ECLI:NL:RBAMS:2024:2444

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
13/333325-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag op zebrapad

Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 september 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed op zijn bromscooter en heeft een voetganger aangereden op een zebrapad in Amsterdam. De voetganger, die van links naar rechts overstak, liep als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een schedelbreuk en een hersenbloeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen door niet te stoppen voor de voetganger, ondanks dat hij deze had gezien. De verdachte had zijn rijbewijs pas kort teruggekregen na een eerdere invordering vanwege gevaarlijk rijgedrag. De officier van justitie had een taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar geëist. De rechtbank heeft deze straffen opgelegd, waarbij zij rekening heeft gehouden met de ernst van het letsel van de voetganger en het feit dat de verdachte een gewaarschuwd mens was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen onvoorzichtig, maar zeer onvoorzichtig had gehandeld, wat leidde tot de zware gevolgen van het ongeval.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Strafrecht
Parketnummer: 13/333325-22
Datum uitspraak: 2 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2004 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.H.W. van der Lee, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is (samengevat) primair ten laste gelegd dat hij op 15 september 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer] een schedelbreuk, een hersenbloeding, een gebroken heup en een gebroken bekken werd toegebracht (overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994).
Subsidiair is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt (overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994).
De volledige tenlastelegging staat in de bijlage bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals primair is ten laste gelegd, is vereist dat uit de bewijsmiddelen volgt dat bij de verdachte op zijn minst sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid en/of onachtzaamheid.
Voor de beantwoording van de vraag of de verdachte zodanig onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam is geweest dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Dit brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van deze bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. [1]
3.2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [2]
De verdachte rijdt op 15 september 2022 op een bromscooter in de Wijttenbachstraat in Amsterdam. [3] Hij komt uit de richting van de Linnaeusstraat en gaat in de richting van de Pontanusstraat. [4] De verdachte is een zogenoemd beginnend bestuurder; hij heeft op 1 augustus 2022 zijn rijbewijs gehaald. Op 28 augustus 2022 is zijn rijbewijs ingevorderd. [5] Op 6 september 2022 heeft de verdachte zijn rijbewijs teruggekregen. [6] Op de Wijttenbachstraat is ter hoogte van de kruising met de Dapperstraat een voetgangersoversteekplaats (zebrapad) gesitueerd. Bestuurders die deze voetgangersoversteekplaats naderen, worden hierop mede door middel van een (duidelijk zichtbaar) verkeersbord L02 uit bijlage 1 van het RVV 1990 geattendeerd. [7] Aldaar steekt [slachtoffer] de Wijttenbachstraat over, gezien vanuit de richting van de verdachte van links naar rechts. [8] De verdachte nadert op dat moment het zebrapad en rijdt dan naar eigen zeggen 40 à 45 kilometer per uur. Hij ziet [slachtoffer] , maar stopt niet voor hem en rijdt hem op het zebrapad aan. [9] [slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval een schedelbreuk, een hersenbloeding, een gebroken heup en een gebroken bekken opgelopen. [10]
3.3
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Volgens haar heeft de verdachte zich zeer onvoorzichtig gedragen ten gevolge waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
3.4
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat het primair tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard met dien verstande dat de verdachte zich niet zeer, maar aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen waardoor het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
3.5
Het oordeel van de rechtbank
Buiten kijf staat dat de verdachte zich onvoorzichtig heeft gedragen en hierdoor het verkeersongeval heeft veroorzaakt. Eveneens staat niet ter discussie dat het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen (een schedelbreuk, een hersenbloeding, een gebroken heup en een gebroken bekken), mede gelet op de combinatie van de breuken, de omstandigheid dat meerdere operaties nodig zijn geweest en hij moest revalideren, naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangeduid. De vraag is of de verdachte zich zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen.
