dat de eisers geen reëel en actueel belang hadden bij de uitkomst van de procedure, aangezien de vergunning tot 1 januari 2024 geldig was en geen rechtsgevolgen meer had. De rechtbank heeft ook overwogen dat de formele rechtskracht van het besluit niet van toepassing was op de motivering ervan, waardoor deze niet onaantastbaar was. McDonald’s had aangevoerd dat een inhoudelijke beoordeling van de zaak belangrijk was voor toekomstige aanvragen, maar de rechtbank oordeelde dat de situatie in deze zaak anders was dan in eerdere jurisprudentie. De rechtbank heeft bepaald dat de burgemeester aan de eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt, omdat het procesbelang pas recent is komen te vervallen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee leden, en is bekendgemaakt op 17 oktober 2024.