ECLI:NL:RBAMS:2024:248

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
744515 / FA RK 24-222
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1971 in Mexico. De officier van justitie had op 2 januari 2024 een verzoek ingediend tot verlenging van de op 30 december 2023 opgelegde crisismaatregel. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 januari 2024 zijn de betrokkene, haar advocaat en twee artsen gehoord. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een ernstige crisissituatie, waarbij de betrokkene lijdt aan een psychose in het kader van een bipolaire stoornis. De rechtbank weigerde de gevraagde verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie, omdat de betrokkene voldoende bezwaar had gemaakt tegen deze zorgvorm en er geen acute levensgevaarlijke situatie was. De rechtbank concludeerde dat de wilsbekwaamheid van de betrokkene niet adequaat was beoordeeld, wat leidde tot de beslissing om de verplichte zorg in de vorm van ambulante zorg te verlenen. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel werd verleend voor een periode van drie weken, tot en met 25 januari 2024. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L. van der Heijden en is op 8 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 744515 / FA RK 24-22
kenmerk: VCM / IND / 126349
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 4 januari 2024naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] (Mexico),
wonende aan de [adres] ,
verblijvende bij GGZinGeest, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. K.A. Kieft.

1.Procesverloop

Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 2 januari 2024, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 30 december 2023 opgelegde crisismaatregel.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 januari 2024 bij GGZinGeest, locatie [locatie] . Hierbij zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw F. Uithol, arts;
- mevrouw B. Schotsman, arts.
De officier van justitie is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Anders dan betrokkene en haar advocaat bepleiten, is de rechtbank op basis van wat de onafhankelijk psychiater in de bij het verzoekschrift gevoegde medische verklaring d.d. 30 december 2023 heeft verklaard en de behandelaars ter zitting verklaren, er van overtuigd dat sprake is van een psychose in het kader van een manisch psychotische decompensatie in het kader van een bipolaire stoornis, danwel door opeenstapeling van psychosociale stressoren. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
De advocaat bepleit voorts afwijzing van het verzoek om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen, nu betrokkene bereid is om in de thuissituatie mee te werken aan nader onderzoek naar het vermoeden van een psychische stoornis. Betrokkene is ook bereid om in de thuissituatie medicatie in te nemen, zoals ze ook reeds in de accommodatie doet en zich aan de gemaakte afspraken te houden met haar behandelaars en zo nodig voor hen de deur open te doen of op hun verzoek op afspraak te verschijnen. Volgens de advocaat kan betrokkene zeker hulp gebruiken, maar rechtvaardigt dit geen opname op een crisisafdeling. Voorts verklaart betrokkene 100% plichtsgetrouw te zijn. Betrokkene wil in ieder geval niet langer opgenomen zijn en zeker niet op een high intensive care, zoals nu het geval is.
2.3.
De rechtbank is als volgt van oordeel. De Hoge Raad heeft onder meer in de uitspraak van
4 februari 2022 (ECLI:NL:HR:2022:123) overwogen dat de rechter de wilsbekwaamheid dient te beoordelen in het geval dat een betrokkene tijdens de procedure tot het verlenen van verplichte zorg een voldoende toegelicht bezwaar maakt tegen de voorgestelde verplichte zorg én zich geen situaties als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz voordoen.
2.4.
De rechtbank oordeelt allereerst dat met het verweer zoals hiervoor in rechtsoverweging 2.2. is weergegeven sprake is van een voldoende toegelicht bezwaar tegen de verzochte vormen van verplichte zorg die zien op een opname in de accommodatie. De rechtbank zal voorts moeten nagaan of zich één of meerdere situaties als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz, voordoen. Indien die zich niet voordoen, zal de wilsbekwaamheid van betrokkene aan de orde komen.
2.5.
Art. 2:1 lid 6 Wvggz bepaalt dat de wensen en voorkeuren van de betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg worden gehonoreerd, tenzij
de betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, of
acuut levensgevaar voor de betrokkene dreigt dan wel er een aanzienlijk risico voor een ander is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.6.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
  • ernstig lichamelijk letsel (voor betrokkene);
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