Artikel 49 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) schrijft onder meer voor dat bestuurders voetgangers die op een voetgangersoversteekplaats oversteken of kennelijk op het punt staan dat te doen, moeten laten voorgaan. Deze regel is betrekkelijk eenvoudig; voetgangers die (willen gaan) oversteken bij een zebrapad hebben voorrang. Een bestuurder, zeker die van een gemotoriseerd voertuig, zou een zebrapad waarbij voetgangers in beeld zijn dan ook behoedzaam moeten benaderen.
Artikel 19 van het RVV 1990 houdt in dat de bestuurder in staat moet zijn zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. Dit betekent onder meer dat een bestuurder van een voertuig zijn snelheid aan de concrete omstandigheden moet aanpassen. Als een bestuurder een voetganger ziet die bij een zebrapad aan het oversteken is of gaat oversteken, moet hij op tijd (kunnen) stoppen voor die voetganger.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die dag een beetje haast had en dat hij weet dat een bestuurder voor een zebrapad moet stoppen als daar een voetganger oversteekt. Hij had echter verwacht dat het slachtoffer wel voor hem zou stoppen en zou wachten op de vluchtheuvel, omdat hij zelf niet zou oversteken als hij iemand met hoge snelheid ziet aankomen.
[getuige] , die het ongeval heeft zien gebeuren, heeft verklaard dat zij achter de scooter (de rechtbank begrijpt: de scooter van de verdachte) reed, zag dat de voetganger vanaf de Dapperstraat over het zebrapad naar de overkant van de Wijttenbachstraat liep en dat de scooterrijder geen snelheid minderde, al dacht dat het fout zou gaan en zag dat de scooterrijder vol tegen de voetganger aanreed. [11]
Deze getuigenverklaring komt overeen met wat de rechtbank op de camerabeelden heeft gezien; de verdachte komt in een rechte lijn aan rijden en rijdt onverminderd hard het zebrapad op waar hij [slachtoffer] , die daar aan het oversteken is, aanrijdt.
De Wijttenbachstraat is ter hoogte van de plaats van het ongeval een rechte, overzichtelijke weg. Het zebrapad ter hoogte van Dapperstraat waar de verdachte het slachtoffer heeft aangereden, is duidelijk zichtbaar. De verdachte wist dat daar een zebrapad ligt. Hij kwam met relatief hoge snelheid aanrijden. Er was voor de verdachte geen enkele reden om bij het naderen van het zebrapad, terwijl daar iemand bezig was over te steken, zo hard te (blijven) rijden.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen. Zij laat hierbij meewegen dat de verdachte zijn rijbewijs nog maar zes weken eerder had gehaald en dat hij zijn rijbewijs op het moment van het ongeval pas weer een week in zijn bezit had, nadat de politie het tweeënhalve week voor het ongeval had ingevorderd vanwege agressief en onveilig weggedrag van de verdachte; hij reed toen op zijn bromfiets in het zicht van een opvallende politieauto twee keer door rood licht waarbij een fietser zichzelf ternauwernood in veiligheid kon brengen. [12] Verdachte was dus een gewaarschuwd mens en had zich er des te meer bewust van moeten zijn dat hij de regels in acht dient te nemen, maar deed het tegendeel.
