ECLI:NL:RBAMS:2024:2461

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
13/034618-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak met betrekking tot voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Harju County Court in Estland. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1986, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 16 april 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op 1 maart 2022 door de Estlandse autoriteiten is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar en vijf maanden, met een proeftijd van anderhalf jaar. De opgeëiste persoon heeft zich echter niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan deze straf waren verbonden, waardoor er een strafrestant van negen maanden en 23 dagen resteert. De rechtbank oordeelt dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft de raadsman niet gevolgd in zijn standpunt dat er nog geen sprake zou zijn van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis. Ook heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen om te onderzoeken of de opgeëiste persoon een eerlijk proces in Estland zal krijgen. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan plaatsvinden, aangezien het EAB voldoet aan de wettelijke vereisten en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering ervan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/034618-24
Datum uitspraak: 30 april 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 27 februari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 januari 2024 door
the Harju County Courtin Estland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Estland) op [geboortedatum] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 april 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Russische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Estische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
arrest warrantvan 21 augustus 2023, van
the Harju County Courtin Estland
,court order No. 1-22-713.
Blijkens het EAB is de opgeëiste persoon op 1 maart 2022 door de
Pärnu County Court(Estland) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar en vijf maanden (
reference1-22-713), met een proeftijd van één jaar en zes maanden. Aan deze voorwaardelijke straf waren algemene en bijzondere voorwaarden verbonden. Dit vonnis is op 17 maart 2022 onherroepelijk geworden.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon zich niet aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Hierdoor is een strafrestant van negen maanden en 23 dagen voor tenuitvoerlegging vatbaar.
Uit aanvullende informatie van 5 maart 2023 en 14 maart 2024, afkomstig van de uitvaardigende justitiële autoriteit, is de rechtbank gebleken dat het aanhoudingsbevel ertoe strekt de opgeëiste persoon aanwezig te laten zijn bij de beoordeling door een rechter van de eventuele herroeping van genoemde voorwaardelijk opgelegde straf. Naar het oordeel van de rechtbank kan een dergelijke beslissing worden aangemerkt als 'een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing' als bedoeld in art. 2, tweede lid, onder c, van de Overleveringswet (OLW), die aan het EAB ten grondslag ligt. [4]
Gelet op het voorgaande kan de raadsman niet in zijn standpunt worden gevolgd dat nog geen sprake is van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis of een andere voor tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke beslissing en dat de overlevering daarom zou moeten worden geweigerd. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om, zoals door de raadsman verzocht, het onderzoek te heropenen om navraag te doen of te onderzoeken of de opgeëiste persoon bij de beoogde omzettingsprocedure in Estland wel een eerlijk proces zal krijgen. Nog daargelaten dat de rechtbank geen indicaties heeft dat hiervan geen sprake zal zijn, heeft de raadsman geen gevallen kunnen noemen waarin sprake zou zijn geweest van een oneerlijk proces in Estland en heeft de rechtbank ook overigens geen bewijzen dat een algemeen gevaar van een oneerlijk omzettingsproces bestaat.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
  • overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994;
  • overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8, 9 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Harju County Court(Estland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. P. Sloot en M.C. Danel, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 april 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.