De arts heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat indien betrokkene terugkeert naar huis het meest gevreesd wordt voor ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Ook is de arts van mening dat betrokkene de wondjes op haar buik zelf heeft aangebracht en niet, zoals betrokkene stelt, zijn veroorzaakt door het uitdrijven van negatieve energie. Indien deze wondjes ontsteken of indien betrokkene meer van deze wondjes veroorzaakt, ontstaat mogelijk ernstig lichamelijk letsel voor zichzelf ten gevolge van infecties. Voorts blijkt uit de medische verklaring d.d. 30 december 2023 dat (mogelijk) sprake is van achterstallige betalingen en verbale agressie van betrokkene richting familie, waardoor de familie overbelast is geraakt. Ook zou betrokkene leven in een vervuilde woning en zou betrokkene veel zijn afgevallen. Betrokkene ontkent dat sprake is van schulden; zij heeft reeds betalingsregelingen getroffen en er zouden slechts twee vuilniszakken in haar woning hebben gestaan.
2.7.
Hoewel de rechtbank zich, evenals de behandelaars, wel degelijk zorgen maakt om betrokkene, blijkt uit het vorenstaande dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz. De rechter dient dan te beoordelen of betrokkene wilsbekwaam is. Hiertoe dient, indien daarover in de medische verklaring niet is gerapporteerd, een verklaring te worden gevraagd van een onafhankelijk arts of klinisch psycholoog waaruit blijkt of de betrokkene tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake in staat is.
2.8.
In de bij het verzoekschrift gevoegde medische verklaring d.d. 30 december 2023 is door de onafhankelijk psychiater geen verklaring opgenomen omtrent de wilsbekwaamheid van betrokkene. Uit de overgelegde stukken blijkt voorts dat de officier van justitie getracht heeft hierover een verklaring te verkrijgen. De onafhankelijk psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld bleek voor het bureau verplichte zorg niet bereikbaar, waarna na overleg met de geneesheer-directeur, contact is opgenomen met de behandelend psychiater. Vervolgens is als verklaring ten aanzien van de wilsbekwaamheid overgelegd een beslissing d.d. 31 december 2023 van de zorgverantwoordelijke tot het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in art. 8:9 Wvggz, waarin – voor zover van belang - ten aanzien van de wilsbekwaamheid in het verzet tegen de verplichte zorgvormen is geconcludeerd dat betrokkene wilsonbekwaam is.
2.9.
Uit het vorenstaande blijkt dat in de medische verklaring d.d. 30 december 2023 geen beoordeling ten aanzien van de wilsbekwaamheid is opgenomen alsook dat, bij het ontbreken daarvan, geen verklaring van een onafhankelijk arts of klinisch psycholoog is overgelegd. Dat is overgelegd de beslissing van de zorgverantwoordelijke bij het aanzeggen van verplichte zorg op grond van art. 8:9 Wvggz, waaruit blijkt dat betrokkene wilsonbekwaam is, doet daar niet aan af. Nu niet door de juiste persoon is beoordeeld of betrokkene wilsbekwaam is en de beslistermijn van art. 7:8 lid 3 Wvggz geen ruimte biedt om een beslissing op het verzoek van de officier van justitie in afwachting van een verklaring ten aanzien van de wilsbekwaamheid aan te houden, dient betrokkene er voor gehouden te worden tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake in staat te zijn. Dit heeft tot gevolg dat diens bezwaar tegen de verplichte zorg moet worden gehonoreerd.
2.10.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verplichte zorg in de vorm van ‘opnemen in een accommodatie’, ‘beperken van de bewegingsvrijheid’, ‘insluiten’ en ‘beperken van het recht op ontvangen van bezoek’ afwijzen. Dit betekent dat overblijft een ambulante machtiging waarbinnen betrokkene, zoals zij zelf ook stelt te willen, gehouden is om de medicatievoorschriften in de thuissituatie op te volgen en zich te houden aan afspraken met de behandelaars, die onder meer in kunnen houden dat betrokkene huisbezoeken toestaat of zich op verzoek van de behandelaars poliklinisch meldt.
2.11.
De rechtbank is van oordeel dat van de zorg die is genoemd in de crisismaatregel, de volgende vormen van zorg noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • het verrichten van medische controles en andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het houden aan afspraken met het ambulante behandelteam.
2.12.
Hoewel betrokkene haar medewerking tijdens de mondelinge behandeling heeft toegezegd, acht de rechtbank deze toezegging niet consistent. Om deze reden acht de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.13.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief
.Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.14.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] (Mexico), voor zover het de in rechtsoverweging 2.11. genoemde vormen van verplichte zorg betreft;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 januari 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 4 januari 2024 mondeling gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door J.M. Vos als griffier, en op 8 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.