Er zijn geen factoren gesteld of gebleken die maken dat de verdachte, ondanks het voorgaande, geen verwijt kan worden gemaakt.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte op 15 september 2022 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een bromscooter, daarmede heeft gereden over de weg, de Wijttenbachstraat, zich zodanig, te weten zeer onvoorzichtig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een schedelbreuk, een hersenbloeding, een gebroken heup en een gebroken bekken, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Wijttenbachstraat, komende uit de richting van de Linnaeusstraat en gaande in de richting van de Pontanusstraat,
- terwijl verdachte beginnend bestuurder was en
- terwijl verdachte zijn rijbewijs korte tijd daarvoor had teruggekregen na een invordering,
verdachte is een op de Wijttenbachstraat gelegen voetgangersoversteekplaats genaderd, welke voetgangersoversteekplaats werd gemarkeerd door een in zijn, verdachtes, richting gekeerd verkeersbord (L2 van bijlage 1 van het RVV1990), en
verdachte heeft de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde bromscooter niet zodanig geregeld dat hij in staat was om voornoemde bromscooter tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en
verdachte heeft een voetganger, te weten [slachtoffer] , die zich op die voetgangersoversteekplaats bevond om de Wijttenbachstraat van links naar rechts over te steken, niet laten voorgaan en
verdachte is vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen die in de voetnoten staan vermeld.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van honderdzestig uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren (heeft) verricht dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van tachtig dagen, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van een jaar.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte een lagere taakstraf en een kortere ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd omdat geen sprake is van ernstige maar van aanmerkelijke schuld.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank legt de verdachte een taakstraf op van honderdzestig uren subsidiair tachtig dagen vervangende hechtenis en ontzegt hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van een jaar. Zij heeft daarbij in het bijzonder het volgende overwogen en laten meewegen.
De verdachte heeft op 15 september 2022 de toen 75-jarige [slachtoffer] met relatief hoge snelheid met zijn bromscooter aangereden op een zebrapad. [slachtoffer] heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De verdachte heeft zich zeer onvoorzichtig gedragen door in plaats van te stoppen te denken dat [slachtoffer] wel voor hem zou stoppen en onverminderd hard door te rijden. Een zebrapad vormt een onmisbaar element in looproutes van voetgangers. Vooral kwetsbare groepen voetgangers hebben behoefte aan veilige oversteekvoorzieningen. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat het overige verkeer voor hen stopt als zij daar (gaan) oversteken.
De verdachte was een gewaarschuwd mens. Hij had zijn rijbewijs nog maar een week terug nadat het eerder was ingevorderd omdat de verdachte zich had schuldig gemaakt aan het op soortgelijke wijze veroorzaken van gevaar op de weg. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht; de vertrekpunten die strafrechters hanteren bij het bepalen van straffen. Bij een bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994, en de vaststelling dat de verdachte ernstige schuld heeft aan het veroorzaken van het verkeersongeval als gevolg waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, wordt een taakstraf van honderdzestig uur met daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van een jaar als uitgangspunt genoemd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in het voordeel van de verdachte van de oriëntatiepunten af te wijken. De zaak is weliswaar al ruim anderhalf jaar oud, de verdachte is voor zover bekend in de tussentijd niet in aanraking gekomen met de politie en heeft op zitting zijn (oprecht overkomende) spijt betuigd over zijn rijgedrag, maar daar staat tegenover dat de verdachte kort nadat hij zijn rijbewijs had moeten inleveren vanwege het veroorzaken van gevaar op de weg zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar, met ernstige gevolgen voor het slachtoffer.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van
160 (honderdzestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren (heeft) verricht dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
80 (tachtig) dagen.
Ontzegt de verdachte voor
1 (één) jaarde bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en B.C. Langendoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2024.
[...]

Voetnoten

1.HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822.
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.De verklaring van de verdachte ter zitting van 18 april 2024.
4.Proces-verbaal Onderzoek plaats ongeval, pagina 27 van het dossier.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 36 van het dossier.
6.Het geschrift, zijnde een brief van 6 september 2022 van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie aan de verdachte waarin de verdachte wordt meegedeeld dat hij zijn rijbewijs terugkrijgt.
7.Proces-verbaal Onderzoek plaats ongeval, pagina 14 van het dossier.
8.De waarneming van de rechtbank op de camerabeelden en het proces-verbaal Onderzoek plaats ongeval, pagina 27 van het dossier.
9.De verklaring van de verdachte ter zitting van 18 april 2024.
10.Het geschrift, zijnde een letselverklaring uit het medisch dossier van [slachtoffer] , pagina 38 tot en met 39 en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 37 van het dossier.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 41 van het dossier.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 36 van het dossier.